De Veiligheid van de Staat is nog lang niet uit de problemen na het ontslag van haar topman. Integendeel: ‘Een crisismanager met de juiste ervaring, de autoriteit en de uitstraling die de dienst nodig heeft, zou goed gek moeten zijn om in die slangenkuil zijn carrière te riskeren.’
De aanleiding lijkt op het eerste gezicht banaal. Een Oost-Vlaamse fabrikant wilde een isostatische pers uitvoeren naar de Iraanse hoofdstad Teheran, en de Amerikaanse inlichtingendienst CIA contacteerde daarover de Belgische Staatsveiligheid in Brussel. Een eerste keer in juli, en een volgende keer in november 2004. De e-mail van de Amerikanen was erg expliciet: Engineered Pressure Systems International (EPSI), het bedrijf uit Sint-Niklaas, wordt met naam genoemd. ‘De isostatische persen van het bedrijf’, zo laten de Amerikanen weten, ‘zouden het non-proliferatieverdrag kunnen schenden, omdat ze gebruikt kunnen worden in de productie van kernwapens. En of de Veiligheid van de Staat het probleem eens zou willen onderzoeken?’
De Staatsveiligheid schoot meteen in actie: weken- en wekenlang gebeurde er hoegenaamd niets met de memo. Eind november stuurde de Central Intelligence Agency (CIA) een bericht naar de Belgische douane. Die sloot prompt vijf grensposten af, om achteraf te constateren dat de bewuste pers langs een zesde het land had verlaten – die van Eynatten. In mei 2005 kreeg een Ecolo-parlementslid lucht van de e-mails van de CIA aan de Belgische Staatsveiligheid. Ze stelde er een parlementaire vraag over, maar hoorde minister van Justitie Laurette Onkelinx (PS) het bestaan van de memo glashard ontkennen. Tot vorige week.
In een gelekt rapport van het Vast Comité van Toezicht over de Inlichtingendiensten, het zogenaamde Comité-I, blijken de e-mails nu wel te bestaan. Kennelijk had Koenraad Dassen, de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat, zijn voogdijminister verkeerd gebrieft. Meer nog: volgens interne bronnen heeft Dassen met alle mogelijke middelen het bestaan van de e-mails willen verdoezelen. Auditors van het Comité-I werden de deur gewezen in de Koning Albert II-straat, waar de burgerlijke inlichtingendienst kantoor houdt. Desnoods met harde hand. Documenten over het incident werden weggemoffeld, en leden van de Staatsveiligheid kregen te horen dat ze best met geen woord over de Amerikaanse memo’s konden reppen. Zo te zien tevergeefs.
Na een tumultueuze week diende Koen Dassen zijn ontslag in bij de minister van Justitie – officieel om een nieuwe uitdaging op te nemen: hij wordt als expert ‘belast met een bijzondere opdracht voor de Europese en internationale aspecten van het veiligheids- en migratiebeleid’ opgenomen in het kabinet van minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael (VLD). ‘Helaas lost het ontslag van Dassen het probleem niet op’, zegt senator Hugo Vandenberghe, die voor CD&V de inlichtingendiensten opvolgt. ‘De regering probeert het Belgische Irangate te minimaliseren, maar de zaak is ernstiger dan de tenoren van Paars ons voorhouden. Het volstaat niet om vast te stellen dat de douane, de Commissie van Advies voor de Niet-Verspreiding van Kernwapens (CANVEK), de diensten die bij de Vlaamse Gemeenschap de uitvoervergunningen afleveren én de Staatsveiligheid de beschikbare informatie verkeerd hebben ingeschat. We moeten ook weten waarom die tientallen knipperlichten in de voorbije maanden niet hebben gefunctioneerd.’
