Dit is het eerste interactieve weekbladartikel. De lezer vertelt de journalist wat er gebeurd is.
Weekbladjournalisten klagen nooit. Ze hebben er, tussen ons gezegd en gezwegen, ook zelden reden toe. Waar de dagbladreporter of de radio- en televisieverslaggever dagelijks het vuur uit zijn sloffen moet lopen om alles te weten te komen, en door de steeds wurgender opvoering van het aantal pagina’s en uitzendingen niet meer weet waar zijn hoofd staat, neemt de weekbladjournalist rustig de tijd voor een ontbijt. Daarna neemt hij het werk van zijn collega’s met een kritische, soms begripvolle en soms misprijzende blik door. ’s Middags gaat hij uitgebreid lunchen, en maakt zich dan klaar om ’s avonds met een zweem van spot naar het werk van weer andere audiovisuele collega’s te kijken. Eén keer per week schrijft hij in zo moeilijk mogelijke bewoordingen wat al die anderen vóór hem al veel duidelijker hebben uitgelegd. Wij begrijpen niet op basis van welke criteria de Schepper de ene heeft voorbestemd voor de krant, en de andere voor een weekblad.
Maar, aan elke medaille is een keerzijde, en die valt het best te omschrijven met het mooie Nederlandse woord: ‘deadline’. De weekbladjournalist is, meer dan zijn dagbladcollega, gehandicapt door de deadline, de inleveringslimiet voor zijn artikel. Vooral in de sport is die fataal. Neem nu een blad als Knack, extreme voorbeelden zijn meestal het geschiktst om een probleem in zijn volle omvang te schetsen. Sportstukken die u op woensdag eventueel leest, zijn doorgaans op donderdag van de week voordien al binnengeleverd.
Dat is een eeuwigheid, in een domein waar zwart binnen de minuut kan veranderen in wit. En water in wijn. Wij hebben het al meeegemaakt dat een coach van wie wij de capaciteiten uitgebreid prezen, op het moment van verschijnen van het artikel wegens onbekwaamheid was ontslagen. Dat was dan wel een fameuze verkeerde inschatting, zo kan u nu opwerpen, maar in de sport hoeft dat niet eens zo te zijn. Voorspel niets, het heeft geen zin. Spreek u over niets uit, want de feiten die volgen geven u onmiddellijk ongelijk.
Bij een toernooi als Euro 2000, waar elke dag iets anders de aandacht opeist, is de deadline ronduit fataal. Neem de bedenkingen over het Italiaanse elftal in Knack van vorige week. Die zijn noodgedwongen (een verdiende vrije Pinkstermaandag in de drukkerij) gemaakt vóór er op Euro 2000 één trap tegen een bal was gegeven. Dus ook voor wij Italië-Turkije hadden gezien, wedstrijd die de indruk over het Italiaanse elftal toch weer grondig veranderde. De squadra die wij op de Heizel hebben zien spelen tegen België, of laten we liever zeggen ‘zien domineren’ want spelen heeft ze niet eens moeten doen, was weer de grote squadra uit de jaren tachtig. Die eergisteren waarschijnlijk van Zweden heeft verloren.
Ook deze week is de deadline voor uw arme verslaggever een ramp. Teksten moeten binnen uiterlijk op maandagmiddag, de Zweden en de Rode Duivels spelen om kwart voor negen. Met andere woorden: als u over deze letters walst, weet u alles wat wij niet weten. Waardoor het zonder meer tijdverlies is om verder te lezen. Wij weten niet eens of de Rode Duivels nog meedoen aan het toernooi. Daarom dat wij het aan u moeten vragen: hoeveel was het, maandagavond?
JEAN-MARIE GEDEELD DOOR TWEE
Maar voor u het ons verklapt, moet het ons even van het hart dat Robert Waseige stilaan de perfecte incarnatie van Guy Thys wordt. Al zou Thys zijn schadeclaim aan Johnnie Walker niet in geld maar in kisten hebben uitgedrukt. Met dat gedoe over Philippe Léonard of Nico Van Kerckhoven, deed Waseige exact hetzelfde als wat Thys zijn hele carrière lang heeft gedaan.
Laten we even teruggaan in de tijd, want over het heden weet u zo veel meer dan wij. Guy Thys volgde in 1976 Raymond Goethals op, die tien jaar lang met dezelfde ploeg had gespeeld. Niet alleen dezelfde kern, dezelfde elf. Tenzij er iemand met een gebroken been in het ziekenhuis lag. Maar dan nog raasde Raymond de dokters de oren van het hoofd om voor die ene dag het gips eraf te halen en de speler met steunverband of op krukken toch minstens één helft te laten meedoen.
