In België zitten ruim 10.000 mensen in de gevangenis, terwijl er eigenlijk maar plaats is voor 8311 gedetineerden. Met extra cellen alleen zal hét hoofdpijndossier van justitie evenwel niet worden opgelost.
Op 23 en 24 augustus vorig jaar vonden in de Kamer twee commissiezittingen plaats die een even ontnuchterende als ontluisterende indruk nalieten. Aanleiding voor de parlementaire opwinding tijdens het zomerreces was de nachtelijke ontsnapping van 28 gedetineerden uit de gevangenis van Dendermonde. Die konden het hazenpad kiezen omdat de sloten van hun cellen zowat uit de houten celdeuren hingen en het een koud kunstje was om die te forceren.
Tijdens de eerste zitting legde minister van Justitie Laurette Onkelinx (PS) de schuld voor de verouderde infrastructuur in Dendermonde bij haar voorgangers Tony Van Parys (CD&V) en Marc Verwilghen (Open VLD). Aan haar kon het trouwens niet liggen, want in een meerjarenplan voor 2005-2009 had ze 175 miljoen euro voorzien voor de renovatie en uitbreiding van de gevangeniscapaciteit. ‘Cijfers zeggen meer dan bluf’, blafte ze haar critici toe.
Maar een dag later hing minister van Financiën Didier Reynders (MR), die ook de voogdij over de Regie der Gebouwen heeft, kurkdroog een heel ander verhaal op. De miserie met de sloten in Dendermonde was volgens hem het resultaat van een door de Inspectie van Financiën al in 2003 afgekeurde offerte van de Centrale Arbeidsdienst van het gevangeniswezen. Daarmee lag de bal opnieuw in het kamp van Onkelinx. Zij kwam bovendien helemaal in haar blootje te staan toen Reynders meldde dat ze haar investeringsplan pas in juli aan de ministerraad had voorgelegd.
In september zat Onkelinx alweer in het oog van een storm, dit keer door de Hoxha-affaire. Eind 2005 had ze haar fiat gegeven voor de voorwaardelijke invrijheidstelling van de Albanese gangster Victor Hoxha, op voorwaarde dat hij het land niet meer zou binnenkomen. Maar in Antwerpen, waar parket en parket-generaal over dat dossier ook tegenstrijdige adviezen hadden gegeven, bleken sommigen hem opnieuw gezien te hebben. Het rumoer mondde uit in een regeringscrisis en een aanmaning voor Onkelinx om in het zicht van nieuwe parlementsverkiezingen eindelijk een tandje bij te steken.
De minister van Justitie, die tot dan toe van geen investering in meer gevangeniscapaciteit wilde weten, schakelde daarop over naar een hogere versnelling met een soort ‘noodplan’ om tegen 2010 bijna 1300 nieuwe cellen – inclusief 200 plaatsen voor jonge delinquenten in Florennes en 500 opvangplaatsen voor geïnterneerden in onder meer Gent en Antwerpen – te bouwen. Voorts voorzag het paarse crisiscompromis andermaal in extra middelen en inspanningen voor elektronisch toezicht, werkstraffen, het uitzitten van straffen in eigen land door gevangenen van vreemde afkomst, de inwerkingtreding van strafuitvoeringsrechtbanken, enzovoorts. Maar ook die plotse daadkracht van Onkelinx kon opnieuw niet verbergen dat haar aanpak met heel veel haken en ogen aan elkaar blijft hangen.
INSTROOM
Het paarse regeerakkoord van juni 2003 kondigde ‘een meer doelgericht straffenarsenaal’ en ‘een uitbreiding van de gevangeniscapaciteit’ aan. Tijdens een bijzondere ministerraad over justitie en veiligheid in maart 2004 werden die beloftes herhaald. Drie jaar later zijn de resultaten bepaald mager en is de kritiek van verschillende kanten niet mals.
Zo heeft Onkelinx in 2005 geprobeerd met een hervorming van de wet op de voorlopige hechtenis de instroom naar de gevangenissen enigszins in te dijken, maar op de beslissingen van de parketten heeft dat weinig of geen invloed gehad. Nog altijd valt bijna 40 procent van alle gedetineerden onder het regime van voorlopige hechtenis.
De ambitie om 1000 gevangenen die een straf voor een lichter misdrijf uitzitten, onder elektronisch toezicht te plaatsen, is evenmin gerealiseerd. Omdat er te weinig begeleidend personeel in de justitiehuizen is, wordt dat toezicht voor nog maar een 600-tal veroordeelden toegepast. Het tekort aan mensen in de justitiehuizen en aan ‘werkplaatsen’ zorgt er ook voor dat de effectieve uitvoering van alternatieve werkstraffen (11.000 in 2006, 13.000 in 2007) stilaan een zeer ernstig probleem wordt.
Ook het voornemen om een deel van de gevangenen van vreemde afkomst (ongeveer 40 procent) te verplichten een straf in hun eigen land uit te zitten, blijkt in de praktijk nauwelijks effect te hebben. België heeft hierover protocollen met Frankrijk, Nederland en een aantal Oost-Europese landen. En in maart trok een uitgebreide regeringsdelegatie naar Marokko om er met veel mediavertoon een akkoord te tekenen. Maar Onkelinx zelf zegt dat het in totaal over slechts een 150-tal dossiers kan gaan.
