Rusland laat ons delen in de romantische stemming rond het laatste tsarenpaar. Maar de tentoonstelling ‘Nicolaas & Alexandra’ in de Hermitage Amsterdam vertelt lang niet alles over een der schokkendste hoofdstukken uit de recente geschiedenis. Een verhaal met nogal wat rode, witte en ‘Belgische’ kantjes.

Tsaar Nicolaas II, die als kind gezien had hoe zijn grootvader Alexander II opgeblazen werd bij een terroristische bomaanslag, kwam zelf op een bloedige wijze om het leven. In de nacht van 17 juli 1918 werd hij samen met de tsarin, hun vier dochters, kroonprins Alexej en vier overgebleven leden van het dienstpersoneel geëxecuteerd in het souterrain van het huis in Jekaterinburg waar de familie, sinds de troonsafstand in maart 1917 gedegradeerd tot gewone burgers, in huisarrest zat. De rode sovjetrevolutionairen die in oktober 1917 gewapenderhand de pas gestichte republiek en de Voorlopige Regering van Aleksandr Kerenski hadden omvergeworpen, stonden onder druk. Ze hadden een burgeroorlog aan hun broek waarin ze het moesten opnemen tegen de ‘Wit-Russen’, een verzameling aanhangers van diverse vormen van monarchie, gematigde republikeinen, aartsreactionairen, tot dienstplicht gedwongen boeren en huiswaarts kerende Tsjechische soldaten van de verslagen Oostenrijkse Dubbelmonarchie. Konden de oprukkende Witten erin slagen om de tsaar te bevrijden, dan zouden ze een morele overwinning hebben geboekt.

De leiding van de Oeralsovjet verzamelde bewijzen voor een monarchistisch complot en distilleerde er een doodsvonnis uit. Het twaalfkoppige vuurpeloton dat zich in de smalle deuropening verdrong om de op twee rijen geposteerde familie van de tsaar (men had hen verteld dat er een foto zou worden gemaakt) in het souterrain te executeren, maakte er een bloedbad van. Het lijden van de meisjes, die onder hun kleren een pantser van juwelen droegen, duurde onnodig lang. Uiteindelijk werden ze in een massagraf geworpen en begraven. Zo kwam, nadat de tsaar al in maart 1917 afstand van de troon had gedaan, finaal een einde aan de dynastie van de Romanovs, die driehonderd jaar lang over het grootste keizerrijk van de wereld hadden geregeerd. Met ongekende pracht en praal, en evengoed met ijzeren hand en ongegeneerd autocratisch tot het bittere eind. Bijna tachtig jaar lang kon er in de Sovjet-Unie geen goed woord meer over worden gezegd.

Maar midden de jaren tachtig, in volle periode van glasnost, de laatste jaren van de Sovjet-Unie, verschenen al de eerste sympathiserende biografieën van de tsarenfamilie, zo signaleert Wim Coudenys, docent Russische geschiedenis aan de Universiteit Leuven. Later, na de val van het communisme, volgde hun heiligverklaring, de canonisering tot martelaren van het vaderland en de bijzetting van hun gebeenten in de kathedraal van Sint-Petersburg. De stemming die zich van het land meester gemaakt heeft, lijkt evenwel minder op een terugkeer van monarchistische stromingen dan op een romantisch verlangen naar een verdwenen glamourtijd. De tentoonstelling Nicolaas & Alexandra in het Amsterdamse filiaal van het Hermitagemuseum in Sint-Petersburg (vanaf 18.9) sluit daar naadloos bij aan. De uitgestalde voorwerpen, schilderijen, foto’s en documenten roepen vooral een sprookjeswereld van keizerlijke weelde op, in mindere mate de persoonlijke tragedie van de familie, maar niet de bittere sociale situatie, de hongersnoden, de stakingen, het kruitvat, de revolutie. De catalogusteksten blinken uit door sibillijns gestelde analyses, waarvoor Hermitage-directeur Mihail Pjotrov- sky in zijn inleiding het model levert: ‘Rusland verloor oorlogen met het buitenland, het verloor binnenlandse oorlogen met het radicale socialisme, het sektarische mysticisme en met voorstanders van parlementaire democratie. Er ontwikkelde zich een zweer in de samenleving: de revolutie die het Russische rijk openspleet, en vervolgens de ondergang tegemoet deed gaan. De tragedie van de natie was ook de tragedie van het tsarengezin, dat naar de mening van velen de plicht had in te grijpen en daarom verantwoordelijkheid droeg voor alle rampen.’