BOYCOT
‘Een slordigheidje, wellicht’, lacht een inspecteur. ‘Dassen ontvangt al jaren niemand meer op zijn kantoor. Gasten zouden namelijk wel eens kunnen struikelen over de honderden dossiers die er kriskras over de vloer uitgestrooid liggen. Ik durf wedden dat de CIA-memo’s ergens in die papierhoop verloren zijn gegaan, om nooit meer boven water te komen.’ Het klinkt als een grap, maar helaas ís het probleem niet te herleiden tot een berg papier op de vloer van de administrateur-generaal. Het gaat bij de Staatsveiligheid niet om Dassen alleen. En zelfs niet uitsluitend over het feit of Dassen onvolledige of verkeerde informatie heeft doorgespeeld aan Laurette Onkelinx. Het is binnen de muren van de inlichtingendienst namelijk een publiek geheim dat Dassen niet door één deur kon met zijn minister van Justitie. Bovendien was hij allang niet meer dik met Guy Verhofstadt (VLD), sinds zijn kuiperijen bij het Coördinatieorgaan voor Dreigingsanalyse (Coda), de interdisciplinaire antiterreurcel die de eerste minister operationeel wil krijgen. Noch met minister van Buitenlandse Zaken Patrick Dewael (VLD), zijn nieuwe baas.
Maar de ontslagbrief van Dassen laat de Veiligheid van de Staat verweesd achter. Zonder baas en zonder beleidslijn. Een hele rist insiders noemt de Staatsveiligheid anno 2006 een oubollige dienst, met voorbijgestreefd materiaal en gedateerde rechtsmiddelen. Een zwak, formalistisch controleorgaan. Inspecteurs klagen over een gebrek aan personeel, een gebrek aan middelen, een gebrek aan geld – met een krap jaarbudget van 30 miljoen euro is de Belgische Staatsveiligheid het kneusje van de internationale inlichtingendiensten. Ook de wervingsprocedures stellen weinig voor: Dassen haalde in 2003 wel 6500 kandidaat-spionnen naar de Heizel, maar vergat dat de grote buitenlandse inlichtingendiensten ook al jaren met veel meer succes rechtstreeks van de scholen ronselen. De jongste jaren trok een pak spionnen de deur achter zich dicht, en nogal wat achterblijvers voelen zich gekleineerd door de legendarische woede-uitbarstingen van hun administrateur-generaal, of gefrustreerd over de manke communicatie met de top en over de inhoud van het werk. De dikke 300 ‘spionnen’ en de 150 administratieve krachten die wel zijn gebleven, verdoen hun tijd met veiligheidsonderzoeken en veiligheidscontroles: de Staatsveiligheid voerde in 2004 zo’n 70.000 preventieve onderzoeken over het personeel van, onder andere, kerncentrales en internationale instellingen op Belgische bodem. Aan het echte inlichtingenwerk komen ze zo nog amper toe.
De wet op de inlichtingendiensten spelde in 1998 de taken van de Belgische burgerlijke inlichtingendienst uit na de Koude Oorlog. Maar de taken raken nauwelijks ingevuld. De economische contraspionage, een van de prioriteiten, wordt verwaarloosd, schrijft het Comité-I in zijn jaarverslag over 2003. En de dienst is verlamd door de voortdurende machtsstrijd met de federale politie, die steeds nadrukkelijker in het nadeel van de inlichtingendienst uitvalt. Interne bronnen getuigen hoe de Staatsveiligheid al jaren slecht functioneert. Hoe de baronieen van onder voormalig topman Albert Raes (van 1977 tot 1990) bewaard zijn gebleven. Canard, alias speurder Christian Smets, drijft er zijn eigen koninkrijkje, zeggen ze. Robin Libert, die zichzelf opwerkte tot directeur ad-interim van de analysedienst en de rechterhand van Dassen: idem dito. De baronieen ondergraven elke vernieuwing, elke poging tot modern management, bedenkt een bron. ‘Bovendien is er de druk van boven’, meldt Hugo Coveliers (VLOTT), die de Veiligheid van de Staat jarenlang heeft opgevolgd voor de VLD en die blijft ge- loven in Koen Dassen. ‘Jean-Claude Delepierre, de voorzitter van het Comité-I, en André Dumoulin, de huidige adjunct van de administrateur-generaal, hebben een meer directe lijn naar het kabinet van Laurette Onkelinx dan naar hun baas en hun collega’s bij de Staatsveiligheid’, zegt Coveliers. ‘Daardoor wordt elke poging tot verandering systematisch geboycot in alle geledingen van de dienst.’
