Knack liep één olympische dag in de voetsporen van Jacques Rogge, de voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité.

De dag begint vroeg in het olympisch dorp. De klok wijst nog vijf uur aan als de eerste atleten uit hun appartementjes komen gestapt. Maar de bussen die voortdurend van en naar het dorp rijden, blijven meestal nog akelig leeg. In de perszaal van het Main Press Center (MPC), het zenuwcentrum van de journalistieke activiteit op deze Spelen, zitten we helemaal alleen in een zaal van achthonderd plaatsen. Het wordt zes uur, en onder een inktzwarte hemel ontwaakt mondjesmaat de rest van Athene. Ook in kamer 26, die met de Belgische sticker in het compound van het Internationaal Olympisch Comité (IOC), zoemt een wekker. Op het atletenkamertje waar IOC-voorzitter Jacques Rogge de komende twee weken acht van de tien nachten zal doorbrengen, begint op dit eigenste moment dag drie van de eerste Olympische Spelen onder zijn bewind.

Zondag, 7.59 uur. Eén minuut vroeger dan gepland, stapt Jacques Rogge met een gezonde blos op de wangen uit zijn Hyundai-monovolume op de oprijlaan van het Atheense Hilton-hotel. Het Hilton is dezer dagen een versterkte burcht. Rogge wandelt minzaam groetend langs de controles, wij moeten tot drie keer toe ons paspoort bovenhalen én een volledige bodycheck ondergaan. Halfweg de inkomhal lopen we voor het eerst Sergei Bubka tegen het lijf. De ooit zo stuurse polsstokspringer glimlacht breed in zijn spierwitte pak, hij is nu industrieel én lid van de eminente atletenclub van het IOC geworden. Hij is ook een pupil, bekent Rogge: ‘Vanmiddag gaan we op bezoek bij de Oekraïense ambassade’, zegt de voorzitter, ‘omdat hij me dat heeft gevraagd’.

Nog een pupil van Rogge: Sébastien Godefroid, net als hij een Finn-zeiler. Boven een copieus ontbijt monstert de voorzitter Sebbes resultaten. Zijn gezicht kijkt sip: Godefroid lijkt na twee slechte manches nu al zijn kansen te hebben verkeken om volgend weekend een medaille uit de handen van de IOC-voorzitter te ontvangen. Een beetje ontmoedigd neemt Rogge zijn eigen dagprogramma ter hand. Tien afspraken, een paar transfers, een bezoek aan het judo en aan de schermhal tegen de avond. ‘Een kalme dag’, vindt Rogge. ‘Na twee weken algemene vergadering is het moeilijkste achter de rug’, denkt Christophe De Kepper, Rogges Belgische kabinetsdirecteur – niet toevallig een man met ervaring bij de Europese Gemeenschap én als politiek lobbyist. Maar beide mannen komen bedrogen uit. Als de Fransman Patrick Schamasch het kantoor binnenwandelt, veranderen plots de toon en het volume van het gesprek. Schamasch is de medisch directeur van het IOC, de man die de argumenten aanreikt voor de hoorzitting tegen Konstantinos Kenteris en Katharina Thanou, de twee Griekse sprinters die vorige week donderdag al voor de derde keer een dopingcontrole misten. De hoorzitting is intussen uitgesteld tot woensdag, maar in de wandelgangen van het Hilton lijkt er alvast weinig twijfel te bestaan over het lot van de twee atleten: ‘Zelfs de Grieken geloven hun uitvluchten niet meer’, zucht een IOC-medewerker bits. ‘Ik ben er zeker van dat ze zullen hangen.’

De organisator

De klok slaat half negen als de eerste gasten van de voorzitter over de mezzanine binnenwandelen. Ze krijgen Jacques Rogge in zijn eerste gedaante te zien: die van de organisator. Hij verschijnt in de Santorini-zaal van het Hilton in trainingspak en met hetzelfde T-shirt waarin 45.000 vrijwilligers zich elke dag de ziel uit het lijf zweten. Tegenover hem: Gianna Angelopoulos ( zie ook pag. 92) en het kruim van haar organisatiecomité van de Spelen in Athene (ATHOC). Delegaties van Turijn 2006, Peking 2008 en Vancouver 2010 schuiven bij voor de vergadering – het is nooit te vroeg om van andermans fouten te leren. De besloten coördinatievergadering is echter niet voor onze oren bestemd. We verzuipen ons verdriet in de designtoiletten met hun matglazen deuren en hun postmoderne wastafels. En meteen valt ons op hoe zelfs hier de veiligheidscamera’s onophoudelijk zoemen.

