Wat maakt een integratieproject voor migrantenjongeren de moeite waard? De Stichting P&V laat het oordeel aan de doelgroep zelf over.

De Stichting P&V steunt al bijna tien jaar projecten in de sociale economie. Eerst als bedrijfsfonds onder de hoede van de Koning Boudewijnstichting, later op eigen benen, maar steeds met de wetenschappelijke steun van de vakgroep Sociologie van Mark Elchardus (VUB), die de organisatie ook voorzit. Met haar jongste initiatief wil de Stichting jongeren een stem geven bij het beoordelen, evalueren en steunen van diverse integratieprojecten. Ze stelde daarvoor een groep samen van een twintigtal mensen tussen de 16 en de 26 jaar. Zowat eenderde van hen heeft allochtone ouders.

De komende maanden zullen de jongeren vier projecten ondersteunen die het best aan de door hen gestelde criteria beantwoorden. Drie projecten rond integratie van migrantenjongeren zullen 12.500 euro ontvangen, het vierde project zelfs het dubbele van die som. De Stichting P&V heeft daarvoor een totaalbudget van 750.000 euro, aangevuld met subsidies van het kabinet Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie van Johan Vande Lanotte (SP.A).

Het project blijft echter niet binnen de Belgische grenzen. Enkele Europese verzekeringsmaatschappijen met wortels in de sociale economie zetten in de herfst van 2000 een samenwerking op om het bovenstaande initiatief in meerdere landen te lanceren. Simultane programma’s lopen nu in Spanje, Frankrijk, Italië en België. Telkens begeleidt (en financiert) een lokale verzekeraar de werkzaamheden. Voor België is dat P&V.

WAT IS INTEGRATIE?

Door jongeren aan het woord te laten over een maatschappelijk thema als integratie, wil de organisatie hen verplichten na te denken over de samenleving van morgen. Sahin Yorumez is 26 en van Turkse afkomst. Hij studeerde economie aan de UCL in Louvain-la-Neuve en hield zich ook toen al bezig met jongerenwerk in de allochtone gemeenschap. Op die manier kwam hij ook in contact met de Stichting P&V. Sahin: ‘Ik leerde veel bij over de theoretische kant. Nu bekijk ik veel zaken meer met een analytische blik. Voordien had ik bijvoorbeeld nooit het belang van pluralisme ingezien, simpelweg omdat ik er nog niet bij had stilgestaan.’

Sensibiliseren dus, maar dat is niet het voornaamste doel. Dat blijft het ondersteunen van positieve samenlevingsprojecten. Wat het bijzonder interessant maakt, is dat de doelgroep, en de mensen uit het veld, daarin de eigen visie duidelijk kunnen maken.

Cathy Van Remoortere (26) werkt zelf in de sector. Na enkele jaren als sociaal-cultureel werkster bij een intercultureel programma van de Kristelijke Arbeiders Vrouwenbeweging (KAV-Intercultureel) in Brussel-stad kent ze de praktische kant van de zaak. De term ‘integratie’ neemt ze niet makkelijk in de mond. ‘Bij ons is het niet in eerste instantie de bedoeling de vrouwen te integreren in de Belgische samenleving. We willen gewoon dat de mensen zich goed voelen in hun eigen wijk. Dat kan door hen op een aangename manier in contact te brengen met mensen uit hun buurt, door bruggen te bouwen. Of door hen mee te laten beslissen wat ze aan hun leefomgeving zouden willen veranderen. Om het resultaat van onze inspanningen te meten, trokken we naar Mark Elchardus. Die was toen net bezig met het samenstellen van de jongerengroep. Van het een kwam het ander.’

Nu beslist Cathy samen met de overige jongeren welke projecten in de toekomst financiële steun verdienen, hoe ze moeten werken en naar welke doelgroep ze zich moeten richten. De praktijk maakt plaats voor de theorie. Dat gebeurt in de eerste plaats binnen de nationale delegaties, maar uiteindelijk moet er een internationaal richtsnoer komen. De bedoeling is ook om voorbeeldprojecten uit de andere landen te kopiëren. Daarom zijn goede afspraken nodig over de basisvoorwaarden.

