Na het moordende apriloffensief van de Franse legerchef Robert Nivelle dreigde het Franse front als gevolg van soldatenopstanden in elkaar te stuiken.

Maandagavond, 14 mei 1917. Het Grand Quartier Général van het Franse leger heeft sinds het begin van het jaar onderdak gevonden in het kasteel van Compiègne. Hier, in het met vorstelijke wandtapijten behangen salon Marie-Antoinette, ontvangt Robert Nivelle, bevelhebber van de Franse troepen, de man die hem een dag later zal opvolgen: generaal Philippe Pétain.

Nivelle en Pétain gaan een laatste keer samen aan tafel. ‘Het diner is exquis maar dodelijk’, noteert Pétains kabinetschef, generaal Bernard de Serrigny, in zijn memoires.

Terwijl de generaals in het al bij al nog behaaglijke kasteel van Compiègne dineren, sneuvelen kilometers verderop langs de oevers van Aisne Franse soldaten in het haast napoleontische maar vooral zinloze offensief dat enkele weken eerder door Nivelle werd gelanceerd.

Nivelle is een van die Franse generaals die zich bij de uitwerking van hun plannen nooit door de realiteit op het terrein laten beïnvloeden. Pétain is dan weer de voorzichtigheid zelf. ‘Gul met staal, zuinig met bloed’, luidt zijn devies.

Bij de overdracht van het bevel over de Franse legers aan Pétain staan aan het westelijke front 3,2 miljoen soldaten van de geallieerde legers tegenover 2,8 miljoen Duiters. Tot dan hebben de Fransen de zwaarste oorlogstol betaald. Van het begin van de oorlog tot eind 1915 telden de Fransen 1,9 miljoen slachtoffers, onder wie ruim een miljoen gesneuvelden en vermisten. In 1916 liepen de verliezen verder op. Bij Verdun alleen al verloren de Fransen 362.000 man.

Toen Nivelle midden april zijn aanval langs de Aisne inzette, zat het Franse leger eigenlijk al door de bodem van zijn reserves. Bovendien duwde Nivelle de manschappen over de rand van de wanhoop. Pétain had vooraf nog gewaarschuwd dat het legerbevel zijn belofte aan de soldaten in de loopgraven – ‘een snelle en definitieve overwinning’ – niet kon inlossen. Hij weet waar hij het over heeft. Hij noemt zich graag ‘de generaal van de hopeloze zaken’. ‘Ze komen me altijd halen als het eigenlijk al te laat is’, mopperde hij tegen generaal Serrigny toen die hem in februari 1916 opspoorde in het Parijse Hotel Terminus waar hij met zijn jongste vlam verbleef, om in Verdun een uitzichtloze situatie te gaan rechtzetten.

Bij het uitbreken van de oorlog was Pétain, een boerenzoon uit de Noord-Franse Pas-de-Calais, al 58 en slechts kolonel. Tien maanden later was hij generaal en een van de zeldzame artilleriespecialisten in heel Frankrijk.

Daarom ook had maarschalk Joseph Joffre hem opgevorderd om in Verdun, een sleutelpositie in het Franse verdedigingsfront, de Duitse doorbraakpoging te stoppen en zo mogelijk het krijgsverloop te keren. Het bleek een van Joffres betere beslissingen.

Het succes van Pétain in Verdun was op de eerste plaats een zaak van organisatie en bevoorrading, die daar volkomen fout zat. Ook de manier waarop hij de artillerie inzette – ‘de artillerie verovert het terrein, de infanterie bezet het’ was zijn vuistregel – zorgde niet alleen voor de eerste zegebulletins, maar gaandeweg ook voor een pak minder slachtoffers.

Die aanpak zou Pétain ook na de oorlog bij de soldaten die onder hem dienden een grote geloofwaardigheid en een grenzeloos prestige opleveren.

Zijn optreden in Verdun was niet vreemd aan de beslissing om Nivelle door Pétain te vervangen. Want de mislukking van Nivelle was vooral het gevolg van de Franse slag waarmee de aanval langs de Aisne was voorbereid.

POUR L’EXEMPLE

Pétains medewerker Serrigny zou later de slordigheid beschrijven van de voorbereiding voor het grote apriloffensief. In de achterste gelederen heerste een volslagen chaos, de bevoorradingslijnen en de toegangswegen naar de frontlinies verkeerden in een erbarmelijke staat. Van verbindingslijnen was nauwelijks sprake. Eens de aanval gelanceerd, volgden in de frontlinies orders en tegenorders elkaar op, veelal te laat. Keer op keer werden troepen die nog maar net waren afgelost, zonder afdoende rust, opnieuw het vuur ingejaagd.

Dat laatste was het geval met het 2e bataljon van het 18e infanterieregiment, dat einde april in een rustkamp in de buurt van Soissons in opstand kwam. Er was de soldaten beloofd dat zij na hun herhaalde aanvallen langs de Chemin des Dames naar een veel rustiger sector in de Elzas zouden worden gestuurd. Tot ze plots het bevel kregen terug te keren naar het hun vertrouwde slachthuis langs de Chemin des Dames. Het bataljon sloeg aan het muiten en weigerde terug te keren naar het front. Finaal werd die opstand snel gesmoord, nadat vier vermeende kopstukken door een militaire rechtbank werden veroordeeld en meteen geëxecuteerd.