De grondstemming in het land vandaag ziet professor Coudenys veeleer als een ‘mengeling’. Dat komt tot uiting in het gebruik van symbolen. De vaderlandse vlag heeft de oude Russische wit-rood-blauwe kleuren. De oude nationale hymne (‘God behoede de Tsaar!’) daarentegen, heringevoerd onder Boris Jeltsin, werd door president Vladimir Poetin alweer vervangen door het vertrouwde sovjetvolkslied uit 1941, weliswaar op een andere tekst.

Tsarisme, sovjetregime of postcommunisme, Rusland blijft zweren bij een sterk centraal gezag. Coudenys ziet Poetins presidentschap een beetje als dat van een ‘verlicht monarch’, althans van iemand ‘die zich gedraagt als een gekozen vorst’. Daarbij komt de religieuze symboliek, gebruikelijk onder de tsaren, opnieuw naar boven. De orthodoxe kerk neemt deel aan officiële manifestaties, de kerkelijke leider moet zijn zegen geven. Sinds het herstel van het geestelijke gezag van de orthodoxe kerk en het gestegen zelfbewustzijn, liggen de relaties met de katholieke kerk weer moeilijker. De ‘oecumenische’ gedachte is verder weg dan onder het communisme.

Een zuiver parlementair systeem heeft het land nooit gekend, stelt Coudenys vast. De uitspraak van de ‘verlichte’ tsarin Catherina de Grote, dat Rusland nooit zonder autocratie geregeerd kan worden omdat het zo gigantisch groot is, berust op een idee-fixe die een lang leven beschoren is. ‘Het zit zo ingebakken bij de Russen dat ze niet anders dan autocratisch bestuurd kunnen worden. De liberalisering van het begin van de jaren negentig is uit de hand gelopen. Dat had ook te maken met het ontbreken van duidelijke begeleidende, constitutionele en juridische maatregelen: de rechtszekerheid was en is een groot probleem. Als dat ontstaat, heeft men de neiging om te zeggen: oei, het loopt uit de hand, we moeten de zaken terugdraaien. Het erge is natuurlijk dat de zaken veel harder dichtgedraaid worden dan nodig. Kijk alleen naar de moeilijkheden die je ondervindt om het land binnen te komen, dat is precies zoals onder het sovjetregime, terwijl het in het begin van de jaren negentig geen probleem was.’

Ingemetseld

Acht dagen na de executie van de tsaar en zijn gezin in Jekaterinburg in 1918 kwamen de Wit-Russen ter plaatse en gelastten Nicolaas Sokolov met het onderzoek van het drama. Lijken vond hij niet, wel sporen van verbranding, een vinger, een parel uit een oorring, een dasspeld en een vals gebit. Hij stopte ze in een koffertje. Op de hielen gezeten door het winnende Rode Leger, weken de ‘Witten’ en hun sympathisanten uit naar alle hoeken van de wereld. In totaal bijna twee miljoen mensen. Naar China en de Balkan, Tsjechië, Duitsland, Frankrijk en België. Het verhaal gaat dat het koffertje na jarenlange omzwervingen terechtkwam in de Russisch-orthodoxe kerk van Sint-Job de Lijdende in Ukkel, waar het in het altaar ingemetseld werd. ‘Niet waar’, zegt gravin Marie Apraxine, parochieverantwoordelijke, van wie de vader bij de witte legers vocht en dan naar België emigreerde. ‘Het koffertje moet in Parijs in de bankkluis van de vroegere consul Giers beland zijn en is nooit meer teruggevonden. Wel bewaren wij een pluk aarde, doordrenkt met het bloed van de keizerlijke familie, en enkele kruisjes en icoontjes die ze op hun lichaam droegen.’ Die kregen ze door bemiddeling van Xenia Alexandrovna, zuster van de laatste tsaar, overleden in 1960.

Professor Coudenys volgde gedetailleerd de lotgevallen van de zowat tienduizend Russische emigranten die na de revolutie in België terechtkwamen. De grote meerderheid behoorde tot de adel en de hoge administratieve en militaire kaders met hun familie. Velen hadden in de witte legers gevochten. Over de hele wereld deelden de Russen van de dias- pora de vurige wens om hun vaderland te bevrijden van de bolsjewieken. Over de vraag welke staatsvorm daarvoor in de plaats moest komen, bestond minder eensgezindheid. Een republiek of een constitutionele monarchie naar Belgisch model? Slechts een zeer kleine minderheid bepleitte een terugkeer naar het tsarisme. Merkwaardig genoeg zat deze minderheid voor een goed deel in Brussel geconcentreerd. En gold dus als zeer conservatief. Het onderzoek van hun handel en wandel dat Coudenys voerde, leidde tot een boek met de veelzeggende titel: Leven voor de Tsaar, Russische ballingen, samenzweerders en collaborateursin België (Davidsfonds, 2004).