Al die vaststellingen zijn niet nieuw. Godelieve Timmermans, de voorgangster van Dassen, stuurde in juni 2002 haar ontslagbrief naar toenmalig justitieminister Marc Verwilghen (VLD) na een vernietigende audit van haar dienst door Advies Bureau Conseil (ABC), een onderzoeksbureau ingehuurd door het Comité-I. Het auditrapport beschreef de Staatsveiligheid als een regelrechte slangenkuil. Het vertelde over clanvorming, over ongenoegen bij de agenten, over het manke personeelsbeleid en over het gebrek aan een lijn in de beslissingen. Het onderstreepte hoe tijdens het regime van Timmermans de spanningen tussen het administratieve personeel en de speurders van de buitendienst als een etterbuil waren opengebarsten, onder meer na een slepend conflict over de vergoedingen van de buitendiensten en van overuren. Het rapport berichtte over gebrekkige analyse en slechte rapportering van inlichtingen, en het detecteerde onhoudbare flessenhalzen in de informatiestroom ter hoogte van de top van de Staatsveiligheid – wellicht dezelfde flessenhalzen die de hele EPSI-affaire vier jaar later op pijnlijke wijze weer aan de oppervlakte heeft gebracht. Koenraad Dassen, de manager die de Staatsveiligheid moest redden, is er dus niet in geslaagd de voornaamste kritieken van de audit aan te pakken. Omdat hij niet in de resultaten van de audit geloofde.
COMEDY CAPERS
Dassen werd chef van de Staatsveiligheid in september 2002. Aan zijn benoeming waren verhitte discussies voorafgegaan in het partijhoofdkwartier van de VLD. Luc Coene, destijds kabinetschef van Verhofstadt, wilde eens en voor altijd breken met het verleden. ‘De Staatsveiligheid schreeuwt om een echte manager’, argumenteerde hij. ‘Dát is de les van de audit van het Comité-I.’ Er is fors gekibbeld over wie die manager moest worden. Het werd Koen Dassen, de in die periode druk solliciterende, want tanende ster in het kabinet van toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne (MR). Een breuk met het verleden, maar ook de verkeerde man op de verkeerde plaats.
‘Mijn vrienden kwamen me condoleren met mijn benoeming’, vertelde Dassen in Humo. Ze hebben gelijk gekregen. Dassen erfde een ontredderde Staatsveiligheid, verwaarloosd door justitie en intern verdeeld. Na jaren van willekeur was de angst voor de toekomst groot. De dienst schreeuwde om een ingrijpende reorganisatie. Maar het sterke management en het duidelijke beleid die er hadden moeten komen, kwamen er niet. Het ministerieel begeleidingscomité voor de inlichtingendiensten kwam te weinig samen en zette geen lijnen uit. Dassen deed dat evenmin. Hij kreeg niet het vertrouwen van de vakbonden, die zich voor het eerst begonnen te roeren bij de Staatsveiligheid, en die zijn aanstelling ‘illegaal, niet opportuun en een schoolvoorbeeld van een politieke vriendendienst’ noemden. Hij had niet het onvoorwaardelijke respect van zijn personeel: de gedragscode die hij in de gangen tegen de muur had laten spijkeren, moest hij zelfs laten plastificeren omdat zijn mensen er voortdurend onzin op krabbelden. In zijn eerste interviews schoffeerde hij bovendien meteen het Comité-I, dat zich prompt als een pitbull in zijn controletaak vastbeet. Hij verklapte dat zijn diensten de Antwerpse moslimleider Dyab Abou Jahjah volgden, én de Partij van de Arbeid (PvdA), én de Arabisch Europese Liga (AEL) van Abou Jahjah – heel straffe uitspraken voor het hoofd van een dienst die discretie als het hoogste goed beschouwt. Dassen en het hoofd van de analytische dienst van de Staatsveiligheid, de Antwerpse liberaal Robin Libert, hielden omstreden geheime conclaven in de Antwerpse bijkantoren van de Staatsveiligheid, en andere anciens werden afgeblaft en uitgescholden. De nieuwe baas, zeggen mensen die de inlichtingendienst kennen, blonk uit in wispelturigheid, slordigheid en geklungel. Hij was een chaoot. Een driftkikker. Een betweter. Een kletskous. En ook wel, de allermooiste: ‘De Inspecteur Clouseau van de Lage Landen.’