De vergadering loopt op zijn einde even over tienen. We zien de arendsblik van Bill immers plots een beetje vernauwen. Bill is een van Rogges vier vaste bewakingsagenten in Athene: een Griek in spierwet pak met steeds de obligate zonnebril en gel in de haren. Hij volgt de voorzitter als een schaduw; hij sláápt zelfs in zijn buurt. Maar nu hoeft Bill zich geen zorgen te maken: vanuit de deuropening kijkt Rogge ons al zichtbaar tevreden aan. ‘Uiteraard is het te vroeg om de balans op te maken, maar tot op vandaag hebben de Grieken alles gebracht wat ze beloofd hadden’, zegt hij. ‘Ik heb er nooit aan getwijfeld. Ik had namelijk een studie over de werken besteld bij een onafhankelijk ingenieursbureau in Zwitserland. Het wordt moeilijk, zeiden die, maar als ze de klok rond werken, halen de Grieken het nog net. Die dag wíst ik dat het hen zou lukken.’ Zijn woorden deinen uit, want Rogge heeft alweer de deur achter zich dichtgetrokken.

Wanneer we hem terugzien, heeft de voorzitter zijn trainingspak geruild voor het tweedelige pak dat hij bij het binnenkomen van het hotel nog over zijn arm had gedrapeerd in een witte beschermhoes met de olympische ringen. Jacques Rogge, de organisator, is in een oogwenk Jacques Rogge, de pr-man geworden. Vier piekfijn uitgedoste Amerikanen wachten hem op aan de deur van zijn kantoor: toplui van Anheuser-Busch, een dinosaurus uit het brouwerijwezen en topsponsor van de Olympische Spelen in Peking in 2008. Door de kier in de deur stijgen enkele luide lachsalvo’s op. Tien minuten later wandelt de groep buiten met een replica van de olympische toorts. Een kleine attentie in ruil voor een sponsorcontract van vele miljoenen dollars. Volgende bezoekers op Rogges agenda: een Japanse voetbalploeg in kraaknette smoking. Het zijn vertegenwoordigers van Dentsu, het Japanse marketingbureau dat voor het IOC onder meer de contacten met het Japanse Olympisch Comité en de Aziatische sponsors verzorgt. Een cashkoe dus: de totale sponsorinkomsten van het IOC zijn voor de periode 2004-2008 goed voor 866 miljoen dollar. Alleen de tv-rechten dragen meer bij aan het budget: het contract met NBC is 2,1 miljard dollar waard, de verbintenis die tien dagen geleden met de European Broadcasting Union (EBU) getekend werd 614 miljoen. Daarbovenop rekent het IOC nog op een half miljard dollar uit Aziatische televisierechten.

Geld, politiek en een beetje sport

Maar over zaken heeft Rogge het met de mensen van Dentsu niet gehad. ‘Dit was geen werkvergadering, maar een informele plichtpleging’, verzekert hij, terwijl hij zich na het korte gesprek welwillend tot een lange fotosessie met de Japanners leent. Even maar, want tegen vijf voor half elf staat er weer een ongeduldige medewerkster voor de deur te schuifelen. In de hal wacht Jean-Claude Killy, gewezen topskiër en ex-organisator van de Winterspelen in Albertville van 1992, met de mensen van TOROC, het organisatiecomité van de Spelen in Turijn. Rogge werkt de vergadering op een drafje af, want het is stilaan tijd voor de volgende gast, en de derde gedaante van de voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité.

