Op 1 maart wordt in Gent Michael De Witte herdacht. Op 8 februari was het precies twintig jaar geleden dat de jonge dokter in El Salvador aan de kant van de guerrilla om het leven kwam. Het verhaal van een Vlaamse guerrillero die wou zijn zoals Che Guevara.
El Salvador kende Michael De Witte onder zijn oorlogsnaam: Sebastian. Op die achtste februari 1987 deden geruchten de ronde dat er een mortieraanval van het Salvadoraanse leger op til was. Dat was doorgaans geen probleem: de informatie waarover het leger beschikte, was niet precies genoeg om juist te mikken. Maar dokter De Witte was er niet gerust op. Hij vond dat zijn ziekenhuisje in de vallei toch te kwetsbaar was en trok met zijn mensen een heuvel op om te schuilen.
Ze zetten een tentje op onder een mangoboom en wachtten de aanval af. Het eerste schot was meteen raak. De granaat spatte uiteen op een tak, scherven troffen Michael De Witte in zijn buik en in zijn hoofd. Met hem stierven nog twee andere compañeros onder hetzelfde tentzeil. Hij werd de volgende ochtend al begraven. Vijf dagen later sloegen zijn mannen terug. Bij een vergeldingsactie kwamen tien soldaten om en werden drie geweren buitgemaakt. Ze droegen hun actie aan hem op.
Dokter Michael De Witte was op het moment van zijn dood op enkele maanden na vijf jaar in El Salvador – een landje in Midden-Amerika dat net iets groter is dan Vlaanderen. In zo ongeveer alle landen van Midden-Amerika waren in de jaren zeventig bevrijdingsbewegingen actief. De politieke macht en de hele economie waren in handen van enkele families van grootgrondbezitters. Die konden rekenen op de steun van de Verenigde Staten, die de landtong tussen Mexico en het Zuid-Amerikaanse continent als hun achtertuin beschouwden. Onder meer de belangen van de Amerikaanse fruitmultinationals moesten worden beschermd. Landen zoals Honduras, Guatemala en Nicaragua werden ‘bananenrepublieken’ genoemd. Het begrip werd spreekwoordelijk en dat zegt genoeg.
In 1979 bracht een bevrijdingsbeweging de dictatuur van Anastasio Somoza in Nicaragua ten val. In het buurlandje El Salvador grepen militairen de macht. In 1980 werd aartsbisschop Oscar Romero door rechtse doodseskaders in zijn kerk doodgeschoten. Hij werd een symbool.
De strijd van de arme campesino’s in Midden-Amerika sprak aan universiteiten in West-Europa tot de verbeelding. Het was ook de tijd van de bevrijdingstheologie, die jonge Vlaamse priesters zoals Serge Berten, Walter Voordeckers en Ward Capiau ertoe bracht om in Guatemala onder de boeren hun leven op het spel te zetten.
Michael De Witte was een telg uit een wel bijzonder kroostrijke Vlaamse familie – ze waren thuis met vijftien. Vader bekleedde een hoge functie bij Bekaert, maar thuis was engagement geen vreemd woord. Zijn broer Lodewijk is gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant. Jozef is directeur van het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding. Willem werkt in Limburg voor de socialistische vakbond en is betrokken bij de werking van de Partij van de Arbeid. Een zus, Roos, verdient haar brood bij het socialistische Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking.
Michael studeerde geneeskunde in Kortrijk en daarna in Leuven, en die keuze was bewust. De groepspraktijken van Geneeskunde voor het Volk, een initiatief van de Partij van de Arbeid, waren een lichtend voorbeeld. Hij leerde aan de universiteit zijn vriendin Karin Lievens kennen, die de journalistiek in wou en voor het Bevrijdingspersagentschap aan de slag ging.
‘U kunt zich de sfeer van toen nog nauwelijks voorstellen’, zegt ze vandaag. ‘Wij geloofden in de revolutie. Dat dingen konden veranderen. We hadden een groot rechtvaardigheidsgevoel. Na de Anjerrevolutie gingen we allemaal olijven plukken in Portugal. Door mijn werk bij het Bevrijdingspersagentschap leerden we mensen van bevrijdingsbewegingen kennen. We wilden in ieder geval naar de derde wereld. Michael wou er als dokter werken, ik wou van daaruit schrijven. We konden voor de Filipijnen kiezen, voor Palestina of voor Midden-Amerika. Door contacten met mensen van het Frente Farabundo Martí para la Liberación Nacional, het FMLN, werd het El Salvador. Veel mensen gingen naar Nicaragua, maar daar was de strijd voorbij. Wij wilden aan het proces zelf deelnemen, en ze konden daar wel een dokter gebruiken. Dat blijkt, denk ik, genoeg uit het dagboek van Michael, dat zijn broer Willem na zijn dood is gaan ophalen.’
