Olivier Degreef vertegenwoordigt Unicef in het miskende Mauritanië. Hij bracht opnieuw dynamiek in zijn kantoor.

Tot voor een tiental jaar bevond de Unicef-zetel voor Mauritanië zich, veelzeggend, in de Senegalese hoofdstad Dakar. Nu leidt de Antwerpenaar Olivier Degreef de activiteiten van het Kinderfonds van de Verenigde Naties vanuit Nouakchott. Degreef, begin jaren tachtig een tijdlang directeur van Unicef België, kent het land intussen zeer goed.

OLIVIER DEGREEF : Tot aan de onafhankelijkheid werd Mauritanië vanuit Saint-Louis (Senegal) bestuurd. De Franse kolonisator liet het nomadendom gewoon bestaan. Tot de grote droogte woonde zeventig procent van de mensen in het noorden als nomade.

Van een gevoel van nationale eenheid was geen sprake ?

DEGREEF : Ondanks de pijnlijke gebeurtenissen van 1989 groeit dat eenheidsgevoelen. Stap voor stap. Ook wie tot voor kort alle heil van over de landsgrenzen verwachtte, krijgt stilaan oog voor de mogelijkheden om binnen de eigen grenzen samen te leven.

Dat de nomaden gedwongen worden hun traditioneel bestaan op te geven, laat zich gevoelen.

DEGREEF : Kijk maar naar het afval, overal in de straten. Een nomade trok van kampement naar kampement, van waterput naar waterput met zijn dromedarissen en geiten. Behalve wat sorghum, nam hij niet veel mee op zijn zoektocht naar graasland voor zijn dieren. En wat hij niet meer nodig had, liet de nomade achter. Datzelfde gedrag leidt in de stad tot grote afvalproblemen, met alle hygiënische gevolgen vandien. Het opheffen van het nomadenbestaan zorgde ook voor politieke moeilijkheden. Mensen die gewoon waren in kleine groepen te leven, moesten noodgedwongen samenwonen in een staat die de stammen en de kasten overstijgt. Economisch hangen de meeste mensen nog tussen hun oud en hun nieuw bestaan. Zoals de Belg droomt van een fermette, zo droomt de Mauritaniër van een grote kudde en dus van het nomadebestaan. Dat verklaart waarom er zo weinig in de economie wordt geïnvesteerd. De rijkdom wordt hier nog altijd in het aantal dieren uitgedrukt.

U vindt dat het Westen het land verwaarloost.

DEGREEF : Er zijn weinig niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) aan het werk en de hulp van land tot land is beperkt. Mauritanië is slecht gekend, miskend. Het maakte zich ook weinig populair door de conflicten met Marokko en Senegal, die lieverdjes van het Westen, en doordat het in de Golfoorlog de zijde van Irak koos.

Unicef is hier wel opvallend aanwezig.

DEGREEF : Dat is belangrijk. Niet zozeer omwille van de 90 miljoen frank aan programma’s maar omdat wij, samen met de regering, denken over hoe dat geld zo zinvol mogelijk kan worden geïnvesteerd. Zo bereikt de primaire gezondheidszorg momenteel zeventig procent van de bevolking. Dat systeem wordt beheerd door de lokale gemeenschappen, werkt kostendekkend en genereert zelfs winst die in andere projecten zoals kinderverblijven wordt geïnvesteerd. Of ze dient als financiële aanmoediging naar het personeel of is voor wie, ondanks de lage prijzen, de geneesmiddelen toch niet kan betalen.

Dat is het Bamako-systeem.

DEGREEF : Ja, genoemd naar een conferentie die wij in de hoofdstad van Mali organiseerden en waarin wij de projecten evalueerden die aanvankelijk door een arts uit Benin waren bedacht. Dat systeem werkt het best van al in Mauritanië, wellicht omdat de farmaceutische industrie geen enkele interesse voor het land betoont en dus niet tegenwringt. We werken met locopreparaten en met de essentiële geneesmiddelen. Unicef schafte de eerste stock medicijnen aan, het systeem betaalde dat zelf terug. Nu regelt de regering de aankopen voor het centraal magazijn, vanwaar de medicijnen worden verdeeld. Met succes. Een volledige behandeling kostte enkele jaren geleden nog 350, nu 50 Belgische frank.

Wat doet Unicef nog meer in Mauritanië ?

DEGREEF : Unicef zet alles op gezondheidszorg en hygiëne. We bestrijden de draadwormziekte door het verspreiden van zeer eenvoudige pijpjes die het water filteren en dat ook bruikbaar is door wie het water uit de rivier drinkt. We vechten tegen de malaria. Door bewustmaking. En door de vrouwen muskietennetten te laten fabriceren, bezorgen we de gezinnen ook weer wat inkomsten. We werken mee aan grootscheepse vaccinatieprogramma’s. Vorig jaar werd 95 procent van de kinderen ingeënt tegen mazelen, 91 procent tegen polio. Met twee proefprojecten willen we tegen het einde van het jaar gejodeerd zout op de markt brengen te weinig jodium is een belangrijke oorzaak van ziektes. Mensen vragen ons vaak motorpompen voor de irrigatie, en we leveren die ook wel eens, omdat water op de velden het leven hier fundamenteel verandert. Maar we weigeren in punctuele hulp te vervallen. Als een drainagesysteem defect is, dan is dat erg voor de groentenkweek. Maar Unicef is geen garage. Wij willen de mensen informeren, opleiden om zelf de herstelling te doen, hen toegang verlenen tot krediet zodat ze de pompen zelf kunnen kopen of hun schotten kunnen maken. We zijn ook bezig met de sedentarisatie, de oprukkende duinen, of met projecten voor Moorse vrouwen die geen traditie van werken hebben. Met pilootprojecten proberen we het leven van de gezinnen te verbeteren. Want wie de vrouwen helpt, helpt de kinderen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content