Het globale resultaat voor de gevangenispopulatie spreekt dan ook boekdelen: in maart van dit jaar is de kaap van 10.000 gedetineerden overschreden, terwijl er maar 8311 plaatsen zijn. De overbevolking is het grootst in Brussel (39 procent), gevolgd door Vlaanderen (21 procent) en Wallonië (15 procent). Daaraan hebben nieuwe gevangenissen in Ittre (420 plaatsen) en Hasselt (450 plaatsen) niets veranderd. Die investeringsbeslissingen werden trouwens nog genomen door de regering-Dehaene.
Naast een tekort aan cellen, zijn vele instellingen bovendien erg verouderd. Dat resulteert in vaak schrijnende leefomstandigheden voor de gevangenen en extra werkdruk voor het gevangenispersoneel. Er zijn ongeveer 6000 cipiers, maar daar zijn de mensen van de technische diensten bijgeteld. In theorie is er een cipier voor 40 tot 45 gevangenen (in Nederland is dat 1 op 21 gedetineerden). Die verhouding staat geregeld onder druk door ziekteverzuim (een cipier is gemiddeld 24 dagen per jaar ziek) en het wegwerken van een historische verlofachterstand. Het gevolg is dat Onkelinx, net als haar voorganger Verwilghen, in de voorbije jaren meer dan eens is moeten uitrukken om stakende cipiers te sussen. Bovenop dit alles komt sinds januari van dit jaar de wet-Dupont over de interne gevangenisorganisatie en de rechten en plichten van gevangenen. Omdat Onkelinx de rondzendbrieven hierover slechts op de valreep verstuurde, heeft dit totnogtoe voor meer spanningen dan verbeteringen in de gevangenissen gezorgd.
Veel soelaas voor het gevangenissendossier wordt voorlopig ook niet verwacht van de strafuitvoeringsrechtbanken. Die vervangen sinds 1 februari – Onkelinx schoof na 2004 drie keer een andere startdatum naar voren – de Commissies voor Voorwaardelijke Invrijheidstelling. Gevreesd wordt dat de kinderziektes van de nieuwe rechtbanken het aantal gedetineerden dit jaar zelfs zal doen toenemen.
Veel psychiaters en andere experts kraken daarbij de plannen af om aan de uitvoeringsrechters vanaf 1 september ook dossiers van geïnterneerden toe te vertrouwen. Op dit ogenblik zijn er ongeveer 800 geesteszieke gedetineerden. Ze worden opgevangen en begeleid in aparte instellingen, maar omdat er vaak plaatsen te kort zijn, komen ze terecht in gewone gevangenissen. Dit en andere problemen hebben in 2004 geleid tot een vernietigend rapport van het Internationaal Observatorium van het Gevangeniswezen over de internering in België.
Over de noodzaak om het aantal gevangeniscellen te verhogen, bestaat inmiddels nog weinig discussie. Over de mogelijkheid om daarvoor privé-investeerders warm te maken, liggen de meningen eveneens niet ver uit elkaar. Maar de streefcijfers in het regeringsplan van oktober vorig jaar (1300) en in bijvoorbeeld het verkiezingsprogramma van CD&V (1500) volstaan zelfs niet om de huidige overbevolking weg te werken.
Meer en betere cellen alleen zullen het probleem dan ook niet oplossen, en zeker niet op korte termijn. Minstens even belangrijk is een meer omzichtige werkwijze van de parketten en onderzoeksrechters bij de toepassing van de wet op de voorlopige hechtenis. De in 2004 al beloofde investeringen in mensen en middelen voor de begeleiding van het elektronisch toezicht en de uitvoering van werkstraffen voor kleinere misdrijven, zullen ook eindelijk moeten worden gerealiseerd. Voorts moet de nieuwe minister van Justitie de werking van de nieuwe strafuitvoeringsrechtbanken goed in de gaten houden zodat hun opstartproblemen snel voorbij zijn.
Ten slotte en om niet voortdurend nieuwe stakingsacties te krijgen, moet ook het personeelsbehoeftenonderzoek van het gevangeniswezen worden afgerond. Met de huidige 6000 man is er in elk geval niet overal sprake van een onderbezetting. De geplande verlenging van hun opleiding tot drie maanden is intussen een goede zaak. ‘Cipiers zijn meer dan sleuteldragers’, zegt criminologe Kristel Beyens van de Vrije Universiteit Brussel. Maar het gevangenispersoneel moet dan zelf ook meer willen zijn.
Samengevat
Het aantal gevangeniscellen moet omhoog. Daarover bestaat nog weinig discussie.
Parketten en onderzoeksrechters moeten omzichtiger omspringen met de voorlopige hechtenis.
De kinderziektes van de strafuitvoeringsrechtbanken moeten zo snel mogelijk achter de rug zijn.
DOOR PATRICK MARTENS