Voor vice-premier Herman Van Rompuy is het stilaan welletjes geweest. “Het verlies van vertrouwen kunnen we alleen maar goed maken door stevig voort te regeren.”
Wat een triomfantelijke intrede in de Europese muntunie moest worden, werd voor de rooms-rode regering van premier Jean-Luc Dehaene (CVP) een feest in mineur. Want de politieke sfeer werd de voorbije weken grondig verpest door de kortstondige ontsnapping van Marc Dutroux, de ultieme vernedering voor het systeem. Vice-premier Herman Van Rompuy (CVP) oordeelt dat de huidige regering hiermee groot onrecht werd aangedaan.
HERMAN VAN ROMPUY: Alles wat we bereikten, wordt nu overschaduwd door wat zich donderdag 23 april tussen drie uur en halfzeven in de namiddag afspeelde. Ik verwachtte nooit dankbaarheid voor het binnenhalen van de euro en voor het terugdringen van het begrotingstekort. Toch hoopten we op een kortstondig moment van uitbundigheid. Zelfs dat werd ons niet gegund. Niettemin blijft die toetreding tot de EMU een belangrijk moment, dat langer in de herinnering zal blijven dan de ontsnapping van Dutroux.
Hoe groot is de politieke en andere schade die door Dutroux werd toegebracht?
VAN ROMPUY: Er is de menselijke en de politieke schade. Twee collega’s – en niet van de minste – namen ontslag. Minister van Justitie Stefaan De Clerck (CVP) groeide volop in zijn functie. En dan heb ik het niet alleen niet over de momenten in 1996 waar hij de crisis uitstekend opving. Ook inhoudelijk was hij op weg een groot minister van Justitie te worden. Ik heb het meermaals gezegd: we zullen later verwijzen naar de justitiehervormingen van de jaren 1990, zoals we nu nog verwijzen naar belangrijke wetten uit de jaren 1870, 1880. Dan is er het vertrek van Johan Vande Lanotte (SP), een briljant man, die intellectueel en karakterieel standhield in de moeilijkste dossiers.
Met het weggaan van De Clerck en Vande Lanotte merk je dan weer de beweeglijkheid – ik wik mijn woorden – van de publieke opinie. Tijdens de voorbije dagen werd ik meermaals aangeklampt met de vraag: “Waarom moesten die twee ministers opstappen; ze hebben geen enkele persoonlijke misstap begaan?” Tot voor kort klonk het: “Er is niks veranderd.” Nu hoor ik: “Die twee ministers waren tenminste goed bezig.”
Dan is er de politieke schade. Deze crisis werd politiek goed beheerst. Conclusies werden snel getrokken. Er werden mensen op een sterk politiek niveau vervangen – ik verwijs maar naar de komst van Louis Tobback (SP) en Tony Van Parys (CVP), en het terugtreden van rijkswachtcommandant Willy Deridder. In termen van crisisbeheer kon niet beter worden gereageerd. Wat niet belet dat ik tijdens de afgelopen week heb ervaren dat het vertrouwensverlies ontzettend groot is. Ik heb geen opiniepeilingen nodig om dat te beseffen. Zelden heb ik de afgelopen tien jaar zulke vijandige en bijtende reacties opgevangen. Die ontsnapping van Dutroux was voor velen het ultieme bewijs dat de instellingen niet meer werken, dat alle plichtsbesef en verantwoordelijkheidszin verloren zijn. Mensen voelen zich niet langer veilig.
We zijn dan nog aan een drama ontsnapt. Mocht de vlucht van Dutroux niet drie en een half uur, maar twaalf uur hebben geduurd, dan zou zich allicht een collectieve hysterie hebben voorgedaan en zou het niet bij het ontslag van twee ministers zijn gebleven.
Er zou een revolutie komen, volgens Bert Anciaux.
VAN ROMPUY: De oppositie dacht dat we voor een grondige destabilisering stonden. Vandaar de felle reacties, ook van Marc Verwilghen die helemaal uit zijn rol viel en die, om in de revolutionaire termen van Anciaux te blijven, meteen op de barricade kroop – al heeft hij daar niet de natuurlijke aanleg voor.
