Na zijn afscheidsspeech op de VRT zei iemand hem: ‘Fred, zij die uw speech hadden moeten horen, zijn doof.’ Na veertig jaar trouwe dienst zwaait tv-maker Fred Janssen af. ‘Ik heb de schoonste stiel ter wereld uitgeoefend. Maar de VRT, zoals hij vandaag is, zal ik geen seconde missen.’

Donderdagmorgen, tien uur. Er zit nog niemand in café Kapitein Zeppos op het Mechelseplein. Behalve de tv-maker die met luide stem het verhaal van zijn afscheidsfeest doet. Het had plaats in de perszaal van de VRT. Er waren geen journalisten, maar wel veel mensen van het huis. ‘Fred,’ zeiden ze, ‘we gaan u missen.’

Waarop hij: ‘Maar mannekes, denken jullie nu serieus dat dit een afscheid is? Tot volgende week!’

Fred Janssen zoals hij is. Alle verhalen die over hem de ronde doen, zijn waar. Dat hij een vat vol anekdotes is. Dat hij overleeft op friet, cervela en zijn tripels. Maar vooral: dat hij televisie is.

Hij, de reporter van Echo, Terloops, Magezien, NV De Wereld, van Afrit 9 en Het Leven zoals het is: de Zoo. De man die de wonderjaren van het medium meegemaakt heeft, toen kapitein Zeppos nog op zijn paard zat.

Als hij ooit al zijn duizenden anekdotes in kisten opbergt, dan ligt deze anekdote zeker bovenaan.

Een zaterdagavond in 1969. In frituur Mariana in Neerpelt zit een angry young man naar de televisie te kijken. Naar Echo, zoals elke zaterdagavond. De aftiteling rolt over het scherm, hij betaalt zijn cervela en friet en gaat naar huis.

Een paar dagen later belt iemand hem: ‘Mijnheer Janssen, bent u geïnteresseerd om bij Echo te komen werken?’

Hij schrikt, maar zegt ‘ja’. JA! En rookt de beste sigaret die hij ooit zal roken.

‘Ik ben opgegroeid in korte broek’, zegt Fred, ‘onder de kerktoren van Neerpelt. Mijn wereld barstte open toen ik in Leuven pers- en communicatiewetenschappen ging studeren. Ik zat samen op kot met Den Boef, Jos Bouveroux. We amuseerden ons te pletter. En dat viel blijkbaar op. Karel Hemmerechts, onze prof en de toenmalige directeur van de BRT, zei tegen Echo-man Jan Vanderstraeten: ‘Bel die mannen eens op…’ En toen kwam die telefoon. Jan Van Rompaey, Miel Louw, Bob Van Bael… de toenmalige Echo-reporters, dat waren mijn helden. En van de ene dag op de andere waren ze mijn collega’s, stel u voor. Een paar maanden later verplichtte de BRT mij om examen af te leggen. Als ik geslaagd was, moest ik bij de nieuwsdienst gaan werken. Mijn maat, Den Boef, werkte toen al op de nieuwsdienst en ik zag hem elke dag met een langer gezicht thuiskomen.

‘Ik naar Vanderstraeten. “Ik wil helemaal niet naar de nieuwsdienst. ”

Hij bekeek me met pretoogjes en zei: “Ze hebben u verplicht om examen te doen. Maar ze verplichten u niet om erdoor te zijn.” Ik heb daar een wit blad afgegeven (lacht). Ik kreeg mijn opzegging. En meteen ook een contract voor drie maanden.’

Drie maanden werden veertig jaar. Fred Janssen werd chef ‘gewone man’ op de VRT.

‘De oude Vanderstraeten zei altijd: “Geen enkele mens ziet er hetzelfde uit. Waarom zou de binnenkant dan hetzelfde zijn?” Hij had gelijk: in elke mens zit een verhaal. Ooit stond ik met Afrit 9-reporter Jean-Marie Aerts in de lift, samen met Piet van Roe. ” Maar waar haalde gulle toch al die rare mensen?” vroeg Van Roe. Waarop Jean-Marie antwoordde: ” Mijnheer Van Roe, we zullen u eens een dag volgen. En ge zult verschieten wat voor een rare mens dat gij zijt.” (lacht) Ik kijk vandaag met veel plezier naar Man Bijt Hond. Fantastisch gemaakt. Maar ik denk vaak: dat hebben wij ook ooit gedaan. De makers beseffen dat niet eens. En dat hoeft ook niet. Het is de normale gang van zaken: televisie is al 784 keer heruitgevonden. Om de zeven jaar komen dezelfde onderwerpen terug. Het enige wezenlijke dat er veranderd is: vroeger was het in zwart-wit, vandaag is alles in kleur.’

