Vlaamse wetenschappers pogen het landgebruik in Noord-Ethiopië bij te sturen om het duurzamer te maken. Een reportage over olijfbomen, geiten en de noodzaak om met boeren gerstebier te gaan drinken.

Het nachtlawaai in de Ethiopische plattelandssteden komt niet van wagens of vliegtuigen, maar van honden, hye- na’s en muezzins op hun minaret. Toch is slechts een kleine minderheid van de Ethiopiërs moslim. Meer dan 95 procent is orthodox en bezoekt een van de 35.000 kerken en kerkjes die dikwijls op een heuvel gebouwd zijn. Rijkelijk versierde kerken, zoals de orthodoxe traditie het wil, ondanks het feit dat de priesters of hun gezanten voor hun inkomen langs de stoffige wegen om munten moeten bedelen.

‘De orthodoxe kerken spelen een sleutelrol in onze inspanningen om het Ethiopische landschap leefbaarder te maken’, vertelt Raf Aerts die als bosbouwingenieur verbonden is aan Katholieke Universiteit Leuven en al vier jaar vanuit het stadje Mekelle in Noord-Ethiopië een project runt om de herbebossing van leeg gekapte en kaalgevreten heuvels te stimuleren. ‘De priesters vertellen de mensen dat ze op een verstandige manier met hun leefmilieu moeten omgaan als ze de toekomst van hun kinderen niet in gevaar willen brengen. Maar vooral, de kerken liggen bijna allemaal in een bos, dat nooit werd gekapt, precies omdat er een kerk in lag. Die kerkbossen zijn de enige restanten van het oorspronkelijke bos. Daarom zijn ze van fundamenteel belang. Ze fungeren bijvoorbeeld als reservoir voor zaden die we elders kunnen uitstrooien. En ze zijn enorm rijk. Geen twee bossen hebben dezelfde boomsoortensamenstelling.’

Echte ‘Hofkes van Olijven’ zijn het, de kerkbossen. In de buurt is ook wierook, een hars van de witte wierookboom, en mirre, en er zou zelfs goud gevonden zijn. Heel bijbels allemaal. Veel landbouwgewassen en zelfs de gedomesticeerde ezel stammen uit de Ethiopische hooglanden. Maar desondanks is de plaatselijke realiteit onparadijselijk hard. Aan het einde van het regenseizoen ziet het land er groen en vruchtbaar uit, en is het moeilijk te associëren met misschien wel de ergste hongersnoden uit de geschiedenis van de mensheid. Groen staat echter niet altijd gelijk aan succesvol. Een kenner kijkt niet naar een gewas, maar naar vruchten en zaden. En de vruchtbare maanden volstaan niet om de bijna 68 miljoen Ethiopiërs – gemiddeld tien kinderen per gezin – voldoende eten te verschaffen. Politieke knelpunten en een harde oorlog met wat nu het buurland Eritrea is, verergerden de situatie.

Het spaarpotidee

‘Het probleem zit heel diep’, legt Jan Nyssen uit, een Vlaamse geomorfoloog die al sinds 1994 aan de universiteit van Mekelle werkt. Hij is een van de weinige blanken die de burgeroorlog met Eritrea doorstond, wat hem veel krediet opleverde bij de lokale bevolking. ‘In wetenschappelijke kringen heerst de mythe dat er in Ethiopië pas honderd jaar geleden op grote schaal ontbost werd, maar mijn onderzoek wees uit dat die tendens al heel lang geleden werd ingezet, misschien wel vierduizend jaar. Ethiopië is dus al lang kaalgeslagen. Daarbovenop heeft zich het probleem genesteld dat de mensen te veel vee hebben. Ze bezitten liever vier koeien die weinig opleveren dan twee met een hogere opbrengst. Het spaarpotidee. Zo is er in het land een systematische overbegrazing ontstaan, die wel tot een catastrofe moet leiden.’