Dat verlies aan vertrouwen kunnen we alleen goedmaken door stevig voort te regeren. Wat we trouwens deden: we boekten op tal van terreinen vooruitgang. De economische groei, die niet alleen van buitenlandse oorsprong was, bleef stijgen. Het vertrouwen van de consument nam toe, sterker dan elders in Europa. De particuliere consumptie groeide met meer dan twee procent per jaar. Het vertrouwen van de investeerders steeg opnieuw. We hadden bijzondere machten gevraagd om de drie procent te halen, en we haalden de twee procent.
Belangrijke ontwerpen voor hervormingen van justitie waren goedgekeurd. Minister De Clerck had 38 nieuwe hervormingen op stapel. Zelfs in de commissies van de Kamer over de Hoge Raad voor Justitie en de depolitisering van de benoemingen in de magistratuur boekten we vooruitgang. We wonnen terrein en de peilingen waren allerminst negatief. Met Dutroux’ ontsnapping stonden we ineens terug in 1996.
Is stevig voortregeren het enige antwoord? Zo’n crisis heeft toch ook iets irrationeels.
VAN ROMPUY: Het irrationele kan je niet tegengaan door evenementen te creëren die even irrationeel zijn. We kunnen alleen politieke daden stellen en mensen vooruitschuiven die het vertrouwen genieten, zoals de nieuwe ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken. We hopen dat de bevolking merkt dat die ministers bereid zijn grondige hervormingen door te voeren. Maar de grootste hervorming kan niet in de plaats treden van het plichtsbesef, motivatie en verantwoordelijkheidszin. Wat in het gerechtsgebouw van Neufchâteau gebeurde, kan ook voorvallen na de hervormingen van politiek en justitie. De Belgische ziekte bestaat en ze heeft te maken met een enorme nonchalance, met amateurisme, met gebrek aan beroepsernst. Dat is niks nieuws. Alleen in crisismomenten ondervind je daar alle nadelen van. Hervormingen veranderen daar niets aan.
In “Le Moine et le philosophe” zegt Jean-François Revel: “Een van de grote fouten van onze samenleving bestaat erin dat we geloven dat sociale hervormingen in de plaats kunnen komen van morele hervormingen.” Als we wetten hebben gemaakt, structuren hebben gewijzigd, instellingen hebben gecreëerd, denken we iets te hebben veranderd. Terwijl de problemen grotendeels bij de mensen zelf liggen. Zolang we daar niks aan doen, hebben we niets gedaan.
Kunnen inwerken op de geesten en de harten van de mensen is een grote gave die weinig politici is gegeven. Het teweegbrengen van die mentaliteitswijziging is dan ook een opdracht die de politiek overstijgt. Toch denk ik dat het stellen van politieke daden op de duur vertrouwen wekt. In de periode 1992-’95 duurde het heel lang alvorens de mensen begrepen dat het land voortreffelijk werd bestuurd. Al besef ik dat er ons nu weinig tijd rest; één jaar is bijzonder kort.
Hoe verklaart u dat een op zich banaal voorval, de ontsnapping van een crimineel, plots tot veel meer daadkracht leidt, zowel bij de meerderheid als bij de oppositie?
VAN ROMPUY: Met ons verstand zeggen we: “Dit is eigenlijk een klein voorval.” Ooit heb ik op een gelijkaardige manier, maar totaal verkeerd gereageerd bij de wapencrisis eind september 1991. Ik zei toen: “Waar maken we ons druk om? Dit kost de Vlamingen geen cent.” Dat was echter het probleem niet. Het ging toen ook om symbolen. We herinneren ons de uitspraak van Guy Spitaels over de Vlaamse leeuw die geen tanden heeft. Waar ging het om met José Happart en met Voeren? Om een gemeente van vierduizend inwoners met een burgemeester die weigerde Nederlands te spreken. So what! Maar het ging alweer om symbolen. We mogen dus ook de ontsnapping van Dutroux niet banaliseren.
Het recente aanbod van de oppositie om samen te werken aan de hervormingen van justitie en politie was eigenlijk al geformuleerd in de commissies. Door de recente gebeurtenissen voelden ze blijkbaar nood aan bijkomende cinema.
