Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Club Brugge wordt voor de twaalfde keer landskampioen voetbal. De eerste Belgische titel voor Trond van Trondheim, de Messias uit het noorden. Knack brengt zijn apo… zijn apo… hoe heet dat ook weer?

De goeroe heeft zijn eerste hoofdprijs binnen. Ja, de Champions League had hij al gehaald, als tweede uit de vorige competitie. En de beker veroverde hij ook vorig seizoen, na 3-1 winst in de finale tegen Moeskroen. Maar de enige echte hoofdprijs is de titel. En die zit nu in zijn zak, voor de eerste keer in vier en een half jaar België. U zult zeggen: dat is ook niet veel voor een goeroe, maar die opmerking is typisch voor mensen die meer voeling hebben met Kamasutra dan met Brahmasutra.

Trond Sollied, vooralsnog de enige wijze die niet uit het oosten, maar uit het noorden kwam, arriveerde eind ’98 in Gentbrugge, waaruit hij in 2000 schrapte wat niet paste en dus Brugge overhield. Hij zorgde voor een revolutie op Belgisch voetbalgebied. Dat hij zoals alle Scandinaven een aardige hoeveelheid drank kon verstouwen, dat viel in Gent niet op. Maar looplijnen… daar hadden ze in de Arteveldestad nog nooit van gehoord. Spelers van de Gantoise liepen vroeger kriskras over het veld. Ze botsten tegen elkaar op, tuimelden over elkaar heen, en niet zodra kwam de keeper uit zijn hok of de libero moest ruggelings per berrie het stadion worden uitgedragen.

En toen kwam Trond Sollied: de Verlosser uit de Poolcirkel. Looplijnen. Als X op rechts de bal heeft, wat moet Y op links dan doen, zonder te spreken van Z in het midden? Daar had voordien geen Gentenaar bij stilgestaan, maar plotseling werden hun gedragingen op het voetbalveld van een diepere zin voorzien. Trond leerde zijn mannen nog meer: ‘If we have the ball, the others have not the ball.’Men is geneigd dit als triviaal terzijde te schuiven, tot men er wat dieper over nadenkt. Een goede coach verschilt van een goed socioloog in zoverre dat de socioloog zegt wat iedereen weet op een manier dat niemand het begrijpt, terwijl de coach zegt wat niemand weet op een manier dat zelfs de voorstopper het begrijpt.

DE SLAG VAN WATERLOO

Vóór Sollied in Gent neerstreek, had hij hier al bekendheid geoogst als trainer van Rosenborg Trondheim, de Noorse kampioen die een paar keer goed van zich afbeet in de Champions League. Door de voetbaljournalisten wordt Rosenborg Ball Klub vaak voorgesteld als hét ideaalvoorbeeld van hoe ook kleinere landen grote voetbalteams kunnen afleveren. Mits verstand van zaken in de bestuurskamer en mits enige planmatige hulp van de overheid. Geen van die voorwaarden, hoeft het gezegd, is vervuld in het Belgische voetbal.

Daarbij weze toch opgemerkt dat er in Noorwegen geen andere club is dan Rosenborg, wat het doorstoten naar de Champions League vergemakkelijkt, en dat het verst dat Rosenborg Europees is geraakt één keer de kwartfinales was. Dat was in ’97 toen het onder meer ging winnen op AC Milan. Alleen waren er toen nog niet zoveel deelnemers, en waren de kwartfinales in feite de tweede ronde van het toernooi. Met andere woorden: van die Europese prestaties van Rosenborg moeten we nu ook weer niet achterovervallen, ze zijn meer cliché dan werkelijkheid. En Sollied is overigens maar anderhalf seizoen hoofdtrainer geweest in Trondheim. De ware sportieve architect van Rosenborg was Nils Arne Eggen.