De klok wijst 11 uur aan als een ongenode gast het kantoortje van Rogges staf binnenstapt. We herkennen meteen de ietwat kalende man in C&A-broek en Kreymborg-hemd: het is Albert Frère, wellicht Belgiës rijkste dollarmiljardair. Voor gewone stervelingen is de man nog moeilijker bereikbaar dan onze koning. Maar zondag zat hij naast Rogge in de vip-zetels toen Axel Merckx de eerste Belgische medaille van deze Spelen binnenhaalde. ‘Albert Frère is een trouwe sponsor van het Belgisch Olympisch Interfederaal Comité (BOIC)’, legt Rogge uit. ‘Hij is met onder andere gewezen VBO-voorzitter Tony Vandeputte, Ter Beke-topman Luc De Bruyckere en Bekaert-baas Paul Buysse naar Athene overgevlogen als gast van de Belgische olympische ploeg.’ Maar Belgiës bekendste olympische Belg heeft vandaag ijskoud geen tijd voor Frère, want er staat een veel belangrijkere gast voor de deur. De boomlange man in het vaalbruine pak is Neville Isdell, de nieuwe gedelegeerd bestuurder van Coca-Cola, een van de elf sponsors van het olympische TOP-programma. Isdells Coca-Cola is voor het IOC een slordige 65 miljoen dollar voor vier jaar waard, voor driekwart uitbetaald in keiharde cash. De IOC-voorzitter die bij hem staat, heeft zich van uithangbord tot multinationale zakenman omgevormd.

De onderhandelingen over de jongste contracten voerde Rogge altijd met Doug Daft, de vorige baas van The Coca Cola Company. Maar Rogge kent Isdell wel – vóór zijn inmiddels opgeschorte pensioen was de opgeschoten ex-directeur al een van de toplui van het frisdrankenimperium. Bovendien delen de twee een gemeenschappelijke passie weet Rogge: de Coca-Colabaas is een gewezen rugby-international van Ierland. En Rogge is, zoals bekend, een fervent rugbyliefhebber. Isdell staat voor een uur ingeschreven in Rogges agenda, om te praten over het sponsorcontract voor de Spelen van 2010 en 2012. Wellicht wordt de prijs het voornaamste struikelblok: in de voorbije vier jaar is die met bijna een derde gestegen. Wellicht zien de sponsors voor het volgende programma liever een iets mildere indexering doorgevoerd. Rogge kijkt bij het buitenkomen misschien nog een tikkeltje bezorgd, maar Isdell stelt hem meteen gerust. ‘We zijn de olympische beweging erg toegewijd’, fluistert de topindustrieel hem bij het afscheid in het oor.

Het is 13 uur als de voorzitter in zijn kantoor de televisie aanknipt. Op zoek naar het judo – en naar een glimp van Ilse Heylen, die op dat ogenblik de herkansingen in de categorie -52 kilogram vecht. Tijdens het zappen slaat hij een signataire open. ‘Ik zal hem u niet voorlezen’, zucht hij boven een brief die overduidelijk het label ‘confidentieel’ draagt, ‘maar deze brief gaat over een nieuw dopinggeval.’ Patrick Schamasch zal zijn voorzitter later op de dag briefen dat het geval bij de therapeutische uitzonderingen hoort. Met andere woorden: de betrapte atleet had een doktersbriefje voor dat specifiek verboden product. Rogge zucht tevreden. ‘Het is het zoveelste bewijs dat onze dopingbestrijding wérkt’, vindt hij. ‘Ik ben er zeker van dat we méér positieve gevallen zullen hebben dan vroeger tijdens de Olympische Spelen. Ik vind dat geen smet op de Spelen, integendeel: elke atleet die betrapt wordt, is een overwinning voor de sport.’ Rogge: ‘Eigenlijk hebben we de zaak met de Grieken zelf uitgelokt toen we besloten om vijftig procent méér controles dan in Sydney uit te voeren.’