Dimitri de Heering, bestuurder van de Union de la Noblesse Russe en Belgique, vindt dat een te monolithische benadering. De edelman, een rijzige zestiger, heeft het liever over migratie in het meervoud. ‘Monarchisten, ja, maar ook anderen. Collaborateurs, maar evengoed lui die in het verzet hebben gestaan.’ De Heering, wiens grootvader Eduard von Heering generaal was in het leger van de tsaar, is ook voorzitter van de vzw die de Sint-Job-kerk van de Russen-buiten-de-grenzen in Ukkel beheert. Geen gewone kerk, maar een memoriaal voor tsaar Nicolaas II en familie en voor allen die tijdens de revolutie gevallen zijn. De kerk werd in 1930 gefinancierd door de hele gemeenschap van Russsische migranten, benadrukt De Heering. In 1934 gebouwd en twee jaar later geopend, is Sint-Job een van de vijf Russisch-orthodoxe kerken in Brussel. De Ukkelse parochie schikt zich naar het gezag van het patriarchaat van Constantinopel, niet naar dat van Moskou, zoals de andere. Dat heeft een historische verklaring, maar is in essentie gereduceerd tot een administratieve kwestie.

Prinses Lvov

Concentreert zich hier dan geen kern van traditionalisten en monarchisten, of heeft de tijd de scherpe omlijningen doen vervagen? Voor gravin Apraxine onderscheidt men zich in niets van het moederland. ‘De kerk in Rusland heeft de familie gecanoniseerd. En in alle kerken van Rusland bevinden zich iconen van de keizerlijke familie…’ Dimitri de Heering formuleert het zo: ‘Universeel is er een respect voor de tsaar, de manier waarop hij het einde van zijn leven heeft beleefd. Wat niet wil zeggen dat de parochianen van deze kerk monarchistisch zijn. Daar wordt niet over gepraat.’

Het gaat niet om een stel reactionaire dromers van het herstel van het keizerrijk, maar om Belgische burgers van Russische origine, zoals De Heering zelf, die na een carrière als nucleair ingenieur bij Tractebel nu als consultant optreedt. ‘Tijdens de liturgie gedenkt de priester altijd de Belgische koninklijke familie, de regering en het Belgische volk. En anderzijds wordt er geen soortgelijk gebed gezegd voor een erfgenaam van de Romanov-dynastie. De troonpretendenten worden niet vermeld. We leven in België. Het is niet hier dat er over de toekomst van Rusland beslist wordt.’ De golf van ‘Nicolaas & Alexandra’-nostalgie in Rusland en daarbuiten, zint hem niet erg. ‘Mij stemt dat wat onbehaaglijk, omdat ik denk dat de geschiedenis haar rechten heeft. Maar men kan het wel begrijpen, nadat men gedurende tachtig jaar de geschiedenis gecorrigeerd heeft, toen het leven zo ontzettend moeilijk was. Vergeet niet dat er 50 miljoen mensen in de goelag, in de collectivisatie en dergelijke omgekomen zijn. Wel, dan werkt die nostalgie als een Gouden Legende, waar de regering ook op inspeelt.’

Wat onwrikbaar blijft door de eeuwen heen, is de liturgie. In alle orthodoxe kerken, de Griekse zowel als de Russische, wordt woordelijk hetzelfde gezegd. Door de absolute dominantie van de orthodoxe godsdienst in Rusland ontstond het idee dat ‘Rus zijn en orthodox zijn hetzelfde is’ (Coudenys). De geschiedenis van de parochiegemeenschap in Ukkel lijkt dit niet tegen te spreken. De mensen van de tweede en de derde generatie, perfect geïntegreerde, mondige Belgische burgers, vinden in de kerk van Sint-Job alle symbolen en rituelen exact terug zoals hun voorvaderen die ooit installeerden. Ook de architectuur en de kerkdecoratie is exact gekopieerd op overgeleverde modellen. Zo werd Sint-Job, met z’n kokette bolvormige koepel, in de jaren dertig gebouwd als een perfecte kopie van een kapel van de zestiende-eeuwse Transfiguratiekerk in Ostrov bij Moskou. De door prinses Lvov in de jaren 1940 geschilderde iconen voor de iconostase die het sanctuarium van de gebedsruimte scheidt, konden door middeleeuwse schilders gemaakt zijn. Als de parochianen van Sint-Job zich érgens Rus voelen, dan wel hier.