Maar goed, Sollied had toch al een zekere reputatie toen hij in december ’98 in Gent arriveerde. Hij moest er hulptrainer Herman Vermeulen opvolgen, die het zelf in oktober had overgenomen van Johan Boskamp. Die was eerst door zijn bestuur ontslagen en werd daarna door de bond ook nog acht maanden geschorst wegens agressief gedrag tegen een vierde scheidsrechter. Toen Trond kwam, stonden de Buffalo’s zesde. Op het einde van het seizoen stonden ze achtste. Naakte cijfers zeggen vaak meer dan dito vrouwen.

Na zijn enige volledige competitie bij Gent eindigde Sollied met een ploeg vol buitenlanders knap derde en vertrok hij naar Brugge. Een beetje in gespannen verhoudingen, omdat hij het Gentse bestuur wekenlang in de waan liet dat hij in het Jules Ottenstadion zou blijven. Bij Club, waar ze jarenlang successen hadden geoogst onder Hugo Broos en daarna Eric Gerets, hadden ze een kwakkelseizoen achter de rug. Het was het fameuze jaar dat René Verheyen ontslag nam als trainer, maar tegen zijn zin toch op de bank moest blijven zitten omdat het bestuur niemand anders vond, en Sollied al wel getekend had, maar pas aan het eind van het seizoen kon overkomen. Ondanks al die miserie eindigde Club nog wel tweede, acht punten achter Anderlecht.

En toen kwam Trond. Op Olympia keken ze al even verrast op als in Gent. Looplijnen! Shadow game tegen een denkbeeldige tegenstander. Inwerpen! Afwerken! En dat duizenden keren opnieuw. Het was Peter Ackroyd die schreef: ‘Net als in seks zijn de bewegingen in voetbal beperkt en voorspelbaar.’ Die bewegingen eindeloos inoefenen, dat is een van de basismethoden van Sollied. Dat, en iedereen scherp houden. Zo mag hij tijdens de theorie midden in een uiteenzetting over dubbele dekking op de flanken graag plots uitroepen: ‘De Brul! Wie heeft de slag bij Waterloo gewonnen?’ Dit om te zien of de mannen wel alert zijn gebleven. Waarna Tjörven De Brul dan verrast antwoordt: ‘Napoleon!’ En Trond hoofdschuddend begint uit te leggen dat Napoleon de slag van Waterloo verlóren heeft. Omdat zijn looplijnen niet klopten.

Nu beweren agnostici, aan wie de voetbalwereld geen gebrek heeft, dat Sollied niets heeft uitgevonden. Toen Club Brugge in de herfst voor de Champions League naar Barcelona moest, werd door Belgische reporters aan Louis Van Gaal, toen nog in dienst bij Barca, gevraagd wat hij dacht over Trond Sollied en zijn vernieuwende aanpak. De naam Sollied deed bij Louis slechts heel in de verte een flinterdun belletje tingelen, en wat die vernieuwende aanpak wel mocht zijn, moest de reporter hem eerst verduidelijken. Looplijnen! Louis keek ongelovig naar de Belgische journalisten.

Nu kent Van Gaal dat volkje wel, want hij heeft in de jaren zeventig een tijdlang bij FC Antwerp gespeeld, onder Guy Thijs. Zij het dat Louis vooral op de bank zat, want net als de gemiddelde Knackredacteur was hij beter in ’t weten dan in ’t doen. De anekdote is al platverteld, maar toen Van Gaal het beu was om altijd reserve te zijn, trok hij eens op hoge poten naar Guy Thijs: ‘Trainer, waarom sta ik niet in de basis? Van al die kerels hier kan ik het meeste met de bal.’ Waarna Guy Thijs aan zijn sigaartje trok en antwoordde: ‘Dat is juist Louis, maar jammer genoeg heb je hem nooit.’

Met Belgen is Louis dus op alles voorbereid, maar van die vernieuwende aanpak met looplijnen viel hij toch bijna omver: ‘Maar dat deden wij vijfentwintig jaar geleden al met de Ajaxjeugd.’ Daarmee haalde Louis de mythe definitief onderuit. Wij zijn het gaan opzoeken: de eerste trainer die in België uitpakte met looplijnen was baron Albert de Bassompière, stichter van de Leopold Football Club in 1893. Na hem volgden alle anderen zijn voorbeeld.