Het stikt van de Comedy Capers bij de Belgische contraspionage: kolderieke en oncontroleerbare verhalen met Koen Dassen in de hoofdrol. Zoals die over een memo van Dassen voor I-Reach, het interne elektronische netwerk van de Staatsveiligheid, die te elfder ure van het netwerk werd gehaald omdat de nieuwe baas domweg over een kemel had gelezen. De computer had ook zijn naam vertaald, het stuk was getekend: Koenraad Cravattes. Andere verhalen zijn even hilarisch, maar toch ernstiger van toon. Zoals het verhaal over de dag waarop Dassen zijn Audi A8 met piepende remmen en zwaailicht bij een café parkeerde, er met veel bombarie binnenstapte om een van zijn mensen een pint te trakteren… net toen die in alle discretie een informant probeerde uit te horen.
Het maakt zelfs niets uit of de verhalen waar zijn, of het om kwaadaardige roddels gaat. Dát ze circuleren, maakt al duidelijk dat Dassen – ‘Boem Patat’, zoals hij op het kabinet-Onkelinx nog altijd smalend wordt genoemd – het respect miste om ingrijpende veranderingen door te voeren. Wellicht was Dassen ook niet de ideale man om de Veiligheid van de Staat in de 21e eeuw binnen te leiden. Zes jaar nadat hij in het Staatsblad verscheen, blijken ze aan de Koning Albert II-laan nog steeds de nieuwe wet op de inlichtingendiensten niet verteerd te hebben. Omdat de leiders van de Staatsveiligheid te licht wogen, maar ook omdat het beleid de dienst heeft laten verkommeren. De nieuwe topman die Laurette Onkelinx zal benoemen zal de dienst helemaal moeten herdenken – de structuren, de procedures én de verhoudingen tussen de verschillende diensten. Hij moet lijnen uitzetten, een plan voorleggen, en keihard optreden tegen al wie buiten de beleidslijnen kleurt. Hij moet een strateeg zijn, een crisismanager en een diplomaat. Hij moet het vertrouwen van zijn mensen genieten. Hij moet een vertrouwensrelatie kunnen opbouwen met de top van de politie, het Comité-I en de politiek, liefst over de grenzen van meerderheid en oppositie heen. Hij moet van de politiek gedaan krijgen dat ze duidelijk de taken van de inlichtingendienst afbakent, en de verhoudingen met de hervormde politie en de militaire inlichtingendienst ADIV betonneren. En hij moet met de bevoegde instanties kunnen onderhandelen over de administratieve telefoontap, de gegevensuitwisseling met de federale politie en over een duidelijke taakverdeling binnen het Coda. De nieuwe manager moet ervaring te koop hebben, onderzoeken kunnen voeren, autoriteit uitstralen. Hij moet meertalig zijn voor de internationale contacten, maar ook met zijn eigen manschappen kunnen praten zonder zijn stem te verheffen . Hij moet bij voorkeur ook begrijpen hoe een inlichtingendienst wérkt. Huizenhoge eisen dus, voor een witte merel die in het zenit van zijn carrière nog altijd maar 80.000 euro bruto per jaar zal verdienen. Bovendien moet de nieuwe baas van de Staatsveiligheid ook een beetje een zelfmoordterrorist zijn. Want, zegt Hugo Coveliers: ‘Iemand die goed bij zijn hoofd is, zet zijn carrière nooit op het spel om bij de Staatsveiligheid in de schietstoel te gaan zitten.’ We zijn nu al benieuwd naar de naam die Laurette Onkelinx over zes tot acht weken uit haar hoge hoed zal toveren.
FRANK DEMETS