Vroeger kwam de gewone man nauwelijks op televisie.

FRED JANSSEN: Klopt, en er werd ook enorm neergekeken op een programma als Echo. Wij waren de vuilnisbak van de nieuwsdienst. Ik herinner mij de laatste aflevering van Echo. We hadden het idee om alle BV’s van toen te vragen wat ze van Echo vonden… Ik kan u nog altijd de lijst geven: Karel Jonckheere, Gaston Eyskens, Gerard Walschap… Om maar te zeggen: dat waren in die tijd de BV’s. Vandaag volstaat het om twee schoon tetten te hebben. Maar bon, ik moest de oude Eyskens gaan interviewen…. (imiteert de lijzige stem van Gaston Eyskens) ‘Nou, mijnheer Janssen, ik heb mij altijd mateloos geërgerd aan Echo… en schrik nou maar niet, hoor… wij hebben vijftig jaar geprobeerd het volk te verheffen. Ik moet vaststellen dat dat niet gelukt is.’ (lacht)

Vandaag is er niets anders te zien dan reality.

JANSSEN: Veel te veel. Het komt zelfs mij de strot uit. Door die overdaad hebben ze het genre kapotgemaakt. Wat de VRT betreft, is daar een eenvoudige verklaring voor. De vorige directie wilde elke dag reality op tv, de huidige directie niet. Het resultaat is dat er nog zeker honderd afleveringen op de plank liggen. Voor jaren nog. Doodjammer, want in se blijft het een prachtig genre. Mensen kijken graag naar andere mensen. Net zoals ze graag Carmiggelt lezen.

Misschien heeft het genre ook zichzelf kapotgemaakt. Door alle ontsporingen van de laatste jaren.

JANSSEN: Toen Bob Van Bael in de jaren zestig ergens in het land neerstreek, was dat een gebeurtenis. Heel het dorp was naar de coiffeur geweest. Vandaag is televisie godzijdank gedemystifieerd en gedemocratiseerd. De impact van op televisie komen is verminderd, maar blijft groot. In Afrit 9 hebben we ooit iemand van een fanfare, die haar 75e verjaardag vierde, gefilmd. Valt die fanfare na de uitzending toch wel uit elkaar, zeker. Na vijfenzeventig jaar! De leden waren jaloers omdat zij niet geïnterviewd waren. Om maar te zeggen: een documentairemaker moet uiterst voorzichtig zijn. Al die reportagemakers die zeggen: ‘we registreren alleen, we zijn alleen maar a fly on the wall…. Dikke flauwekul! Een documentairemaker heeft veel invloed. Ik stel vast dat sommigen vandaag zelfs niet meer weten wat het woord ‘deontologie’ betekent.

Die het leven net iets interessanter maken dan het is.

JANSSEN: (knikt) Een tijd geleden zat ik in de jury van de televisieschool in Genk, waar ik de eindwerken van laatstejaars moest beoordelen. Er zat een ongelofelijk knappe documentaire bij. ‘Amai, dat is wel straf’, zei ik tegen die andere juryleden. ‘Jaja,’ antwoordden die, ‘maar het is fictie’. Ik sloeg achterover. Die reportage werd daar dus wel voorgesteld alsof het de realiteit was. En iedereen vond dat normaal. Wel, ik heb die tiep gebuisd. Mijn ogen zijn helemaal opengegaan toen ik later De Wijde Wereld (een soort internationale Afrit 9) moest samenstellen. Buitenlandse zenders boden reportages aan waar gewoon een ’t’ of een ‘f’ achter stond: true of fiction. (schudt het hoofd) Heel wat jonge mensen, ook op de VRT, willen vandaag een visitekaartje afleveren. Ze zijn alleen bezig met hun ego, met hun BV-schap. Met de inhoud nemen ze het niet zo nauw. Voor mijn part mogen die er allemaal uit. Zulke mensen horen niet bij een openbare omroep.

In tegenstelling tot uw vroegere Echo-collega Jan Van Rom- paey bent u nooit een BV geweest.

