Omdat hij de ‘accidentenjournalistiek’ beu was, begon hij met een christelijk opinieblad. ‘Tertio’-hoofdredacteur Bert Claerhout over de nieuwe geboorte van de kerk en zijn geloof in een persoonlijke God.
Het zijn barre, maar boeiende tijden. ‘Wat wij nu meemaken, is een hergeboorte van de kerk’, zegt hij. ‘Als je bedenkt wat er de komende tien jaar allemaal zal veranderen in Vlaanderen. De kerk zal er helemaal anders uitzien. Veel parochies zonder priester, die worden gedragen door leken. Je ziet ook steeds meer bewegingen ontstaan, zoals de Sint-Egidius-gemeenschap, die niet geënt zijn op een parochiestructuur. Abdijen hebben veel succes. En de bedevaartsoorden zijn ook erg belangrijk. Die stalletjes en kraampjes in Lourdes, dat is natuurlijk commercie. Maar het is een heilige plek, hoor. Ik heb nog nooit een stad gezien waar mindervaliden zo gelukkig zijn, waar mensen zich zo inzetten voor elkaar. En dat jongeren niet meer naar de kerk zouden gaan, klopt niet. Als broeder Roger, van de oecumenische gemeenschap in het Franse Taizé, een gebedsdienst houdt in Gent, dan zit de kathedraal vol met jonge mensen. Dát verwijt ik de media, dat ze daar geen aandacht aan besteden.’
Twintig jaar lang werkte hij voor De Standaard, onder meer op de cultuurredactie, later als specialist in religieuze berichtgeving. Maar omdat de tijden – en de krant – zo hard waren veranderd, begon hij drie jaar geleden als hoofdredacteur met Tertio, een ‘christelijk opinieblad voor het derde millennium’. ‘Ik heb mooie jaren beleefd bij de krant’, zegt hij. ‘En ik begrijp dat De Standaard, vanuit commerciële overwegingen, niet langer geïdentificeerd wilde worden met de kerk. Maar het stoort mij dat de media geen belangstelling meer hebben voor ernstige religieuze berichtgeving. Een pastoor die bij wijze van spreken een kelk laat vallen, dat is nieuws. Ik noem dat accidentenjournalistiek. En als de kerk op een negatieve manier in het nieuws komt, is het vaak onterecht. Onlangs was er zogezegd een nieuwe tekst opgedoken waarin het Vaticaan de opdracht gaf om de verhalen over kindermisbruik toe te dekken. Maar die tekst dateerde uit 1962 – sorry hoor, je beoordeelt de socialistische beweging vandaag ook niet op teksten van veertig jaar geleden. Een sportjournalist die de verkeerde uitslag geeft van een wedstrijd uit vierde klasse, wordt net niet ontslagen. Maar als het over de kerk gaat, is het niet belangrijk of het waar is. Als het maar smeuïg is.’
‘Ach,’ zucht hij, ‘u weet hoe mensen zijn: als een instituut op instorten staat, wil iedereen het nog een extra duwtje geven. Het staat in tijden van verleuking ook goed om met de kerk te lachen. Ik begrijp die revanchegevoelens. We hebben in Vlaanderen een zeer klerikale kerk gekend. Daarvoor betalen we de factuur. Dat zal nog wel even duren. In Frankrijk merk je dat niet meer, al heeft de kerk daar niet zo’n grote rol gespeeld in het openbare leven. Toen wij hier een massakerk hadden, noemde men Frankrijk een missiegebied. Nu lees je in Le Monde en Libération elke week degelijke artikels over religie. Bij ons kan dat blijkbaar niet.’
Wilt u met ‘Tertio’ het geloof opnieuw intellectueel aantrekkelijk maken?
BERT CLAERHOUT: Ja. We maken geen blad voor een kleine minderheid, die zich in een hoekje van de samenleving heeft teruggetrokken. We willen de klok niet terugdraaien, want de massakerk van vroeger komt niet terug. Nee, we maken een veeleisend blad, dat midden in de samenleving staat, en waarin op een intellectuele manier over geloof en zingeving wordt nagedacht. We leven in een tijd van secularisering, waarin veel mensen zoekende zijn. Wij willen dat positief bekijken, want secularisering betekent ook mondigheid. Wat hebben wij als christelijke geloofsgemeenschap, samen met niet-gelovigen, allochtonen en andersdenkenden, bij te dragen aan een betere samenleving? Dat is het opzet van Tertio.
Het blad leunt sterk aan bij het kerkelijk apparaat. Bent u onafhankelijk genoeg?