5 juni 1983 – Selmin was er erg aan toe: een lelijke wonde aan het been, een arm verlamd en een hoofdwonde, waardoor hij wartaal uitsloeg. Het was een hele karwei om hem op het paard naar hier te brengen. Bijna de hele namiddag en avond aan hem gewerkt; granaatscherven uithalen, gruiskorreltjes van granaten verwijderen. Een secuur en zenuwslopend werk.
(…)
26 juni 1983 – Deze avond op de terugweg naar hier, viel er een rocket op tien meter van mij vandaan. Ik hoorde de overdonderende explosie en zag niets om me heen vanwege de stof- en rookwolken. Het is een wonder dat ik niet gewond raakte.
Weer eens een hongerdag. Geen tortilla’s, geen brood. Ons overtollige gewicht zijn we kwijt.
(Uit: ‘Dagboek uit El Salvador’ van Michael De Witte)
Maar dokter of niet, het FMLN sloot het koppel niet zomaar in de armen. Daarvoor was de kans dat de organisatie werd geïnfiltreerd te groot. Voor ze konden vertrekken, werden ze grondig gescreend en ondervraagd. Michael was er nochtans klaar voor. Hij volgde een opleiding aan het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen en liep stage in Rwanda, waar hij in abominabele omstandigheden leerde werken. Alleen thuis zweeg hij lang over zijn plannen. Officieel vertrokken Michael en Karin overigens naar Nicaragua, waar ze als vrijwilligers aan de slag zouden gaan. Zo konden ze zich in ieder geval een beetje indekken voor de sociale zekerheid, want van zoiets als een loon was er in El Salvador uiteraard geen sprake.
Hoe kwamen ze daar dan terecht? ‘Er was toen sprake van bevrijde gebieden in El Salvador, en het idee was dat we daar zouden gaan werken’, vertelt Karin Lievens. ‘We kregen een contactpunt in Nicaragua en daar werden we opgepikt. Alles was geregeld, we moesten ons alleen laten leiden. De eerste dag liepen we al direct in een hinderlaag. Bewijs dat we toch niet goed wisten waar we terechtkwamen: we hadden allebei een knalrode rugzak. De eerste confrontatie met de oorlog was zeer intens. We moesten rennen voor ons leven. Een paar jongens bleven achter om onze vlucht te beschermen en een van hen raakte zwaargewond. Michael moest meteen aan de slag, terwijl hij eigenlijk geen chirurg was. Omdat de dokters hem daar tijdens zijn stage aan zijn lot overlieten, had hij in Rwanda gelukkig een beetje leren opereren.’
Michael en Karin leerden snel dat er in het leven van een guerrillero weinig plaats is voor romantiek. Het was wennen aan het dieet van dikke, droge tortilla’s – voor zover die er al waren. De vlooien op hun lijf. Slapen met de kleren aan. Een bad in een frisse beek gaf een gevoel van grote luxe. Ze werden ook al vlug van elkaar gescheiden.
Karin Lievens: ‘Michael had een vaste kampplaats in de zuidelijke provincie Usulutan, in Tres Calles. Enkele tussenpozen niet te na gesproken, is hij daar ook de hele tijd gebleven. Ik ging voor het radiostation van het FMLN aan de slag, Radio Venceremos. Die werkte vanuit bevrijd gebied in de noordelijke provincie Morazan, tegen de grens met Nicaragua. Daar was het in eerste instantie behoorlijk rustig. Maar naarmate de oorlog vorderde, werd het meer een spel van kat en muis. Het leger ging in kleinere eenheden opereren en paste zelf ook guerrillatechnieken toe. Van dan af kon er op elk moment iets gebeuren. Alles wat je had, zat altijd in je rugzak – klaar om te vertrekken. Voor Michael was het nog anders. Zijn ziekenhuisje moest voortdurend worden verplaatst.’
