Bart Cornand

Lee Konitz en zijn dreamteam gloeien op Live at Birdland.

Nee, altsaxo-fonist Lee Konitz was geen happy camper, die avond in de gangen van Jazz at Lincoln Center. Ik weet niet hoe u zou reageren wanneer u een cheque van 25.000 dollar zou krijgen, maar ik zou, de handen in de lendenen, de boerinnekesdans inzetten. Niet Konitz – al hangt die doorgaans graag de vrolijke Frans uit. Hij had net de Jazz Masters Award ontvangen, zowat de Pulitzer Prize van de sector, uit handen van de voorzitter van de National Endowment for the Arts. ‘Lee Konitz doesn’t have any licks, but he is a truly unique musician’, aldus de voorzitter in zijn huldebetoon.

Beeld zonder klank. Of toch een beetje ruis: grommend gemompel, ijsberend tussen kleedkamer en repetitieruimte. ‘I’m great. Too bad I don’t have any licks. U bent helemaal uit België gekomen voor een muzikant die geen licks heeft. Mijn verontschuldigingen. Weet u zeker dat u met mij wilt praten? Ik heb namelijk…’

Beetje onhandig van meneer de voorzitter, maar hij had wel een punt. Konitz kan natuurlijk heus wel een lick verzinnen, maar hij kíést ervoor om zijn solo’s er niet rond op te bouwen. Konitz is de koning van de geïmproviseerde melodie, en daar wordt hij al jaren om geroemd. Dus dat gemopper? Zo kon-ie wel weer. Put a sock in it, dacht ik. En dat deed hij. Letterlijk. Sinds enige tijd stopt Konitz, bekend om zijn lichte, heldere toon, een vod in de bel van zijn sax om overtonen te vermijden.

Hoe dat klinkt, kunt u op Live at Birdland horen, de registratie van Konitz’ concert in de New Yorkse club in december 2009. De band is een dreamteam: Brad Mehldau aan de piano, Charlie Haden op bas, en Paul Motian op drums. Met de eerste twee nam de saxofonist in de jaren negentig al twee platen op voor Blue Note: Alone Together en Another Shade of Blue; met Motian gaat hij terug tot de jaren vijftig. Het resultaat is lekker warm. Zes standards (Lover Man, Lullaby of Birdland, Solar, I Fall in Love too Easily, You Stepped out of a Dream en Oleo) worden gedemonteerd, gepolitoerd en weer in elkaar gezet – maar dan pas nadat de handleiding werd gebruikt om het haardvuur aan te maken. Lover Man opent met een lang, lijzig statement van Konitz, kort wuivend naar de originele melodie aan de einder (een Britse collega vergeleek de passage met de vermaledijde versie van Charlie Parker op Dial; weet hij veel, hij heeft vast geen licks). Pas daarna verwijst Mehldau met de linkerhand naar de bekende zanglijn. Die politiek wordt consequent aangehouden. Sterk werk van de pianist alom trouwens, Haden is meesterlijk in zijn spaarzaamheid, en Motian weet zijn cimbalenfetisj smaakvol te temperen. Live at Birdland is een plaat als een cheque van 25.000 dollar. U weet wat wij ter redactie aan het doen zijn.

LEE KONITZ/BRAD MEHLDAU/CHARLIE HADEN/PAUL MOTIAN, LIVE AT BIRDLAND, ECM.

Bart Cornand

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content