CLAERHOUT: Absoluut. Misschien geloven weinig mensen dat, maar daar heb ik mij mee verzoend. We worden onder meer financieel gesteund door de bisdommen, privé-personen en congregaties, maar hebben een eigen vennootschap. Je kunt pas een goed blad maken als de redactie carte blanche krijgt. Ik heb nog nooit enige druk van de bisschoppen ondervonden.
Vergeet u soms de kritiek niet?
CLAERHOUT: Nee. Maar het heeft geen zin om elke week op de zwakke punten te blijven hameren. De vrouw in het ambt is belangrijk, van mij mogen vrouwen priester worden. Maar dat bereik je niet door er elke week over te schrijven, dus dat is niet onze redactionele prioriteit. Sommige zaken vind ik ook geen nieuws. Over de spanningen tussen kardinaal Danneels en Rudy Borremans schreven wij genuanceerd, wat niet wil zeggen dat we ingingen op alle details. Ik ga de grote problemen, zoals het vrouwelijk priesterschap, niet uit de weg, maar het is zo defaitistisch om elke week alleen daarover te emmeren. We moeten beseffen dat wij de oplossing van die problemen misschien niet meer meemaken in ons eigen leven. We moeten dat kunnen loslaten, en ingaan op andere essentiële vragen.
Zoals daar zijn?
CLAERHOUT: Wat ons sterk bezighoudt, is de identiteit van onze christelijke instellingen. De christelijke zuil in Vlaanderen is de afgelopen dertig jaar vooral bezig geweest met macht, dienstverlening en prestige, via het onderwijs, de vakbond, de ziekenhuizen, de CVP… Al die instellingen waren zo sterk dat men niet besefte dat de façade nog overeind stond, terwijl de inhoud vermolmd was. Met de komst van paars-groen is dat kaartenhuisje in mekaar gevallen, en vraagt men zich af: wat betekent dat nog, de ‘c’ van ‘christen-democraten’, de ‘k’ van ‘katholiek’?
Steeds minder, kennelijk.
CLAERHOUT: Volgens sommigen staat de ‘k’ voor ‘kwaliteit’. Maar daar erger ik mij mateloos aan. Als je constant beklemtoont dat katholieke scholen bétere scholen zijn, doe je de mensen in het gemeenschapsonderwijs onrecht aan. De kwaliteit van het onderwijs moet een gevolg zijn van een bepaalde inspiratie, van een geloof. Als je dat geloof niet meer hebt of niet meer duidelijk durft te articuleren, dan zit je fout.
Moet CD&V die christelijke inspiratie ook duidelijker articuleren?
CLAERHOUT: Ik vind van wel. En Agalev misschien ook. Ik ken veel gelovigen die niet voor CD&V, maar voor Agalev stemmen, net omwille van hun ecologische bekommernis. Maar goed, dat heeft Agalev blijkbaar nooit begrepen. Dat is natuurlijk niet dé oorzaak van hun neergang, maar het heeft er zeker iets mee te maken.
Kun je met een christelijk profiel nog verkiezingen winnen?
CLAERHOUT: Waarom niet? Ik denk dat veel kiezers aangesproken zouden worden door politici die openlijk bezield zijn door dat geloof. Dat betekent niet dat je voortdurend moet schermen met ‘normen en waarden’, want er bestaan geen specifiek christelijke waarden. Er zijn algemeen menselijke waarden, die bij ons voor een groot stuk vorm hebben gekregen door het christendom, maar die ook door anderen beleefd worden. Het is geen kwestie van beter of slechter, het gaat erom dat je duidelijk maakt waar je bezieling vandaan komt.
Wat is voor u de kern van die bezieling?
CLAERHOUT: Dat je leeft vanuit Christus en vanuit de herinnering aan de historische Jezus, dat je zijn voorbeeld tracht na te volgen. Dat is het revolutionaire van het christelijke geloof: als je ziet hoe hij gehandeld heeft, kun je de wereld beter helpen maken. Je kunt je inzetten voor je medemens vanuit een sociale, humanistische inspiratie. Een christen zal dat doen in navolging van Jezus. Het evangelie is erg radicaal op dat punt. Je moet niet alleen diegenen beminnen die jou beminnen, want dat is gemakkelijk. Je moet je ook engageren voor diegenen die je niet kent, voor de totaal vreemde – dat is de boodschap van de barmhartige Samaritaan.
Slaat die boodschap nog aan in tijden van ‘godsverduistering’ en ‘normvervaging’?