Zelfs de spectaculaire geladabavianen uit de Simien-bergen, met een bloedrode harttekening op hun borst, kennen het concept van de duurzaamheid. Ze zwerven in troepen van vele honderden dieren over de grasvlakten op de hellingen, maar ze blijven nooit langer dan enkele uren op dezelfde plaats. Ze roteren, zodat ze vermijden dat ze hun gras- en wortelvoorraden uitputten. Veel moderne mensen slagen er met de beste wil van de wereld niet in te begrijpen dat een bodem of een voedselvoorraad niet onuitputtelijk is. Soms zijn apen slimmer dan mensen.

Experts uit diverse disciplines van vier Vlaamse universiteiten bundelden onlangs hun krachten in een project van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR, zie kader), om te pogen het landbouwconcept in enkele proefzones van Noord-Ethiopië zo bij te sturen dat het duurzaam wordt, dat er gegraasd kan worden, dat er voldoende gewassen kunnen worden geplant én geoogst, dat de bodem rust kan krijgen door erosie tegen te gaan, waarvoor nieuwe bossen nodig zijn. Een ambitieus project, want het behelst een volledig omgooien van de gangbare gewoonten, en zoals bekend zijn boeren mensen die moeilijk tot betere gedachten te brengen zijn.

‘De bodem en de vegetatie worden leeggehaald als een mijn’, stelt bodemdeskundige Seppe Deckers van de KU Leuven. ‘Wij willen de mensen tonen dat het anders kan. Wij werken hard in enkele proefzones en hopen dat boeren uit andere streken onder de indruk zullen zijn van de resultaten, en ze zelf in de praktijk zullen brengen. We proberen systemen uit waarmee er méér gewas uit elke druppel beschikbaar water gehaald kan worden. We willen de werking van de lokale ploegen analyseren en optimaliseren. We verrichten echt werk aan de basis, waaruit vooral praktische en gebruiksklare resultaten moeten komen. Er komen in ontwikkelingslanden helaas nog altijd te veel blanken toe met domme projecten die veel kosten, maar die geen rekening houden met de plaatselijke noden. In die val willen wij niet trappen.’

Een wandeling met Deckers door een eucalyptusbos fungeert als een spoedcursus in landschapsbeheer aangepast aan Ethiopische omstandigheden. Rivieren met rood water wijzen op een onaanvaardbaar sterke aanvoer van erosiemateriaal. Dikke, bolronde magmakeien dienen als indicator dat de bodem vruchtbaar is, want de verwering van de stenen zet veel mineralen vrij, die in de grond terechtkomen. De bomen van het aangeplante eucalyptusbos zijn ver genoeg uit elkaar gezet, zodat er nog onderbegroeiing van gras is, dat gesneden kan worden voor het voederen van melkvee dat op stal staat.

‘Sommige van mijn collega’s vinden dat eucalyptus hier niet thuishoort’, zegt Deckers. ‘Het is een uitheemse boom die veel water verbruikt, en dus voor problemen kan zorgen als hij op ondoordachte wijze wordt aangeplant. Maar het is ook een snelle groeier, en we moeten pragmatisch denken, we moeten er rekening mee houden dat veel mensen hier nog hout nodig hebben om te koken en zich te verwarmen. Zeker rond een stad kunnen snelle groeiers een oplossing bieden. En die snelle soorten komen dikwijls uit het buitenland. Een Australische acacia- soort, bijvoorbeeld, groeit veel vlugger dan een lokale verwant.’

Een verpleegsterboom

Een mensengemeenschap verslindt hout. Elke ochtend komen karavanen ezeltjes in steden en dorpen aan met een dikke stapel hout op hun rug. De massale import van wat sommigen exotisch onkruid noemen, brengt de bizarre situatie met zich mee dat de eucalyptus in Ethiopië de olijfboom in de verdrukking brengt, terwijl hij in zijn thuisland Australië stilaan zelf onder druk komt van geïmporteerde olijfboomplantages. Sommige waarnemers zullen dat ongetwijfeld als ‘globalisering’ labelen.