We zijn een half uur en een lichte lunch later, en er begint een gestommel van discrete veiligheidstroepen op de mezzanine van het Hilton. Bovenaan de trap verschijnt plots het hoofd van Horst Köhler, zijn haren in de vier windstreken. Enter Rogge, de politicus. Köhler is amper zes weken benoemd als president van Duitsland, het is dus zijn allereerste ontmoeting met de IOC-voorzitter. De voorbije dagen kwamen onder anderen ook al de Britse premier Tony Blair voorbij, en de Thaise vice-premier. ‘Iedereen ís hier toch, de gelegenheid is ideaal om af te spreken’, zegt Rogge. Om élf over twee – met een minuut vertraging, want Rogge wilde eerst de herkansing van Ilse Heylen live op de televisie volgen – draait het presidentiële minibusje de oprijlaan van het Hilton af. Met een indrukwekkend escorte: bereden politie én een security-wagen voor én achter. Rogge interpelleert heel even zijn vaste chauffeur. ‘Is dit Psychiko, Petros? Ik meen mij de buurt te herinneren waarin Gianna Angelopoulos een villa betrekt.’ Petros knikt. Na die lange lijdensweg richting Spelen begint Rogge Athene stilaan als zijn binnenzak te kennen.

De karavaan houdt halt voor de deur van de Oekraïense ambassade. We staan er oog in oog met, alweer, Sergei Bubka en met Viktor Yanukovich, de eerste minister van de republiek. Na een blitzfeestje inclusief speech en balalaikabandje heffen Rogge en Yanukovich het glas. Maar Rogge drinkt niet: alcohol rijmt niet met een drukke voorzittersagenda. Of hij zich op dit slag ontmoetingen voorbereidt?, vragen we in de auto. ‘Enkel voor staatsbezoeken in het buitenland’, zegt hij. ‘Dan lees ik op het vliegtuig een dossier over de geschiedenis, de politiek en de economie van het land. Eventueel met fotootjes van de mensen die ik zal ontmoeten. Wie, zoals ik, zesduizend mensen per jaar ontvangt, plakt namelijk niet altijd even gemakkelijk een naam op een gezicht.’ Over sport staat er niets in de dossiers. Rogge, beslist: ‘Dát zit allemaal in mijn hoofd.’

Het is drie uur als het IOC-busje stopt voor het Divani Caravel, tijdens de Spelen het tweede IOC-hotel in Athene. Op de benedenverdieping vindt een receptie plaats van Ilham Aliev, de voorzitter van het Olympisch Comité van Azerbeidzjan. Aliev is ook president van de republiek en regeert als een despoot over de gewezen Sovjetstaat. Rogge trekt zich daar echter niets van aan. ‘Zolang mensen Griekenland binnen mogen en zolang Interpol hen niet zoekt, wil ik altijd met hen over sport spreken’, zegt de voorzitter. Toch is Bill er niet gerust op. Als tot twee keer toe het licht uitvalt in de feestzaal van het Caravel, uitgerekend wanneer Rogge net staat te praten met de Russische vice-IOC-voorzitter Vitaly Smirnov, ere-IOC-lid Juan Antonio Samaranch en voorzitter Mario Pescante van het Europees Olympisch Comité, komt hij meteen in actie: Rogge buiten, wij in de minibus en weg richting Hilton.

De ideale wereld

Dertig seconden later rijden we alweer op een olympic lane. Naar een competitie deze keer. ‘Eindelijk’, mijmert Rogge. ‘In een ideale wereld zou ik enkel naar sport moeten kijken. Nu is het ook mijn taak om de instelling te vertegenwoordigen en uit te dragen.’ De voorzitter heeft de sport niet lukraak gekozen: we trekken naar de bronzen kamp van Ilse Heylen. De agenda toont waar Rogges échte prioriteiten liggen: voor een bezoekje aan het judo heeft hij anderhalf uur uitgetrokken. Onderweg klingelt de hypermoderne Samsung van de hoofdsponsor. Guido De Bondt aan de lijn, de secretaris-generaal van het BOIC. ‘Geen kater, Guido?’, grapt Rogge, refererend naar het feestje in het Atheense Titania-hotel dat de medaille van Axel Merckx moest vieren. ‘Ik heb Xavier Malisse gisterenavond nog gezien in de massageruimte’, zegt Rogge. ‘We zeiden nog tegen elkaar dat er ambiance was in het olympisch dorp.’ Oeps. Xavier Malisse speelde uitgerekend op dat ogenblik zijn openingswedstrijd in het enkelspel van de Spelen – hij zal in zijn eerste ronde kansloos onderuit gaan tegen de Rus Mikhail Youzhny, en later op de avond ook samen met Olivier Rochus verliezen in de mannendubbel tegen het Franse favorietenduo Michael Llodra û Fabrice Santoro.