Twee dagen eerder eiste die oppositie nog het ontslag van de regering. Hoe groot is het vertrouwen in het liberale aanbod?
VAN ROMPUY: De liberalen maakten de jongste dagen een enorme evolutie door. Meteen na de ontsnapping van Dutroux dachten ze dat de regering deze episode niet zou overleven, en dat verkiezingen onafwendbaar waren. Ze zijn daarop in overdrive geschoten. Met het ontslag van generaal Deridder begrepen ze dat, als ze niet opletten, de publieke opinie zich tegen hen zou keren. Want de indruk ontstond dat zij hervormingen onmogelijk maakten.
Na het weekeinde stelden de liberalen vast dat de premier de zaken in de hand hield, en dat de komst van Louis Tobback de regering politiek versterkte. Het aanbod om samen te werken, was eigenlijk een poging om snel de eigen beoordelingsfouten af te dekken.
Toen VLD-fractieleider Patrick Dewael in de Kamer sprak, luisterde niemand meer. Het ontslag van generaal Deridder was veel belangrijker dan alles wat de VLD’er vertelde. Nog opvallender: Dewael hield een radicale toespraak, waarop het meest prominente lid van zijn fractie, Marc Verwilghen, zich onthield bij de stemming over een motie van wantrouwen. Verwilghen weigerde dus zijn eigen fractieleider te volgen! Vierentwintig uur na de njet van Dewael kwam dan plots die uitgestoken hand.
Heeft Verwilghen het gezicht van de VLD gered?
VAN ROMPUY: Dat is moeilijk in te schatten. Toen ik Verwilghen twee weken geleden bezig hoorde, dacht ik bij mezelf: “Man, dit is niet wat de mensen van u verwachten.” De mensen verwachten van Verwilghen niet dat hij zich als een VLD’er gedraagt, maar als iemand die de problemen objectief benadert en die de zaken constructief vooruithelpt. Na de ontsnapping van Dutroux is Verwilghen even uit zijn rol gevallen.
Maar het gesprek van de regering met de oppositie zal wel handelen over de hervormingsplannen van de regering, niet die van de oppositie?
VAN ROMPUY: We kunnen toch niet doen alsof de regering geen eigen plannen had. De meerderheid moet beseffen dat ze de tweederde meerderheid nodig heeft. De oppositie moet weten dat, als ze zich negatief opstelt, zij de hervorming van politie en justitie verhindert.
Intussen vraagt professor Luc Huyse dat de premiers Leo Tindemans, Mark Eyskens, Wilfried Martens, die volgens hem verantwoordelijk zijn voor de neergang van justitie, ontslag nemen in hun huidige functies.
VAN ROMPUY: Zoals iedereen, begrijp ik dat iemand die persoonlijk in de fout gaat, daarvan de gevolgen draagt. Dat hebben we in deze coalitie al meegemaakt, zowel met een CVP- als met een SP-minister. Waar geen persoonlijke fout kon worden aangewreven, zoals met een PS-collega, neemt de minister geen ontslag.
Politieke verantwoordelijkheid nemen, valt niet in juridische termen uit te drukken. Dat is een hoogst symbolische daad. In dit geval neemt één individu, een minister, met zijn ontslag de schuld van de collectiviteit op zich. Niet alleen de collectiviteit van vandaag maar zelfs die van het verleden. Zo’n ontslag is een zuiveringsritueel. Ik wil de vergelijking niet te ver doordrijven: maar iets gelijkaardigs bestaat in het christendom waar Christus de mensheid bevrijdt door alle zonden, de collectieve schuld, op zich te nemen. Dat ritueel zit niet meer in onze geplogenheden. Maar blijkbaar is het niet helemaal verdwenen, aangezien er toch nog vraag naar is.
Twee ministers, De Clerck en Vande Lanotte, hebben zich aan dat ritueel onderworpen door alle fouten, ook die uit het verleden, op zich te nemen. Zonder dat ze persoonlijk verantwoordelijk zijn.
Maar Huyse gaat nu veel verder.