Maar ondertussen blijkt hoe moeilijk het is inheemse boomsoorten te rehabiliteren. Soorten die intens verweven waren met een milieu dat ondertussen drastisch veranderd is. De wierookboom blijft heel lang klein, omdat hij aanvankelijk veel energie pompt in een stevig wortelstel. Dat betekent niet alleen dat hij lange tijd niet veel opbrengt, maar ook dat hij heel lang kwetsbaar blijft voor grazers. Een boomsoort die het duidelijk van de lange termijn moet hebben, en die dus niet past in een bosbouwconcept dat op snelle opbrengsten mikt. De jongste tien jaar is er in de regio geen enkele jonge wierookboom meer gevonden.

Bosbouwer Aerts heeft de handen ook vol met het ontrafelen van de beste manier om olijfbomen te zaaien of als scheut aan te planten op heuvels waarop niet meer dan wat hard gras en laag struikgewas groeit. Het is sowieso al niet evident om bomen te planten in een heet klimaat. Aerts ontdekte dat olijfboomzaden door het lichaam van een vogel moeten om te kunnen ontkiemen. En dat ze bij voorkeur onder een struik moeten vallen, een ‘verpleegsterboom’, om te vermijden dat ze meteen weer worden opgegeten. Een struik waaronder ook het juiste type strooisel moet liggen, dat in staat is water op te houden waar het jonge lootje van kan profiteren.

‘Het gaat moeizaam, omdat de boom noodoplossingen heeft moeten uitdokteren om zich aan zijn gedegradeerd milieu aan te passen’, ondervond Aerts. ‘Toch is het cruciaal dat wij deze inspanningen leveren. Er gebeuren hier regelmatig bosaanplantingen door commerciële bedrijven die echter geen enkel oog hebben voor de noden van de lokale mensen, laat staan voor de noden op lange termijn. Ze maken de mensen zelfs ongerust dat ze het land later niet meer zullen kunnen gebruiken. Maar onze inspanningen zullen helaas ook niet meteen merkbare resultaten opleveren. We moeten geduld vragen.’

Het kan vele generaties duren voor er op een uitgeput milieu terug iets groeit, dat als een bos bestempeld kan worden – voor een Europees bos is dat achthonderd jaar, en dan is het verschil met de oorspronkelijke biotoop nóg merkbaar. In een proefproject rond Mekelle stonden er 25 jaar na het afsluiten van een perceel twee stammen op, die als boom konden worden gekwalificeerd. Er moet dus op een of andere manier een lange tussenperiode overbrugd worden.

Want er is geen tijd om te wachten. De Vlaming Luc Christiaensen is vertegenwoordiger van de Wereldbank in Ethiopië. De cijfers die hij verzamelde, liegen er niet om. Een derde van de Ethiopiërs leven in absolute armoede, wat betekent dat ze elke dag opnieuw moeten afwachten of ze iets te eten zullen vinden. De meeste andere zijn gewoon arm – die krijgen tien dagen respijt. De middenklasse heeft voor zes maanden eten. Maar de armoedecijfers verbeteren niet. Er blijkt evenmin verbetering in de opbrengst van de landbouw, die al vijftien jaar stagneert en de bevolkingsaangroei dus niet volgt. Slechts 1 procent van het land wordt geïrrigeerd, slechts een derde krijgt bemesting.

‘Een ramp dreigt’, meent Christiaensen, ‘want 85 procent van de Ethiopiërs leeft op het platteland en moet zelf in zijn overleving voorzien. En ik heb nog niet veel voorbeelden gezien van landen of grote gebieden die er op vrij korte termijn in geslaagd zijn hun landbouwopbrengsten beduidend op te krikken.’