‘Het was eerst de bedoeling dat hij maar enkele weken in Tres Calles zou blijven om er de gewonden op te lappen. Maar ze hadden daar geen dokter, er was geen ontkomen aan. We vroegen wel om overgeplaatst te worden, maar het duurde uiteindelijk anderhalf jaar voor ik even naar Tres Calles kon. Dat was ook niet evident. Als er bijvoorbeeld acties werden gepland, gingen er wel groepen heen en weer. Maar dat was een geforceerde mars van drie, vier dagen. Dag en nacht. Dat was geen gezondheidswandeling.’
‘Op een keer kruisten onze colonnes elkaar. De commandanten hadden toen wel zoveel begrip dat ze de colonnes een kwartier lieten stoppen, zodat we elkaar ten minste fatsoenlijk konden groeten. Ik had hem toen een paar maanden niet gezien en hij was er slecht aan toe. Parasieten en amoeben hadden hem erg verzwakt. Hij kon zelfs zijn eigen rugzak niet dragen. Dat was niet zo’n gelukkig weerzien.’
14 september 1983 – De hele dag op een bergflank gezeten, gewonden verzorgd en met Karin gepraat. Het was alweer een jaar geleden dat ik nog eens ronduit kon praten (…) en nu we begonnen zijn, voel ik dat we nog dagen nodig hebben om alles bij te praten.
Ondertussen is er een invasie aan de gang: voortdurend trachten vliegtuigen ons te lokaliseren, om de twee uur is er mortiervuur.
(Uit: ‘Dagboek uit El Salvador’ van Michael De Witte)
Michael had in Tres Calles ondertussen wel de handen vol. Hij moest er zonder veel materiaal aan de slag. Zonder instrumenten om nog maar bloedgroepen te bepalen. Het gebeurde dat hij zijn eigen bloed gebruikte om een transfusie toe te dienen of dat hij eerst maden uit een wonde moest halen voor hij kon beginnen opereren. Maar hij bekwaamde zich snel en won het vertrouwen van de compa’s. Die getuigden achteraf hoe belangrijk het voor hen was te weten dat er een goede dokter in de buurt was als ze gingen vechten. Sebastian zou hen wel weer oplappen.
Afgezien daarvan leidde hij in zijn kamp ook gezondheidsmedewerkers op, brigadistas de salud, die in de ziekenhuisjes hielpen en op plekken waar geen dokter was. Hij schreef voor hen schriftjes vol met regels voor basisgezondheidszorg en eenvoudige medische technieken om zich in geval van nood uit de slag te kunnen trekken.
Michael wou wel naar Morazan, naar Karin, maar zijn broers Jozef en Willem beschrijven hem vandaag nog als een zeer gedisciplineerde man: de zaak was groter dan hij. In tegenstelling tot in Tres Calles waren er in Morazan ook andere chirurgen. Daar was hij niet echt nodig. Hij was nuttiger waar hij was.
Het contact met België bleef de hele tijd zeer beperkt. De familie ontving wel een paar brieven en een deel van zijn dagboek, maar de oorlog maakte een regelmatige correspondentie onmogelijk. De familie De Witte moest ook leren dat een grote verjaardags-kaart, bijvoorbeeld, niet door de geëigende kanalen raakte. Alleen kleine briefjes die goed konden worden geplooid en weggestopt, maakten kans om ook terecht te komen.
De Witte klaagde in zijn dagboek vaak over het geestelijke isolement in zijn ziekenboeg in het eenzame Tres Calles. Hoeveel sympathie hij ook voor hen had, met de eenvoudige compa’s was voor hem geen goed gesprek mogelijk. Karin Lievens: ‘U moet zich dat ook voorstellen. Het was de buitenlanders zelfs niet toegestaan om een dorp te bezoeken. Alle blanken in het land werden afgeschilderd als Russische spionnen. Er bestaan daarom ook nauwelijks foto’s van Michael of van mij in El Salvador. Die konden namelijk altijd tegen de beweging worden gebruikt. Zeker waar Michael zat, was de afzondering totaal. Er waren geen kranten. Wie een radiootje had, kon af en toe naar de BBC luisteren of misschien naar Radio Vlaanderen Internationaal. Zelfs een commandant zoals Carmelo was eigenlijk een eenvoudige man. Die had zichzelf wel opgewerkt en geschoold, maar de culturele kloof bleef groot.’