DONKERE DAGEN VOOR KERSTMIS

In zijn eerste twee seizoenen bij Club eindigde Sollied dankzij zijn looplijnen telkens tweede. In zijn derde, het huidige, pakt hij de titel. Er lopen een paar merkwaardige parallellen tussen die drie jaargangen. Telkens weer stoomt Club als een pletwals door het eerste deel van de competitie, om dan rond nieuwjaar en altijd na een Europese teleurstelling steevast terug te vallen.

Twee jaar geleden vestigde Club eerst een historisch record door zijn eerste veertien wedstrijden allemaal te winnen, maar daarna dook het in acht matchen tijd van zes punten voorsprong naar zeven punten achterstand op Anderlecht, de latere kampioen. In de eerste negen wedstrijden na de winterstop speelde het liefst acht keer gelijk.

Vorig seizoen liet Club begin december in vier matchen tijd een voorsprong van elf punten op Anderlecht wegsmelten tot twee. Het verloor in totaal niet minder dan acht keer, en moest op de voorlaatste speeldag na een 5-3 nederlaag op Sint-Truiden definitief buigen voor Racing Genk. Ook dit jaar kende Club voor de derde keer op rij een terugval na de winter, zij het meer in het spelpeil dan in de resultaten. Maar door het schrijnende falen van de grote concurrenten Anderlecht, Genk en Standard, was de blauw-zwarte voorsprong na de heenronde zo groot dat de inzinking geen gevolgen meer had voor de rangschikking.

Tweede parallel is dat Club het onder Sollied te vaak moeilijk heeft om zijn topmatchen overtuigend te winnen. Zelfs door het wispelturige Standard werd Brugge de voorbije jaren vooral tactisch een paar keer lelijk te kijk gezet, wat puristen deed besluiten dat Sollied misschien een goede trainer is, maar geen goede coach. Ook nu, ondanks zijn dominantie, leed Club een verpletterende 5-1 nederlaag bij het pas uit het moeras gekropen Anderlecht. Weer tactisch afgetroefd, en weer kon Sollied vanaf zijn bank niet bijsturen.

Derde parallel, in het verlengde van de vorige, is dat Club de goede prestaties in België niet naar Europa kan doortrekken. Het eerste jaar van de goeroe met de hakken over de sloot in Sankt-Gallen, wie wist dat ze daar voetbal speelden, en daarna kansloos tegen een ongeïnspireerd Barcelona. Toen voordien naar aanleiding van de aanslagen van 11 september de match in Nicosia in extremis een week was uitgesteld, had Sollied voor meer dan gefronste wenkbrauwen gezorgd door niet met zijn team terug naar België te komen, maar een weekje met vakantie op Cyprus te blijven.

Vorig jaar mocht Sollied de onwaarschijnlijke uitschakeling in Lyon, dat tijdens een snipperdagje in Brugge de heenmatch met liefst 4-1 had verloren, regelrecht op zijn eigen conto schrijven. Dit door een bijzonder onoordeelkundige vervanging in de slotminuut. Club stond toen 2-0 achter en had de kwalificatie op zak toen Sollied, vanuit het onuitroeibare waanidee dat een late vervanging tijdwinst oplevert, Andres Mendoza verving door de onervaren jonge Braziliaan Jose Duarte. Die speelde meteen domweg de bal kwijt en negen seconden later schoot Sonny Anderson aan de overkant de 3-0 binnen en lag Club er voor de zoveelste keer uit.

Dit seizoen plaatste Club zich op het nippertje voor de Champions League, nadat het in de voorrondes eerst Dinamo Boekarest had verslagen, maar vervolgens strafschoppen nodig had tegen Shaktar Donetsk. In de poules werd het onnozel gespeeld door een nochtans in crisis verkerend Barcelona, dat gelukkig zijn overwicht op het veld niet vertaalde op het scorebord, waar de 3-2 veel verhulde. En ook in de thuismatch (0-1), toen het al geplaatste Barca met zijn reserveploeg kwam, bleef het klasseverschil met Club te groot.