VAN ROMPUY: Stefaan De Clerck, Johan Vande Lanotte zijn tijdelijke invullingen van het ministerschap van Justitie en van Binnenlandse Zaken, zoals ik sta voor een tijdelijk invulling van het ministerschap van Begroting. De Clerck en Vande Lanotte hebben het zuiveringsritueel doorstaan omdat ze die functies invulden. Wat is de zin van zo’n zuiveringsritueel voor iemand die de functie niet meer invult? Hoe kan je nu voorstellen Wilfried Martens te sanctioneren? Hij draagt sedert 1991 geen regeringsverantwoordelijkheid meer. Er zijn intussen zaken gebeurd, wijzigingen aangebracht waarop Martens geen enkele greep had. Hij werd intussen tot europarlementslid verkozen. De kiezer heeft hem dus niet gesanctioneerd. Integendeel. Martens nu bestraffen in een functie die geen uitstaans heeft met zijn premierschap, lijkt mij opnieuw bijzonder irrationeel. Van een academicus als Huyse had ik een dergelijke wraakoefening niet verwacht.
In uw optiek heeft Stefaan De Clerck dus ook ontslag genomen in naam van Melchior Wathelet?
VAN ROMPUY: De Clerck heeft inderdaad ontslag genomen in naam van het verleden, in naam van Wathelet, van Jean Gol en van anderen. Wathelet kan tenminste nog aanvoeren dat hij de begroting van Justitie op acht jaar tijd met één derde verhoogde.
U bent in de regering een van de weinigen die nog contact onderhoudt met Wathelet. Heeft u met de PSC’er ooit over een eventueel ontslag als Europees rechter gepraat?
VAN ROMPUY: Wathelet heeft, met de Dutroux-commissie en de tweede Bende-commissie, een heel moeilijke periode achter de rug. Ik stel alleen vast dat de commissie hem niet eens de vroegtijdige vrijlating van Dutroux aanwreef. Wél – en dat is heel betwistbaar – de gebrekkige sociale begeleiding van Dutroux na diens vrijlating. Ik kan aannemen dat men hem dit als minister zou aanrekenen. Maar Wathelet bekleedt niet langer een ministerfunctie. Stel dat hij directeur-generaal van een bedrijf zou zijn. Moet hij dan ook ontslag nemen?
Toch is er iets veranderd. Zelfs Tobback, die destijds Wathelet verdedigde, dringt nu aan op zijn ontslag. Ook de PSC lijkt Wathelet niet langer te steunen.
VAN ROMPUY: Wathelet is een symbool geworden. Dat belet niet dat we toch nog mogen nadenken. Wathelet moet zelf oordelen of hij al dan niet kan blijven functioneren. Hoe groot is zijn incasseringsvermogen? Dit is ook een menselijk probleem.
We moeten ondanks alles toch een vorm van objectiviteit en van rechtvaardigheid behouden. Je kan zo’n stap ook niet vergelijken met het ontslag van een minister. Een minister wordt na z’n ontslag opnieuw parlementslid. Zelfs de commandant van de gendarmerie die opstapt, blijft luitenant-generaal bij de rijkswacht. Een magistraat die ontslag neemt, is werkloos.
De regering is als de dood voor een communautaire exploitatie van de Dutroux-wandeling. Toch blijft de vaststelling: twee Vlaamse ministers en een Vlaamse rijkswachtgeneraal moesten opzij voor de blunder van twee Waalse gendarmes.
VAN ROMPUY: De Dutroux-zaak is geen communautair thema. Toch begint dit soort opmerkingen stilaan te wegen. In die mate zelfs dat, als iemand in de magistratuur opzij stapt, het dit keer een Franstalige zal zijn.
Kunnen dergelijke complicaties, bovenop de moeilijkheden rond de faciliteiten, deze regering fataal worden?
VAN ROMPUY: Binnen de regering werd nooit over de faciliteiten gepraat. Wij hebben resoluut gekozen voor de procedure voor de Raad van State. Die procedure loopt nog een lange tijd, zeker indien de schorsing niet zou worden uitgesproken.
Hoe bekijkt u het faciliteitenprobleem als inwoner van Sint-Genesius-Rode?
VAN ROMPUY: Ik woon in Rode, maar ik spreek met u als federaal minister…
Spreekt u thuis ook zo plechtig tegen uw echtgenote, Trui Windels, die politiek actief is in Rode?