JANSSEN: Bewust niet. Ik was een zandzak van ’68. ‘Niet wij zijn van belang, maar wel de mensen voor ons’: dat was ons motto. Ik heb die slogan altijd consequent toegepast. En denk nu maar niet dat ik geen ego had. Integendeel. Iedereen die in de journalistiek stapt, heeft een ego. Later, toen ze schermbekendheid financieel begonnen te honoreren, had ik natuurlijk spijt. Omdat ik wist dat ik er net hetzelfde voor gedaan had. Maar die gedachte is snel overgewaaid. Wat mij de laatste tijd wel ergert: het oprukken van die managementcultus. Ook binnen de VRT. Sigrid Spruyt zei dat onlangs nog: ‘Iedereen loopt er zo opgejaagd en dodelijk ernstig bij. Het gaat niet meer om de materie en al zeker niet om het plezier.’ Ze heeft groot gelijk. Vanderstraeten zei altijd: ” Als ge uw eigen amuseert, dan amuseert ge ook uw kijkers.” Dat is een wet.

Op uw afscheidsspeech zei u: ‘Vroeger had ik één probleem: hoe raak ik in godsnaam die BRT binnen? De laatste tijd zat ik met exact hetzelfde probleem, maar in de tegenovergestelde richting.’

JANSSEN: Zoals veel mensen van mijn generatie ben ik verknocht aan de openbare omroep. Het DNA van die omroep, dat zit in mijn bloed. Maar de VRT, zoals hij vandaag is, ga ik geen seconde missen. Alles is veranderd op de dag dat de politiek zei: we gaan de omroep aan de commercie geven. Van de ene dag op de andere stonden er 92 managers. Plots werd er over vanalles gepraat, behalve over programma’s… Ik weet nog dat ik toen dacht: hei, dat is hier wel van ons. Pater Janssen gaat nu geen oudstrijdersverhaal vertellen. Want zo goed was den ouden tijd ook niet. Zwijg mij over de tijd dat de VRT een college was, de tijd van ‘kom eens naar mijn kamer’. Met het bekende resultaat: op den duur keken alleen nog de burgemeester en zijn kat. Maar die tijd had wel één voordeel: we kenden elkaar tenminste nog, we wisten waar we mee bezig waren. Maar nu… ja, als er een manager aangeworven is, stuurt die na een week naar heel de VRT een mail. Met een CC naar zichzelf. Om te zeggen: ‘Ik ben er, hè.’ Ik heb al honderd keer gevraagd: maar wat doen die mensen nu toch? Niemand die dat weet. Ik heb dat ooit ’s aan zo’n manager gevraagd. ‘Wat is uw functie?’

En wat antwoordde hij?

JANSSEN: De inkomsten uit sms-wedstrijden proberen te verhogen (slaat de handen in de lucht). Maar intussen staan er heel wat programmamakers verweesd aan de kant. Die zeggen: ‘En wat met ons? Wat met ons engagement? Met ons buikgevoel?’ Allez, zie mij (klopt op zijn buik)…. ik mag ambtshalve toch wel zeggen dat ik recht van spreken heb (lacht).

Leeft dat gevoel ook bij de rest van de VRT?

JANSSEN: Absoluut. Ik heb een groot bakkes, ik praat met iedereen op de VRT. Allemaal zeggen ze hetzelfde: ‘Die bemoeienissen altijd, Fred…’ Hoeveel hierarchieën een mens moet passeren… Onvoorstelbaar. Godzijdank zat ik de laatste jaren in de Zoo! En niet in de lange inspirerende gangen van de Reyerslaan. (lacht) Er bestaat op de VRT ‘een inleidingscursus televisie voor beginnende managers’. Als ik zoiets hoor, word ik ziek. Ik heb dat eens uitgeteld: als je als VRT-medewerker al die cursussen volgt, blijft er welgeteld een uur over om te werken. Een uur! Zelfs het taalgebruik op de VRT is aan het veranderen. Een goede collega, die net zo’n cursus gevolgd had, belde mij onlangs op: ‘Fred, ik heb u dat toch gecommuniceerd.’ Terwijl die een week eerder nog gezegd zou hebben: ‘Ik heb u daar toch over gebeld.’ De slinger is veel te ver naar de andere kant doorgeslagen. En pas op, dat is niet eens de fout van die managers. Geen enkele manager zegt: ‘Ik ga niet op de VRT werken, want daar is een onevenwicht.’ Dat is de fout van de top, van de raad van bestuur. Ik heb dat ook gezegd op mijn afscheidsspeech. Tot mijn grote verrassing was Tony Mary daar ook. Hij was weliswaar te laat, dus ik stuur hem mijn speech op. ‘Leuke tekst, Fred’, antwoordde hij. ‘Dat mag af en toe weleens gezegd worden.’ (roept) Dat moet verdomme elke dag gezegd worden! Stuur alle managers een paar weken naar de werkvloer. Laat ze een programma researchen. Laat ze assisteren bij een opname of een documentaire monteren. En ze moeten niet gaan lopen als er maar een minuut per dag uitkomt… Waarom draait Woestijnvis zo goed? In de eerste plaats omdat Wouter Vandenhaute een goede manager is. Maar ook omdat hij ooit een programmamaker geweest is, die weet wat de stiel inhoudt. Wim Vanseveren: zelfde verhaal.