Club speelde 0-0 gelijk tegen Lokomotiv Moskou en bij Galatasaray, versloeg thuis de Turken na een zinderende match met 3-1, en had op de slotdag de kwalificatie voor het grijpen, maar ging met 2-0 onderuit in de sneeuw van Moskou. In het vangnet van de Uefacup moest het nadien twee keer buigen voor Bundesligatopper VFB Stuttgart, onder meer door het onbesuisde optreden van Birger Maertens die erin slaagde om in negen dagen tijd (tegen Stuttgart, op Sint-Truiden en tegen Anderlecht) drie keer van het veld te worden gestuurd. Een slechte Europese campagne was het niet, maar een goeroe zou er toch net iets meer moeten uithalen.

CHÂTEAU VANHOVE

In eigen land was het overwicht van Club wel indrukwekkend. Is dat de verdienste van de trainer? Jazeker, men mag het niet onderschatten. Elf topspelers en een middelmatige coach maken een middelmatig elftal. Elf middelmatige spelers met een topcoach ook. Elf topspelers en een topcoach is de enige juiste combinatie. Martin O’Neil, nu trainer van Celtic en vroeger speler van Nothingham Forest, heeft het eens zo omschreven: ‘Brian Clough was een topcoach. Voor hem aten we elke dag het gras op. Het grootste gevaar van spelen onder Clough was myxomatose.’

En als wij het over het belang van trainers hebben, citeren wij altijd graag Rachael Heyhoe-Flint, ex-aanvoerster van het Engelse vrouwencricketteam: ‘Een professionele coach is een man die je leert om je benen goed samen te houden, terwijl de meeste mannen je tot het tegendeel proberen te bewegen.’

Ere dus wie ere toekomt: Sollied. Trainen is het geheim van succes. Zoals page three-bom Samantha Fox in een interview verklaarde: ‘Ik dank alles aan een intense fysieke training. Ik heb zelfs tien paar trainingsschoenen. Voor elke dag van de week één.’

Maar het huidige succes van Club Brugge is toch in de eerste plaats de verdienste van de soms bespotte technische directie, onder leiding van de benevolente rentenier-directeur Antoine Vanhove. Op zijn afscheid is door de pers al even vaak aangedrongen als op dat van Michel Verschueren, maar Vanhove en zijn mensen zorgen nu al twintig jaar voor telkens weer nieuwe vedetten, die niet zelden goedkoop komen en duur gaan. Ook in het post-Bosmantijdperk is de eeuwenoude Brugse koopmansgeest niet aangetast. Bovendien heeft Club een goede mix van ervaren en jonge spelers, en is het meer dan Anderlecht bedreven in het op het juiste moment aantrekken van Belgisch jong talent.

Begin dit seizoen werd Vanhove door de buitenwacht zowat verplicht om op te stappen en plaats te ruimen voor Marc Degryse. Deed hij dat niet, dan onthield hij Club een gouden toekomst, zo schreven de stuurlui aan de wal, geïnspireerd door de natte vinger die hen zo vaak de verkeerde richting aanwijst.

Wat, in ’s hemelsnaam, laat toe te stellen dat Club met Marc Degryse als technisch directeur beter zou boeren dan nu? Degryse is de meest begenadigde voetballer die we de laatste tien jaar in België hebben zien rondlopen, dat is zeker. De meest Cruijff-alike zeg maar. Meer dan Luc Nilis, zeker meer dan Marc Wilmots. Met als belangrijke nuance dat Nilis en Wilmots het hebben waargemaakt in het buitenland, iets wat Degryse niet heeft gekund. En dat ook in de nationale ploeg het genie van Degryse om allerlei redenen niet heeft gerendeerd zoals had gemoeten.