Aan de vip-ingang van het judo staat de Koreaan Yong Sung Park, de voorzitter van de Internationale Judofederatie (IJF), Rogge op te wachten. Hij wenkt Rogge meteen tot bij de jurytafel. De twee beginnen er een geanimeerde discussie. ‘Een bezoek aan een competitie is een nuttige tijdsbesteding’, zegt Rogge, ‘al schaadt het mijn plezier in de sport. Maar het is de perfecte plek om over concrete verbeteringen in de competities te praten – reglementen, de bezetting van het stadion, zelfs de lay-out van het scorebord. Vaak details waar een gewone toeschouwer nooit op zou letten, maar ik kijk naar sport als een organisator, hè.’ Nu, toch niet als er Belgen op de tatami staan. De discussie tussen Rogge en Park stokt wanneer Ilse Heylen langs de mat verschijnt. Meer zelfs: de voorzitter draait zich om en haalt Robert Van de Walle, de Belgische delegatieleider, van uit de tribune naar de stoel naast zich. Tijdens de kamp zal hij Van de Walle voortdurend moeten intomen: de man zit wild te molenwieken achter de jurytafel – in judo het geijkte teken voor een strafpunt – en schreeuwt voortdurend snoeiharde instructies in Rogges linkeroor. Maar als Heylen met een gouden score onverhoopt de tweede Belgische bronzen medaille binnen rijft, vallen de twee elkaar in de armen. ‘Ik weet dat ik als IOC-voorzitter neutraal hoor te blijven’, beseft Rogge, ‘maar wanneer ik een Belg een medaille zie winnen, bestáát de rest niet meer. Dan word ik weer die Belgische delegatieleider, die langs de kant naast Robert, Ulla en Gella heeft staan zweten.’

Wellicht daarom heeft de IOC-voorzitter zijn sportprogramma voor de komende dagen zo veel mogelijk op de Belgen afgestemd. In zijn agenda staat een bezoek aan de jumpingcompetitie en aan het Finn-zeilen ingeschreven. Als het schema het toelaat, wil Rogge ook even langslopen bij Bob Maesen en Wouter D’Haene in het kajakken. En op de laatste zaterdag van de Spelen hoopt hij te passeren bij het mountainbiken. ‘Zou het niet mooi zijn als Roel Paulissen daar uit de schaduw van Filip Meirhaeghe treedt?,’ mijmert de voorzitter.

Het is al voorbij acht uur wanneer we eindelijk weer het Hilton binnenwandelen. Rogge wendt zich tot zijn persoonlijke assistente. Of zij zou kunnen zorgen voor een dagelijks overzicht van alle medailles? ‘Ik heb gewoon te weinig tijd om de resultaten van álle sporten te volgen. Gelukkig heeft het IOC elke sportcompetitie die ooit op film is vastgelegd in zijn archief. Na de Spelen zal ik zeker een paar meter videocassettes opvragen om thuis in alle rust een beetje sport te kunnen kijken.’

Wanneer we afscheid nemen, zit Jacques Rogge in de hal van het Hilton op een infocomputer van het interne Spelen-netwerk te tokkelen. Op zoek naar de resultaten van de Belgische zeilers. ‘Min Dezillie heeft haar wedstrijd gewonnen, Philippe Bergmans staat derde en Sebbe Godefroid was tweede en vijfde’, roept de voorzitter ons nog na. We wuiven Jacques Rogge, de supporter, vriendelijk toe en stappen met het hoofd vol muizenissen op de metro. Er wacht ons een calvarie van tweeëneenhalf uur openbaar vervoer. Het is elf uur voorbij als we eindelijk op onze hotelkamer aankomen. We zijn negentien uur wakker, we bevinden ons in het zomerse Athene, maar vandaag hebben we geen streepje zon gezien.

Door Frank Demets

‘Zolang mensen Griekenland binnen mogen en Interpol hen niet zoekt, wil ik altijd met hen over sport spreken.’

‘Elke atleet die betrapt wordt op doping, is een overwinning voor de sport.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content