In maart 1915 al hadden de Fransen met muiterijen af te rekenen. Er waren in die dagen incidenten met Franse generaals die het artillerievuur op de eigen soldaten lieten richten omdat die weigerden onzinnige bevelen op te volgen en uit de loopgraven te komen.

In Perthes-les-Hurlus, een plek aan het Champagnefront, liet de beruchte generaal Géraud Réveilhac vier korporaals terechtstellen, bij wijze van voorbeeld – ‘pour l’exemple’ -, omdat ze vastgepind door een barrage van Duits machinegeweervuur de hen opgelegde uitval niet hadden uitgevoerd. Na de executie van de vier kwam er een eenheid van dragonders aan te pas om het muitende infanterieregiment van de vier korporaals in bedwang te houden.

Het verhaal van het optreden van generaal Réveilhac werd naderhand door de Canadees Humphrey Cobb gebruikt voor zijn boek Paths of Glory, later door Stanley Kubrick verfilmd.

Gevallen als dat in Perthes-les-Hurlus leidden tot een grondige hervorming van de oude almachtige krijgsraden ( cours martials) tot de zogenaamde Conseils de Guerre, waar de verdediging meer ruimte kreeg en de Franse president op elk moment gratie kon verlenen.

ONBETROUWBARE TROEPEN

Over naar mei 1917. Een einde maken aan de muiterij is voor Pétain de dwingende opdracht. Want het nieuws van de opstand in Soissons verspreidt zich als een lopend vuur onder de soldaten in de Franse loopgraven en de rustkampen. Waarna de ene opstand na de ander uitbreekt. Her en der worden naar Russisch voorbeeld soldatenraden gevormd.

Uit de rapporten die Pétain zich uur na uur laat bezorgen, blijkt al snel dat de meerderheid van de Franse troepen ‘onbetrouwbaar’ is. Ministens 54 divisies worden door de soldatenonrust aangetast. Het mag een wonder heten dat de Duitsers hiervan onvoldoende op de hoogte zijn en van de opstanden geen gebruik maken voor nieuwe aanvallen. Zo komt het bericht binnen dat muiters in een van de depots een trein hebben gekaapt en daarmee naar Parijs willen stomen om daar het parlement te bestormen. De soldaten, aangevuurd door antioorlogspamfletten en pacifistische bladen, zijn de oorlog zat.

Pétain pakt de zaken zonder omwegen aan. Dagelijks vertrekt hij vanuit Compiègne naar de rustkampen en het front om er met de officieren en de manschappen te praten. Alle klachten worden genoteerd. Er wordt meteen werk gemaakt van beter gespreide verloven, beter en gevarieerder voedsel, betere wijn in de kantines, een herinrichting van de rustkampen met de nodige hygiënische voorzieningen, ver buiten het artilleriegedonder aan het front

Maar tegelijk stuurt Pétain harde directieven naar de bevelhebbers, waarin hij eist dat de kopstukken van de muiterijen zonder pardon worden aangepakt en elke opstand in de kiem gesmoord. Pétain vraagt en verkrijgt van minister van Oorlog Paul Painlevé dat de procedure voor de Conseils de Guerre wordt ingekort, zodat de aanstokers van de opstanden snel kunnen worden berecht. Van president Raymond Poincaré bekomt hij dan weer dat de gratieverlening voortaan alleen afhangt van de opperbevelhebber, dus van Pétain zelf. Pas midden juli 1917, wanneer Pétain de muiterij de kop heeft ingedrukt, zal dat bijzondere besluit opnieuw worden ingetrokken en komt het gratierecht opnieuw toe aan de Franse president.

In zijn memoires schrijft minister Painlevé dat het herstellen van de discipline 23 terechtstellingen vereiste. De werkelijkheid is wellicht anders. In totaal zijn ruim 100.000 soldaten bij de opstanden betrokken. Tussen mei en oktober 1917 alleen al worden 23.385 soldaten om allerhande redenen, maar vooral wegens muiterij, veroordeeld. De meesten van hen werden naar overzeese strafbataljons overgeplaatst. 412 krijgen effectief de doodstraf. Hoeveel er daarvan werden geëxecuteerd, valt vandaag niet meer te achterhalen. De legerarchieven werden, zo wordt aangenomen, in mei 1940 verbrand om te verhinderen dat ze in Duitse handen zouden vallen.

BRONNEN: RICHARD M. WATT, ‘DARE CALL IT TREASON’, SIMON & SCHUSTER, 1963, NEW YORK; ANTHONY BABINGTON, ‘FOR THE SAKE OF EXAMPLE’, SECKER & WARBURG, 1983, LONDEN; CORRELLI BARNETT, ‘THE SWORDBEARERS. STUDIES IN SUPREME COMMAND IN THE FIRST WORLD WAR’, EYRE & SPOTTISWOODE, 1963, LONDEN.

Volgende week: Manfred Von Richthofen landt in Marke.

DOOR rik van cauwelaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content