Degryse is sinds zijn zeventiende profvoetballer, en heeft in andere domeinen niets bewezen. Moet een goed geoliede technische directie als die van Club dan plotseling zo iemand, die al veertien jaar uit de vereniging weg is, uit het niets aan het hoofd zetten? Boven Vanhove? Boven goeroe Sollied en zijn assistenten Chris Van Puyvelde en René Verheyen? Boven de verdienstelijke jeugdcoördinator Hans Galjé? En moet men die vreemde eend, met zijn eigen connecties in het wereldje, zomaar het beheer geven over een paar honderd miljoen frank?

Natuurlijk niet. Geprezen al die conservatieve Club-Bruggelingen die het gezond verstand hadden om niet te luisteren naar de valse profeten van de sportpers.

HOSANNA IN DEN HOOGHE

Op het beleid van het huidige Club valt weinig aan te merken. Dus: ‘ Tene quod bene’, zoals ooit de leuze van Beerschot luidde voor ze dat daar zelf in de wind sloegen en met leuze en al naar derde klasse tuimelden. Met het verlengen van het contract van de goeroe opteert Club voor een langdurig en stabiel trainerschap, zoals het dat ook onder Hugo Broos heeft gekend. Door de bank genomen zijn er twee soorten coaches: zij die ontslagen zijn en zij die ontslagen zullen worden. Ook in die mallemolen gaat Club tegen de kwalijke trend in.

De huidige spelerskern, door Vanhove en zijn getrouwen samengesteld, is de sterkste van het land. Met Gouden Schoen Timmy Simons heeft Club de met straatlengten voorsprong beste Belgische voetballer van het moment voor langere tijd aan zich gebonden, een wapen tegen leegloop en leegkoop waarmee recent Anderlecht, Genk en Lierse hun succes bekochten. Met de immer onderschatte Gert Verheyen is er naast Simons nog een tweede traditioneel ‘Clubmeubel’, spelers van de allure Ceulemans-Van der Elst die een paar lichtingen passanten overspannen. Club heeft ook nog een half elftal belofteninternationals klaar zitten die de komende jaren kunnen worden ingepast.

Verder siert het de Brugse leiding dat ze meer geduld en vertrouwen heeft in haar aankopen dan de gemiddelde journalist. Voetballers hebben nu eenmaal één tot twee seizoenen aanpassing nodig voor ze volledig openbloeien. Met de doorbraak van de voorbarig afgeschreven Sloveen Nastja Ceh en de Noor Bengt Saeternes heeft Vanhove nog maar eens bewezen dat niemand hem lessen moet komen leren. Wie weet brengt ook de wankelmoedige Roemeen Alin Stoica zijn grote talent nog ooit tot ontplooiing bij Club. Doet hij het niet, dan is er trouwens geen man overboord, want Vanhove heeft hem gratis weggeplukt bij de vijand uit Anderlecht.

Met het aanstellen van Michel D’Hooghe als zijn opvolger, heeft de door de pers ook al jaren wegens te oud verguisde ex-burgemeester Michel Van Maele vanaf zijn sterfbed voor een laatste verstandige ingreep gezorgd. De voormalige bondsvoorzitter, verlost van te veel internationale ambities, kan de stabiliteit in het Brugse bestuur voor vele jaren garanderen. En hij is als ex-leerling van de jezuïeten voldoende diplomaat om te weten welke duiveneieren onder een figuur als Vanhove moeten worden gelegd. Met de commerciële neus van Alain Courtois en het ongeevenaarde zilverlingengevoel van penningmeester Germain Landsheere heeft D’Hooghe de Belgische Voetbalbond van de Middeleeuwen naar de moderne tijden getild, en van de armoede naar de welstand. Die vaardigheden moeten zeker tot hun recht kunnen komen bij Club Brugge, waar hij van een zoveel betere basis kan vertrekken. Het stadion is er, de fans zijn er, het spelerspotentieel is er, de commerciële omkadering is er, de technische knowhow is er, de goeroe is er… het enige wat Club nog nodig heeft, is een beter Anderlecht dan dit seizoen. En dat is er ook: 5-1.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content