CLAERHOUT: Ik ben niet overdreven pessimistisch. Er is sprake van een zekere normvervaging, maar je kunt niet zeggen dat onze welvaartsstaat een jungle is. En de godsverduistering in deze tijd heeft volgens mij te maken met het feit dat we God te veel op onze eigen problemen betrekken.
We willen dat God aan óns denkt, terwijl God zegt: denk aan de ándere?
CLAERHOUT: Zo simpel is het eigenlijk. Die fundamentele boodschap is nog altijd dezelfde. Jongeren zijn op zoek, ervaren een leegte en vragen zich af: die kerk, wat is dat eigenlijk? En ouderen zeggen: de kerk heeft ons zoveel wijsgemaakt en nu schijnt er niets van waar te zijn, dus wat moeten we nog geloven? De antwoorden komen niet meer pasklaar uit de hemel. Terwijl het nog altijd even simpel maar radicaal is: bemin God in de eerste plaats en je naaste zoals jezelf. Als je een beetje intens leeft, komen er voortdurend oproepen op je af: iemand die om materiële hulp of om genegenheid vraagt, bijvoorbeeld. Dáárin kunnen we ons geloof vormgeven. Dat zijn dingen die boven de wet staan. Want leven vanuit een gelovige inspiratie, is meer dan alleen maar de wet naleven. Een belangrijk deel van het Onze Vader is voor mij: Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren.
En dat stuk na de komma zijn we vergeten?
CLAERHOUT: Ja, hoe vaak doen we dat nog? Ik worstel daarmee hoor, ik ben ook een zondaar. Het is een voortdurende strijd. We zijn individualisten, maar toch is er de dwingende plicht om wat je hebt te delen, om verdraagzaam te zijn. Dat is het volgens mij wat jongeren gemist hebben. De christelijke instellingen kennen ze nog, maar hebben ze voldoende inspirerende voorbeelden gekend? Hoeveel mensen leggen nog echt op een authentieke manier getuigenis af van hun geloof, van de blijde boodschap? Wij kunnen als christenen die boodschap alleen verspreiden als ze herkenbaar is in ons eigen gedrag.
Heeft elke religie, van boeddhisme tot christendom, niet ongeveer dezelfde boodschap?
CLAERHOUT: Er zijn raakpunten, maar het komt toch niet op hetzelfde neer, zoals men vaak laat uitschijnen. En de fascinatie voor andere religies is vaak erg oppervlakkig. Hoe vaak hoor je mensen niet vertellen over het boeddhistische ‘mededogen’? Maar als je dan ziet hoe ze leven: gewoon een praatje maken met de buurman vinden ze vaak al te veel. En met alle respect voor mensen die het boeddhisme intens beleven, maar onze traditie is toch een andere. Wij kunnen onze individuele relatie met God niet opgeven. Wij kunnen onze christelijke wortels niet ontkennen.
Maar we leven in een pluralistische maatschappij.
CLAERHOUT: Dat is vaak een verkeerd begrepen pluralisme. Actief pluralisme betekent dat iedereen in de publieke ruimte voor zijn overtuiging kan uitkomen, gelovigen en ongelovigen. Wat we nu meemaken, is dat je er vooral niet voor mag uitkomen, het wordt afgemaaid. Dat verweet ik de vorige paars-groene regering, dat ze alles afvlakten: christelijk geïnspireerde organisaties worden wel gesubsidieerd, zolang ze maar niet voor hun overtuiging uitkomen.
Godsdienst is toch een privé-zaak?
CLAERHOUT: Ja en nee. Het is een privé-zaak omdat je zelf uitmaakt of je gelovig bent of niet. Maar voor een christen kan het nooit een privé-zaak blijven, omdat hij zich verplicht ziet om te werken aan een betere samenleving. Als hij zijn geloof niet kan waarmaken, wordt hij geboycot, gehandicapt. Een niet-confessionele regering hoeft toch niet bang te zijn voor politici die Christus willen navolgen en daarom opkomen voor de armen en de zwakken?
Dat is niet meteen het beeld dat mensen van CD&V hebben.
CLAERHOUT: Nee, ik stel het nu een beetje ideaal voor. En ik begrijp ook wel dat het, zeker voor politici, niet makkelijk is om ronduit voor je geloof uit te komen.
Omdat je dan uitgelachen wordt?
CLAERHOUT: Dat gebeurt. Maar daar moeten we tegen kunnen. Als christen word je momenteel uitgedaagd, en dat is prima. Ik verzet mij tegen het pessimisme en het zelfbeklag. Laten we op een onbevangen en zelfbewuste manier zoeken wat wij deze samenleving te bieden hebben. Als men het over de kerk heeft, verwijst men altijd naar de uitspraken van de paus. En meestal naar zijn uitspraken over seksuele moraal, niet naar zijn sociale leer. Dat beeld mag wel eens worden bijgesteld. Ik denk zelfs dat deze paus aanspraak kan maken op de Nobelprijs voor de Vrede. Hij is heel radicaal wat betreft de aandacht voor vreemdelingen, asielzoekers, allochtonen.