Europese vergaderingen zijn dus onvermijdelijk. De klemtonen en uitgangspunten kunnen grondig verschillen van land tot land. Dat bleek al op de eerste internationale ontmoeting in Gent, waar een honderdtal jongeren twee dagen lang het antwoord zochten op één vraag: ‘Wat is integratie?’. Bij de Franse delegatie lag de nadruk op de intrede op de arbeidsmarkt. ‘Eerst werk, de rest volgt vanzelf.’ De Belgen dachten eerder aan taal en onderwijs. Sahin: ‘Het was een beetje aftasten, omdat het een eerste kennismaking was. Informeel werden veel plooien gladgestreken.’

Sommigen betwistten zelfs het loutere gebruik van de term ‘integratie’, omdat die te snel naar assimilatie kon neigen. Maar uiteindelijk raakten de jonge congresgangers het toch eens over een definitie. Integratie moest vooral van beide kanten komen, en op vrijwillige inzet van alle betrokkenen steunen. Iedereen onderschreef de stelling dat integratie mogelijk is op de meest diverse vlakken. Niet alleen in het onderwijs, maar ook op de werkvloer, in de politiek, bij huisvesting, in het recht, tijdens de vrije tijd, de cultuurbeleving, tot zelfs in de gezondheidszorg.

HET FRANSE THUISVOORDEEL

Na Gent kwam de Belgische delegatie opnieuw enkele keren samen, om aan de criteria te werken waaraan de toekomstige kandidaat-projecten zouden moeten voldoen. Met een ontwerplijst trokken enkele jongeren naar lopende integratieprojecten. Sahin bezocht het Teknoweb-project in Kuregem, waar (migranten)jongeren ingeleid worden in de wereld van de informatica en het internet. ‘Een nuttig project’, vindt Sahin. ‘Je moet weten dat velen onder hen anders nooit een computer van dichtbij zien. Bovendien gelden de lokalen ook als ontmoetingscentra voor andere sociale organisaties. Voor mij was het in ieder geval leerrijk om eens meer te zien dan een project op papier.’

De Franse stad Lyon vormde het decor toen de verschillende delegaties in april dit jaar een tweede keer de koppen bij elkaar staken. De debatten verliepen constructiever dan in Gent. Cathy: ‘Jonge mensen denken sowieso nogal rechtlijnig, wat compromissen bemoeilijkt. Maar door het feit dat iedereen ging beseffen dat ook de anderen vanuit goede bedoelingen vertrokken, luisterden de meesten al wat beter naar elkaars argumenten.’ Wat niet betekende dat er geen conflicten waren. De Fransen profiteerden – volgens de Belgische delegatie – iets te veel van hun thuisvoordeel. Maar na twee dagen debat was er over de hoofdlijnen toch enige overeenstemming over het resultaat.

De waslijst van voorwaarden is nu bijna definitief, en biedt alvast de garantie dat het geld bij waardevolle initiatieven terechtkomt. Wie zich niet pluralistisch opstelt, de jongeren zelf niet betrekt bij het bestuur, geen controle duldt, bepaalde groepen discrimineert, of de subsidies enkel ziet als extra middel om personeel te betalen, is aan het verkeerde adres.

Het enige wat nu nog ontbreekt, zijn aanvragen van projecten. In het najaar volgt een evaluatie, en worden de beste ideeën voorgesteld in de Italiaanse stad Bologna. Dan krijgt een Belgisch project misschien ook navolging in Spanje. Of vice versa.

Gerry Meeuwssen,

Projecten die belangstelling hebben of wie gewoon meer informatie wenst, neemt het beste contact op met wetenschappelijk medewerker Youssef Ben Abdeljelil van de Stichting P&V, Koningsstraat 151, 1210 Brussel.

Telefonisch: 02-250 91 24

Fax: 02-250 91 45

E-mail:

youssef.ben-abdeljelil@pv.be

Wie de jongeren zelf niet betrekt bij het bestuur of de subsidies enkel ziet als extra middelen om personeel te betalen, is aan het verkeerde adres.

‘Jonge mensen denken sowieso nogal rechtlijnig, wat compromissen bemoeilijkt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content