Dat liep uiteindelijk fataal af met een zware nederlaag in Rotterdam, toen België in de kwartfinale van het EK ’76 werd uitgeschakeld door Nederland. Vijf-nul, een miniversie van de beruchte Feye-moord uit 1959, toen het 9-1 voor de Hollanders was. In de lente van ’76 was Christian Piot net voor de zoveelste keer aan zijn knie geopereerd, en was nauwelijks bij machte te zitten, laat staan te staan. Toch zette Goethals hem onder de lat, met de inmiddels legendarische quote: ‘Beter een halve Piot dan een hele Pfaff.’ De Pfaff in kwestie was Jean-Marie, de latere held van het vaderland. Goethals, die zelf keeper was geweest en van wie we dus mogen veronderstellen dat hij wist waarover hij sprak, heeft die uitspraak voor zo ver wij weten nooit teruggenomen.
Vijf-nul werd het. De Belgische verdediging, met op rechts de jonge Eric Gerets, werd compleet de vernieling in gespeeld door Rob Rensenbrink, die drie keer scoorde. Zullen we voor de aardigheid dat Nederlandse elftal van die dag eens opsommen? Schrijvers, Van Kraay, Suurbier, Rijsbergen, Krol, Neeskens, Van Hanegem, Willy Van de Kerkhof, Rep, Cruijff, Rensenbrink. Dat was marchandise nietwaar.
Goethals werd vervangen door Guy Thys, die de terugmatch tegen Nederland als eerste opdracht op zijn bord kreeg. Dat werd 1-2 verlies op de Heizel, met het debuut van Jean-Marie Pfaff die een van de mooiste doelpunten uit zijn carrière binnen kreeg: een draaibal vanuit de linkse hoek van het terrein boven en achter hem in het net. Was getekend: Johan Cruijff. En nu zullen wij iets oprakelen wat de meeste mensen vergeten zijn: de volgende vier matchen stond Piot opnieuw onder de lat. Daarna zakte hij weer door zijn knie en was het afgelopen.
HET GEHEIM VAN DE LINKSBACK
De eerste taak van Thys was om de oude garde van Goethals te vervangen. Het kostte hem vier jaar. Om het even wie zijn veters kon vastbinden, werd in die periode internationaal. Charly Jacobs van Sporting Charleroi was het uiterste, verder is Thys niet durven gaan. En ineens, op het EK ’80, stond het elftal er. De volgende twaalf jaar deed Thys als Goethals, en veranderde zijn selectie alleen als het echt niet anders kon.
Voor de journalisten was dat niet erg opwindend, er viel niets te schrijven. Maar daar had Thys, een meester in het samenspel met de pers, snel iets op gevonden: de linksachter! Zou het Renquin zijn, of Marc Baecke? Of misschien Gerard Plessers? Op de persconferentie weigerde Thys het geheim te ontsluieren, maar na afloop kneep hij bevriende journalisten (per krant één) eventjes in de arm, en fluisterde hen toe: ‘Vijfennegentig procent dat het Baecke wordt.’ En als het een Franstalige reporter was: ‘Probablement Renquin. Mais je n’ai rien dit.’ Op woensdag speelde Baecke een helft en Renquin een helft, en iedereen was tevreden.
Het is bijna een vorm van predestinatie, dat ook Robert Waseige de pers meer dan een week zoet heeft gehouden met de nijpende vraag: Van Kerckhoven of Léonard? Of wie weet Hendrikx? En dat, net als bij Thys, welgekomen lichte blessures ervoor zorgden dat er slechts een beperkt communautair protest kwam tegen de keuze van deze of gene. Liesblessure bij Léonard, die Waseige toeliet de Monegask zonder gezichtsverlies op de bank te posteren tegen Italië. En een hersenschudding voor Nico Van Kerckhoven. Als hij niet speelt tegen de Turken is het vanwege de naweeën van die klap, en kan de Vlaamse pers ermee leven. Als hij wel speelt is het omdat hij tegen Italië zijn kans niet heeft gehad, en daar kan de Franstalige pers het mee stellen.
Bondscoaches moeten in de eerste plaats diplomaten zijn, en geduld hebben met zogezegde knelpunten. Want meestal valt de oplossing vanzelf uit de lucht. Nilis of Strupar, nog zoiets. Een uur Strupar en een half uur Nilis, dat leek het beste om beiden tevreden te houden. De derde match draai je dat om. Als je de kaarten niet te vroeg op tafel legt, heb je veel kans dat een van beiden zichzelf aan de kant zet. De grote uitblinker van de Belgische ploeg is tot nu toe dan ook de coach. En, wij hebben het al gezegd: niet te geloven hoeveel geluk die mens heeft.
De rest van dit artikel is voor u. Wel, hoeveel was het, en wat vond Robert ervan?
Koen Meulenaere