Maar verwerpt deze paus niet wat u net beoogt: aansluiten bij deze tijd?
CLAERHOUT: Ja en nee. Hij heeft de kerk opengegooid naar de wereld, de expressie van het geloof is niet langer een westers monopolie. Daarvan is hij zich bewust. Zijn fout is volgens mij dat hij die universele boodschap overal op dezelfde manier toepasbaar wil maken. Terwijl je in Afrika niet op dezelfde manier kunt preken over geboortebeperking als in Europa, bijvoorbeeld.
Sommigen vinden het misdadig dat hij zelfs in Afrika het condoomgebruik veroordeelt.
CLAERHOUT: Daarvoor verwijzen ze meestal naar zijn toespraak in de Ugandese hoofdstad Kampala, in 1992. Maar dan moeten ze weten wat de paus echt gezegd heeft. Hij heeft alleen verklaard dat condooms niet de oplossing zijn in de strijd tegen aids. Men moet volgens hem, zeker in een samenleving als de Ugandese, die een jarenlange burgeroorlog achter de rug heeft, in de eerste plaats trachten om het morele gehalte van de samenleving te verhogen.
Condooms zijn dus verboden.
CLAERHOUT: Ik zeg niet dat de paus vóór condooms is, maar ik moet de eerste tekst nog zien waarin hij zegt dat ze verboden zijn. De kerkelijke leer is trouwens heel duidelijk: een minder kwaad kan een erger kwaad voorkomen. Dus als je weet dat je niet monogaam leeft, moet je condooms gebruiken in plaats van anderen te besmetten.
Waarom zegt de paus dat dan niet?
CLAERHOUT: Zijn concrete uitspraken over de seksuele moraal zijn soms erg onhandig. Niet alleen de zijne, trouwens. De uitspraak van kardinaal Lopez Trujillo in het BBC-programma Panorama van vorige week, dat condooms het hiv-virus doorlaten, is ridicuul. Laat er geen misverstand over bestaan: de kerk moet duidelijk zijn in haar keuze voor het leven. Maar de vraag is of Rome de invulling daarvan tot in de slaapkamer toe voor de hele wereldkerk moet uitwerken. Dat is mijn grootste kritiek op de paus: hij heeft te vaak onnodig de puntjes op de ‘i’ gezet. Daardoor heeft hij mensen teleurgesteld die eigenlijk bemoediging nodig hadden. Hij is natuurlijk de Poolse priester gebleven. Iemand die gezagsgetrouw is en gezagsgetrouwheid eist. Hij is er ook niet in geslaagd om een aantal stromingen binnen de kerk met elkaar te verzoenen. Westerse theologen die pleiten voor meer collegiale gezagsstructuren in de kerk, zijn voor hem verwende kinderen. Dat kan ik niet goedpraten, al zit zijn achtergrond daar voor veel tussen: hij heeft vanuit de Poolse kerk het verzet tegen de communisten geleid. Hij is een politicus geweest, een politicus namens God.
Zou kardinaal Danneels een goede opvolger zijn?
CLAERHOUT: Ja. En ik denk dat hij veel kans maakt. Hij is geen beeldenstormer en kan uitstekend communiceren. Hij is bovendien net 70 en dat is ook een voordeel, want men heeft nu de nadelen gezien van een lang pontificaat. Danneels is geen nieuwe superman, maar iemand die rust zou kunnen brengen, die voor verzoening zou kunnen zorgen.
Hebt u zelf ooit een roeping gehad?
CLAERHOUT: Nee, ik heb altijd midden in de wereld gestaan.
Komt u uit een streng katholiek milieu?
CLAERHOUT: Nee. In mijn studententijd, eind jaren zestig, was ik zelfs sterk geëngageerd in de linkse beweging. Wij deden enquêtes bij allochtone mijnwerkers, maar eigenlijk was dat een soort sociologie-practicum: de lessen en de fabrieksbezoeken liepen door mekaar. Ik heb een tijdje met het communisme geflirt, maar toen ik Oost-Europa beter leerde kennen, zijn mijn ogen opengegaan. Door te reizen en veel mensen te ontmoeten, heeft mijn geloof echt vorm gekregen. De mensen die in de favella’s van Rio de Janeiro in de modder staan te ploeteren, dát zijn voor mij toch echt de mensen van de kerk. Door hen heb ik ingezien hoe belangrijk het geloof in mijn leven is.