Die heeft intussen ontslag genomen.

JANSSEN: Voilà, en je moet geen seconde twijfelen waarom hij vertrokken is. Het was één tegen allen. Vergeet niet: Wim is de man die de mooiste televisie mogelijk gemaakt heeft op de VRT. Zijn vertrek is een ramp voor de VRT. Ik zeg niet dat er gehuild is, maar ’t scheelde niet veel. ‘We hebben veel te vroeg gejuicht’, die teneur.

De VRT heeft sinds kort een groot intern productiehuis: Ipro. Is dat geen stap in de goede richting?

JANSSEN: Ipro is er gekomen omdat er zoveel kritiek was op de externe productiehuizen. Maar het is een stap in de goede richting, absoluut. En vooral het feit dat Leo Hellemans die gaat leiden is een goede zaak. Leo is iemand die door iedereen geapprecieerd wordt binnen de VRT. Net zoals het een goede zaak is dat het aantal managers onlangs gereduceerd is tot 60. Maar er zal nog veel water door de Schelde moeten vloeien. Het probleem is: zolang de programmamakers geen ernstige stem krijgen in de directiecomités, zal er wezenlijk niets veranderen. Ik vind het vooral jammer voor de jonge generatie. Die gasten zijn met een bepaalde bedoeling gaan studeren… en komen dan op de VRT terecht. Talent? Wie praat er vandaag nog over talent? Er is geen enkele plaats op de wereld waar zoveel goede ideeën liggen als op de Reyerslaan…. in de kasten.

Hoopt u dat er iets overblijft van uw werk?

JANSSEN: Alles is vergankelijk. Vanderstraeten zei: ‘Fredje, vergeet niet dat we ook een hoop stront op het scherm gegooid hebben.’ Nee, ik maak me geen illusies. Ik zal al heel blij zijn als er iemand over vijftig jaar in het archief toevallig op een reportage van mij stoot. Maar mijn eerste reportage, die vergeet ik nooit. In Vrasene had een boer een suikerbiet van 25 kilo uit de grond gehaald. Ik moest die gaan filmen. Ik kreeg een filmrolleke van drie minuten mee. Bon, de cameraman zei tegen die boer: ‘Steekt uwen biet in de lucht.’ Intussen moest ik vragen stellen, maar ik maakte de fout die elke jonge tv-maker maakt: ik lul die drie minuten zelf vol. Die boer kon dat gewicht natuurlijk niet houden en liet die biet zachtjes zakken. Terug op de redactie zei ik tegen monteur Rudi Reusens: ‘Mijnheer Reusens, dit is mijn eerste onderwerp, maar het is niet zo goed.’ Hij bekeek het hoofdschuddend en zei: ‘Ga maar een koffie drinken. Ik maak er wel iets van.’ Hij knipt die drie minuten in tien stukken. De Echo opende met die boer die die biet in de lucht steekt. Maar tijdens de uitzending zie je die biet altijd maar zakken… Reacties op gekregen! Dat het schandalig was dat we die vent een halfuur met die biet in zijn armen hadden laten staan! (lacht) Maar intussen had Reusens mij wel geleerd waar televisie om draait. ’t Zit eigenlijk gewoon in het woord. Tele-visie= ver-zien. Dat ik daar niet aan gedacht had.

Twee uur. De Kapitein Zeppos zit helemaal vol. Kapitein Fred ook. Terwijl hij zijn koffie leegdrinkt, vertelt hij over later. Dat hij graag stadsgids in Antwerpen zou worden – na al die jaren toch ook wat zijn stad. En een documentaire draaien over De Bokkerijders. En perschef worden van De Steenschuit, een project voor kansarmen en langdurig werklozen die de Zuidpoolboot van Adrien de Gerlache aan het nabouwen zijn.

‘Ze gaan nogal wat op uw graf moeten schrijven’, zeg ik.

‘Nee, nee’, antwoordt hij. ‘Alleen maar: Hier ligt Fred Janssen… dik tegen zijn goesting.’ Hij werpt een groet en trekt de stad in. Hij heeft het niet gezien, maar net naast de Zeppos heeft iemand een paar gedichten van Bertolt Brecht gehangen. Op één ervan staat:

Duurden wij oneindig.

Dan veranderde alles.

Daar we echter eindig zijn.

Blijft veel bij het oude.

DOOR STIJN TORMANS/FOTO: SASKIA VANDERSTICHELE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content