‘In Morazan was de situatie anders. Daar waren verschillende internacionalistas, een Mexicaanse dokter, een Franse verpleegster. Dat waren dikwijls mensen die voor Artsen zonder Grenzen in vluchtelingenkampen hadden gewerkt en die iets meer wilden doen. Dokter Rita Vanobberghen was er zo een… In Morazan kwam ook de Vlaamse priester Roger Ponseele geregeld langs. Hij bracht me met mijn verjaardag een gekookt ei uit het dorp. Dat was zo een grote luxe – alsof je hier een juweel zou krijgen.’
‘Nadat Rita Vanobberghen in 1985 gewond raakte, schreef Michael in zijn dagboek dat hij had gehoord dat een Belgische dokter in El Salvador was neergeschoten’, vertelt Willem De Witte. ‘Hij kende haar helemaal niet. Rita zat bij een andere guerrillagroep en de verschillende groepen hadden maar sporadisch contact met elkaar. Hij heeft wel een keer een operatie gedaan samen met Marc Ingelbrecht. Marc was al een jaar langer dan Michael en Karin in het land.’
19 oktober 1984 – De operatie van Ricardo uitgevoerd. Eerst twee zakjes bloed gegeven, waaronder weer eens van mij. De operatie verliep zonder veel problemen, maar ik ben nog steeds niet vlug genoeg in het afbinden van bloedvaten. De structuren erkennen verliep vlotter dan ik verwacht had: de spiergroepen, de beenderen, de bloedvaten en de zenuwen. Toch ben ik er bijna van overtuigd dat de wonde zal etteren, omdat hij al etter had, omdat de operatie niet steriel genoeg verliep en omdat hij koortsaanvallen vertoonde.
(Uit: ‘Dagboek uit El Salvador’ van Michael De Witte)
De afspraak was dat ze twee jaar in El Salvador zouden blijven. Geleidelijk besliste Michael dat hij niet zo snel terugkon. Toen Karin in 1985 voor enkele maanden naar België terugkeerde om een boek te schrijven dat over de strijd van het Salvadoraanse volk wou vertellen, bleef hij bij zijn compa’s en brigadistas. Willem De Witte: ‘Hij had geregeld contact met mensen van het Rode Kruis, die medicijnen brachten en af en toe een krant of een tijdschrift. Op een bepaald ogenblik gaf hij iemand van het Rode Kruis zijn politieke testament mee, een aantal bladzijden uit zijn dagboek. Dat is via Zwitserland bij mij beland.’
De familie in België bleef hopen dat Michael zou terugkomen, maar het geloof in de revolutie was te groot. Hij ging uit van het idee dat de oorlog zoals in Cuba en Nicaragua na enkele jaren afgelopen zou zijn. Hij wou de eindoverwinning meemaken. ‘Wij zaten thuis ook allemaal op dat eindoffensief te wachten’, herinnert Jozef De Witte zich. ‘Het geloof was sterk dat het einde nabij was, en dat was ook niet per definitie uitgesloten.’
Dat het niet zo snel voor elkaar kwam, had ook te maken met de inval in Nicaragua van de door de Verenigde Staten betaalde Contrarebellen. Washington had zich tijdens de revolutie niet met Nicaragua bemoeid. Het wou die fout recht zetten, en tegelijk voorkomen dat het met El Salvador dezelfde kant opging. President Ronald Reagan verklaarde arme landjes zoals Nicaragua en El Salvador van levensbelang voor Amerika. De revolutie moest worden gestopt.
Karin Lievens: ‘Ik mag het nu vertellen, want het is toch allemaal voorbij. Ik werkte in 1986, 1987 in Nicaragua voor een afdeling van Radio Venceremos. We waren een soort van reservezender. Als het station in Morazan niet kon uitzenden omdat het leger te dicht in de buurt kwam, sprongen wij in. Daar hoorde ik ook dat Michael om het leven was gekomen.’
Een jaar later reisde Willem De Witte naar El Salvador om het lijk van zijn broer op te halen. Dat was vooral voor moeder De Witte van belang. Op hulp van de Belgische minister van Buitenlandse Zaken, Leo Tindemans (CVP), hoefde hij niet te rekenen. De Belgische ambassade ter plaatse werkte regelrecht tegen – tot Willem ermee dreigde om de kardinaal en de media in te schakelen. Hij kreeg toen ook de dagboeken van Michael mee, die door compa’s in een plastic zak waren gestopt en begraven. Een paar van die grijze schriftjes zijn nu te zien in het museum van de revolutie in San Salvador.