Wereldvreemde dynamiek

Veel Ethiopiërs worden in een vicieuze cirkel gedwongen. Ze weten dat ze niet nóg meer bomen kunnen kappen, maar ze hebben hout nodig. Het alternatief is het verzamelen van mest, voor de verwarming en voor de versteviging van de muren van hun huis – in veel gevallen niet meer dan een wat uitgebouwde hut. Maar door het verzamelen van uitwerpselen van geiten, koeien en ezels ontnemen ze de bodem het enige, wat nog voor bemesting zou kunnen zorgen. De Ethiopische plattelanders zijn in een systeem verzeild geraakt, waarin de bodem maximaal, en op korte termijn, wordt uitgeput.

In dat hopeloze kader lijkt de optimistische dynamiek die Jan Nyssen etaleert, bijna wereldvreemd. Nyssen nes- telde zich tien jaar geleden in het grote dorp Hagereselam, een dik uur rijden van Mekelle. Hij ging in een huis in het centrum wonen, waar hij na een tijdje snapte dat de kinderen hem voortdurend als een soort big brother observeerden door kogelgaten in de muren – relicten van de oorlog. Hij bouwde zijn eigen woning en integreerde zich in de gemeenschap. Hij werd vaste klant in de cafeetjes van het dorp, drong gerstebier en honingwijn met de boeren, luisterde naar hun verhalen en werkte een concept uit om de uitputtende spiraal van bodemvernietiging te doorbreken.

Een lange wandeling door de 200 hectare die hij met de boeren beheert, leert dat de problemen veelzijdig zijn. De mensen haalden keien van hun velden om er muurtjes mee te bouwen, die de erosie moesten tegengaan en het water langer moesten ophouden. Maar die muurtjes bieden ideale holen voor ratten, die de oogst aanvallen. Er worden dammetjes gebouwd, waarachter plassen ontstaan, maar daarin kunnen parasieten woekeren, die mensen ziek maken. Winst aan de ene kant, verlies aan de andere.

En onder druk komen er spanningen in de kleine gemeenschap. Een zwangere vrouw wier os in een onoplettend moment van haar wenende, veel te jonge herderszoontje een graanveld inliep, snelde in paniek het verrassend kwieke dier achterna. Een os in een graanveld kan aanleiding geven tot een maandenlange burenruzie.

Kritische geesten merken op dat Nyssens project met zijn sterke focus op het geiten- en koeienvrij houden van een zo groot mogelijke zone, vooral succes heeft omdat de geiten kunnen gaan grazen in zones die niet beheerd worden. Wat de vraag doet rijzen wat er met het vee zal gebeuren als het concept op grote schaal toepassing vindt. En de kans dat dat gebeurt, is reëel, want de resultaten van Nyssens werk zijn opvallend. Zelfs een leek ziet de scheiding tussen de zones waar aan actief landschapsbeheer wordt gedaan, en die waar wordt aangemodderd zoals vroeger. De kale rotshellingen gaan ineens over in een weelderig geelgroen tapijt, waarop koeien en geiten zich een indigestie zouden kunnen vreten.

‘We krijgen de problemen wel opgelost’, stelt Nyssen. ‘We willen in de veevrije gebieden niet alleen gewassen voor de mens kweken, maar ook grassen en struiken die als veevoeder kunnen dienen, zodat de mensen hun koeien en zelfs hun geiten rond de dorpen kunnen houden. Een systeem dat de graasdruk op de omgeving moet verlichten. De bomen die we planten, kunnen geregeld gesnoeid worden, wat hout oplevert. En het snoeien van een halfhoge boom levert meer hout op dan het kappen van een kleine boom.’

Nyssen leert veel van de inzichten van de boeren. Toch gelooft hij dat de wetenschap hier het verschil zal maken: ‘De wetenschap werkt op veel grotere schaal en veel langere termijn dan de traditionele methodes. En ik zie in het dorp al de gevolgen van het succes van het project. Veel meer mensen dan vroeger hebben een golfplaten dak op hun huis, wat hier een statussymbool is. En er zijn langs de weg veel meer cafeetjes. Dat is een sterk signaal dat het goed gaat.’

Door Dirk Draulans

Een derde van de Ethiopiërs moeten elke dag afwachten of ze te eten zullen krijgen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content