Potemkin

De kerk in Rusland mocht dan – sinds tsaar Peter de Grote haar ondergeschikt maakte aan de staat – geen machtsfactor meer zijn, de idee dat men ‘orthodox moet zijn om Russisch’ te zijn, verhinderde ook tsaar Nicolaas II om de multiculturele realiteit van zijn rijk onder ogen te zien. Zijn russificatiebeleid ontkende de rechten van de niet-orthodoxe Aziatische volkeren en de joden. Orthodoxe missionarissen trokken erop uit om de Siberische volkeren te bekeren. Niemand dwong de protestantse grootvader van Dimitri de Heering, generaal in het Russische leger, om van religie te veranderen, maar toen hij met een orthodoxe vrouw trouwde, wist hij dat zijn kinderen van wetswege orthodox hoorden te worden. ‘Mijn vader is de eerste orthodox van de familie’, zegt hij. Aan de pogroms acht hij de tsaar niet schuldig, wél het volk, met zijn diepgewortelde antisemitisme.

‘Ik ben door God geroepen!’ antwoordde de autocraat Nicolaas II steevast, toen klaar kijkende politici als Sergei Witte en Pjotr Stolypin hem tot hervormingen probeerden te bewegen. Toen hij na de revolutie van 1905 noodgedwongen met de oprichting van de doema instemde, deed hij er alles aan om te verhinderen dat ze als een echt volksparlement zou functioneren. Had enige soepelheid van zijn kant kunnen verhinderen dat de Russische kolos krachteloos in elkaar zakte en de bolsjewieken in 1917 als een rijpe vrucht in de schoot viel? De ontbinding begon al onder zijn vader, Alexander III, analyseert Wim Coudenys. In een land met een sociale structuur uit het ancien régime, deed zich vanaf het einde van de negentiende eeuw een geweldige economische opgang voor. De boeren, toch zo’n negentig procent van de bevolking, trokken massaal naar de zich snel industrialiserende steden, waar ze verstoken bleven van stemrecht of inspraak, terwijl de landbouwsector in een crisissituatie verzeild raakte. Grote hongersnoden voerden de onrust ten top.

Er braken opstanden uit. De beslissing van Nicolaas II om de volkswoede in nationale trots te doen omslaan door in 1904 een oorlog met Japan uit te lokken, liep op een catastrofe uit. De Russische nederlaag versterkte de binnenlandse politieke oppositie. Behalve de marxisten waren er de boeren-populisten, die vrijheid en recht op land eisten. Bogend op een terroristische traditie – de moord op Alexander III was hun werk – bleven ze tot begin 1918 de belangrijkste macht in Rusland. In 1917 gingen ze een coalitie aan met de bolsjewieken, en nadien werden ze door handig politiek en politioneel optreden van Lenin en de zijnen uitgeschakeld. De oktoberrevolutie van 1917 zelf was niet veel meer dan een geslaagde coup, betoogt Coudenys. De mythische bestorming van het Winterpaleis, zoals cineast Sergei Eisenstein ze in Pantserkruiser Potemkin ensceneerde, werd eigenlijk uitgevoerd door een man en een paardenkop, waarbij Lenin onderdook en enkele dagen later vaststelde dat hij de macht in handen had. Het feit dat de soldaten van het leger, waarvan de generaals begin 1917 de tsaar al tot troonsafstand gedwongen hadden, zich op hun beurt tegen hun bevelhebbers hadden gekeerd, speelde een belangrijke rol. De uitzichtloze bloedbaden van de Eerste Wereldoorlog grondig moe, hielpen ze gewillig mee om het tsaristische regime omver te werpen.

Weinig kan de blindheid van Nicolaas beter illustreren dan de grootse vieringen van driehonderd jaar Romanov-dynastie in 1913, waarin de indruk werd gewekt dat ze eeuwig zou blijven duren. Amper een jaar later ging het steil bergaf. De krijgsverrichtingen liepen niet zoals verwacht, de tsaar zette de doema aan de kant (zoals onze koning Albert I het parlement), nam de militaire leiding over (ook Albert I deed dat, maar in een oorlogszone waar niet heel veel gebeurde), een grote voedselcrisis brak uit, boeren en marxisten riepen een staking uit. Nicolaas keek onmachtig toe. Te zijner attentie sprak in 1916 Pavel Miljukov, een vooraanstaand lid van de doema, de historische woorden uit: ‘Is het dwaasheid, of moeten we spreken van verraad?’ Het Hermitage-museum heeft de expositie Nicolaas & Alexandra in haar Amsterdamse filiaal niet aangegrepen om er het antwoord op te zoeken. En de demon van de autocratie, die blijft nog een beetje rondspoken.

Door Jan Braet

‘Het is de Russen ingebakken dat ze autocratisch geregeerd moeten worden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content