Is schoonheid voor u een weg naar God?
CLAERHOUT: Zoals iedereen hou ik van schoonheid, maar dat leidt niet automatisch naar God. En het is ook niet omdat je in de wetenschap op grenzen stuit, dat de weg naar God open ligt. Het is moeilijk om dat over te brengen, maar ik geloof in een persoonlijke God. Geen God die boven aan de touwtjes trekt – het klinkt wat oneerbiedig, maar dat is een infantiel godsbeeld. In mijn beleving is het een God die zich binnen de mens openbaart, die ons een reservoir aan goedheid heeft meegegeven. We schieten tekort, we leven voortdurend onder de maat, maar toch voelen we wat we zouden moeten doen om goed te doen. Dat besef, die innerlijke overtuiging, is God voor mij. De kerk is mij dierbaar, omdat ze heel dat gedachtegoed heeft kunnen bewaren. Tegelijk lijden we ook aan de kerk, want het is een kerk die bestaat uit mensen, die fouten maakt.
De kerk heeft fouten gemaakt, en God heeft de schuld gekregen.
CLAERHOUT: Absoluut. De kerk, dat zijn wij. Iemand bij wie ik veel inspiratie heb gehaald, is de Franse denker Marcel Légaut, die het had over ‘mon église, ma mère et ma croix’ – de kerk, mijn moeder, mijn kruis. We gaan nu naar een kerk die bij ons grotendeels zal steunen op leken. De vraag is: zijn we daar klaar voor? Volgens mij niet, want er is momenteel een groot tekort aan verinnerlijking. Zoals ik al zei: God zit niet op een troon, maar openbaart zich in de mens.
Waarom laat God de mens lijden?
CLAERHOUT: God lijdt mee. God is geen boekhouder die beslist wie wel en niet moet lijden. God is machteloos, Christus is tenslotte gestorven aan het kruis. En de mens is vrij. Het kwaad is iets wat de mens zichzelf aandoet. Gelovig zijn betekent dat je ondanks alles toch kiest voor het leven, voor het goede. Je maakt in je leven dingen mee waarvan je denkt: waarom moet dat mij nu overkomen? Drie jaar geleden lag mijn dochter op sterven. Ze is er gelukkig doorgekomen, maar op een gegeven moment zei de dokter mij dat ze de ochtend niet meer zou halen.
Werd u toen niet kwaad op God?
CLAERHOUT: Nee, want het is God niet die daarachter zit. Het was een belangrijk moment in mijn leven, omdat ik voelde dat mijn geloof sterk gegroeid was. Het is misschien wel een van de ergste dingen die je kunt meemaken: je kind zien lijden. Maar God doet mij dat niet aan, het is geen afrekening. Op dit moment wordt in Afrika een kind geboren dat maar een week zal leven. Waarom doet God dat? (stilte) Geloven is genade – ook zo’n aftands woord dat je niet meer mag gebruiken tegenwoordig. Maar genade is het besef dat je er niet alleen voor staat in dit leven, dat er een kracht is die je helpt, ook in het lijden.
Is godsdienst dan een vorm van troost?
CLAERHOUT: Dat is zeker niet de essentie. De kerk heeft volgens mij zelfs te veel geprobeerd om het lijden goed te praten, waardoor godsdienst inderdaad een trucje werd voor troost. Nee, geloven is beseffen dat het kwaad niet het laatste woord heeft, dat het zinvol blijft om te hopen op een betere wereld. Geloven in het leven, ondanks al het kwade in deze wereld.
Tot slot: uw blad heeft nu 7000 abonnees, is dat al een succes?
CLAERHOUT: We bestaan drie jaar en streven nu naar 10.000 abonnees, zodat het blad zichzelf kan bedruipen. Maar of dat een succes is? Dat zullen we pas weten over honderd jaar, als de kerkvernieuwing zich heeft doorgezet, en de mensen zullen zeggen: toen, aan het begin van de 21e eeuw, was het goed dat zo’n initiatief als Tertio werd genomen. Ik zal het niet meer meemaken, maar ik hoop dat ons blad dan een kleine bijdrage zal hebben geleverd aan de hergeboorte van de kerk.
Joël De Ceulaer
‘hij ZOU EEN GOEDE PAUS ZIJN, EN IK DENK DAT HIJ VEEL KANS MAAKT OM HET TE WORDEN.’
‘ik moet de eerste tekst nog zien waarin de paus zegt dat condooms verboden zijn.’