Michael De Witte was geleidelijk zelf een geharde en ervaren guerrillero geworden. Hoe meer hij zich met de strijd van de Salvadoranen identificeerde, hoe minder er in zijn dagboek sprake is van een terugkeer naar België. Hoe meer hij ook besefte dat de kans bestond dat hij de oorlog niet zou overleven. Maar hij voelde zich soms ook gefrustreerd door de technische rol die hij speelde, weet Jozef De Witte nog. Hij had de ambitie om zich ook met het politieke werk bezig te houden. Hij wou meer zijn dan een dokter, hij wou mee nadenken.
Willem De Witte: ‘Hoe werkt zo’n bevrijdingsbeweging? Gaat ze de goede richting uit? Michael heeft altijd over politiek nagedacht. Commandante Carmelo vertelde me dat Michael hem het Communistisch Manifest en het dialectisch materialisme verklaarde. Wat ook heeft meegespeeld: het voorbeeld van Cuba, van Che Guevara. Hij wou zijn zoals Che Guevara.’
8 augustus 1985 – Kort briefje naar Karin gestuurd: ‘Bekommer je niet om mij, bekommer je er niet om mij terug te zien; bekommer je er niet om mij eventueel nooit meer terug te zien… maar bekommer je om de anti-imperialistische strijd en de opbouw van het socialisme, als hogere en rechtvaardiger maatschappijvorm, op elk moment van je leven. Dat de anti-imperialistische strijd je volledige leven is, je dood is en doorleeft na je dood (…).
Als ik ooit sterf, is dit mijn testament voor haar en alle vrienden.
(…)
17 november 1986 – Ik mag mezelf nu ook bij de gewonden rekenen. Op 11 november trapte ik op een mijn. Het is een wonder dat ik er niet in bleef of een been verloor. Ik kwam er vanaf met een doof oor en enkele scherven in mijn been. Het is duidelijk dat de mijn slecht gericht was. Gelukkig voor mij.
(Uit: ‘Dagboek uit El Salvador’ van Michael De Witte)
Eind jaren tachtig wordt er ook in El Salvador af en aan tussen regering en guerrilla onderhandeld. Een vredesakkoord voorziet in vrije verkiezingen. Het resultaat daarvan is dat het FMLN nu de tweede sterkste partij is in het parlement. De rechtse Arenapartij bestuurt nog altijd, maar in enkele grote steden moet ze de voormalige guerrilla laten voorgaan. Het duurt uiteindelijk tot 1992 voor Karin Lievens zonder gevaar naar El Salvador kan reizen. Ze keert uiteindelijk pas in 1995 naar België terug.
Maar heeft het uiteindelijk allemaal zin gehad?
Karin Lievens: ‘Daar heb ik geen moment aan getwijfeld, en Michael ook niet. Maar de oligarchie is in El Salvador nog altijd aan de macht. Het systeem is er nooit dooreengeschud, zoals dat in Nicaragua wel is gebeurd.’
Willem De Witte: ‘Toen ik in 2002 in El Salvador was, hielden mensen van het FMLN mij voor dat er een verschil is met vroeger. De honger en de ongelijkheid, de economische onderdrukking, waren belangrijk. Maar de onmenselijke repressie was toch wel de belangrijkste reden voor de mensen om zich te verzetten. Om revolutie te maken in een landje zo groot als Vlaanderen moet je echt de steun hebben van het grootste deel van de bevolking. Het vredesakkoord heeft dus economisch misschien weinig veranderd, maar politiek is het een ander land, zegt het FMLN vandaag. En dat heeft de revolutie toch bereikt.’
‘Wat ik denk? Is het in El Salvador niet beter geworden, dan is het in landen zoals Venezuela, Bolivia en Ecuador wél het geval. Daar wordt de droom van Michael, van Che, werkelijkheid.’
‘HERDENKING DR. MICHAEL DE WITTE’. 1 MAART, NEMRODZAAL VAN DE ARTEVELDEHOGESCHOOL, GOUDSTRAAT 37, GENT. GETUIGENISSEN EN MUZIEK VANAF 19.30 UUR. www.michaeldewitte.be. MICHAEL DE WITTE. ‘DAGBOEK UIT EL SALVADOR’. EPO, 1989. www.epo.be. KARIN LIEVENS. ‘DE VIJFDE ETAGE VAN DE VREUGDE’. EPO, 1986 (OVER DE DRIE JAAR DIE ZE BIJ HET FMLN DOORBRACHT).
DOOR HUBERT VAN HUMBEECK