VAN ROMPUY: (lachend) Wat ik thuis zeg, behoort helemaal tot de privé-sfeer. Je zou mij ook kunnen vragen wat ik over de toestand in Rode denk als broer van de Vlaamse minister die mee de rondzendbrief goedkeurde. Ik blijf in mijn rol van federaal minister: in deze kwestie ben ik niet de echtgenoot van Geertrui Windels, niet de broer van Eric Van Rompuy, geen inwoner van Rode.
We zitten nu in de juridische afwikkeling van de zaak en ik hoop dat alle partijen in afwachting van het arrest van de Raad van State grote wijsheid aan de dag leggen. Een politieke crisis rond de faciliteiten, na alles wat we de afgelopen dagen meemaakten, zou de destabilisering ten top drijven.
Ik hoop ook dat, als de Raad van State een verdict velt, iedereen zich daaraan houdt. Het is zeer vreemd dat, als een arrest valt over de Franstalige subsidies voor het blad Carrefour, sommige francofonen van alles verzinnen om zich niet naar die uitspraak te moeten schikken. Op die manier worden de federale loyauteit en de instellingen ook ondergraven. Dat mag ook eens worden gezegd.
U moet een deel van de taken van justitieminister Tony Van Parys overnemen, onder meer het sanctioneren van magistraten en politiemensen die in het Dutroux-onderzoek faalden. Moet u nu op het bankje gaan zitten als de vader van Eefje Lambrecks de Belgische staat dagvaardt?
VAN ROMPUY: Allicht moet ik niet daadwerkelijk op het bankje gaan zitten. Maar ik heb die taak opgenomen om Tony Van Parys de gelegenheid te geven minister van Justitie te worden. Door zijn optreden in de Dutroux-commissie dreigde een probleem van onverenigbaarheid te ontstaan. Ik heb dus niks te maken met eventuele sancties voor verantwoordelijken voor de ontsnapping van Dutroux. Ik ben geen staatssecretaris van Tuchtzaken voor de Magistratuur. Het gaat hier om een viertal dossiers – maar er komen er nog een paar bij -, die al bij minister De Clerck waren.
Als ik het niet deed, moest een andere minister die taak opnemen. Ik heb dat dan maar op mij genomen, goed wetend dat dit alleen maar narigheid kan opleveren.
Was het terugroepen van Tobback het signaal dat de meerderheid vastbesloten is door te gaan tot 1999?
VAN ROMPUY: Als een van de leidende Vlaamse politici, die had aangekondigd nooit meer in een regering te zullen stappen, in uitzonderlijke omstandigheden toch terugkeert, dan is dat niet voor een drietal maanden. Het is dus meer dan ooit de bedoeling om door te gaan tot juni 1999. De komst van Tobback versterkte dat signaal nog. Voor alle duidelijkheid heeft de regering nog eens haar drie doelstellingen onderstreept: de werkgelegenheid, de verdere sanering van de overheidsfinanciën en de hervorming van justitie en politie.
U wordt niet verontrust door het geflikflooi van sommige SP’ers met de VLD?
VAN ROMPUY: Wij zijn daarvan op de hoogte, en we volgen dit op de voet. Maar de komst van de SP-voorzitter naar de regering is het beste bewijs dat de uitvoering van die plannen nog niet voor morgen is.
Welke CVP trekt naar de komende verkiezingen? Johan Van Hecke wil terugkeren. Zijn gewezen woordvoerder Willy Buijs heeft al een kabinetsfunctie aanvaard en ambieert naar eigen zeggen een mandaat. Moeten de oude krokodillen, uzelf en Dehaene, nu opzij zoals Van Hecke het eiste?
VAN ROMPUY: Wie in de CVP wil militeren, heeft geen voorwaarden te stellen. Die moet het CVP-programma aanvaarden. Punt aan de lijn.
Moeten de vernieuwers dan, noodgedwongen, de deugd van de hypocrisie beoefenen?
VAN ROMPUY: Ik stel vast dat de raad die sommigen werd gegeven op een onverwachte manier wordt ingevuld.
Hubert van Humbeeck Rik van Cauwelaert