Getuigenissen uit het gruwelkalifaat
Een jaar geleden riep de Islamitische Staat in delen van Syrië en Irak zijn kalifaat uit. Sindsdien overspoelt de IS de wereld met schokkende propagandabeelden. Maar over de dagelijkse werkelijkheid die daarachter schuilgaat, komen we weinig te weten. Toch zijn er nog steeds mensen— zoals de activisten van de campagne Raqqa Is Being Slaughtered Silently – die hun leven riskeren om informatie over het dictatoriale regime naar buiten te brengen. Aan de hand van hun getuigenissen en die van Yezidische vluchtelingen krijgen we een beeld van de dagelijkse horror die de inwoners van het kalifaat moeten ondergaan. Een inside-rapport.
In Syrië en aan de Eufraat en de Tigris, waar ooit de menselijke beschaving begon, zijn geen figuren uit nachtmerries aan het werk, maar mensen van vlees en bloed. Ze hebben een agenda die van grootheidswaan getuigt. In plaats van hun moorden te verbergen, pakken ze er voor de hele wereld mee uit en zijn ze trots op de teugelloze brutaliteit die ze etaleren. Die wreedheid behoort zowel tot hun militaire strategie als tot hun onderdrukkingsmethoden. Nog maar een klein jaar is het ‘kalifaat’ uitgeroepen. Uit de oudere ISIS-groep ontstond de IS, de Islamitische Staat die in de Arabische wereld vaak Da’isch wordt genoemd. Het gaat om een militante beweging die ook in de Iraakse gevangenenkampen van de Amerikanen ontstond, een beweging die uitgroeide tot het Al-Qaedafiliaal in Irak. Het is nu zo dat de IS daar terrein voor zijn nieuwe staat claimt in de vorm van gebieden die door oudgediende prominenten van het Saddam-regime veroverd werden.
Alles bij elkaar is het begrip Islamitische Staat zowel een feit als een fictie. Op de keper beschouwd is de IS een disparaat bezettingsregime dat versplinterde gebieden controleert. De IS heeft steden in zijn macht: Raqqa, Ramadi, de metropool Mossul. Hij is geïnfiltreerd in Syrische en Iraakse dorpen die hij nu beheerst. Maar het ontbreekt aan controleerbare informatie over de gebieden die de IS veroverd heeft.
Wie als reporter naar Raqqa gaat, riskeert zijn leven. Geen enkel serieus medium kan dat verantwoorden. Wie er desondanks naartoe trekt, is afhankelijk van de genade van zijn gastheren en mag alleen onderdanige vragen stellen. Maar er zijn andere wegen die naar het duistere rijk leiden, toegangen langs de achterdeur en via clandestiene groeperingen. Er zijn nog mogelijkheden om te communiceren. Je kunt af en toe nog telefoneren, skypen en sms’en uitwisselen.
En er zijn groepen van geëngageerde mensen die alle activiteiten van de IS, virtuele en werkelijke, documenteren. Er is verzet in de bezette gebieden. Er zijn moedige individuen, die – ondanks het levensgevaar dat ze lopen – de hoop op een ander leven niet opgegeven hebben en die de realiteit in de IS nog altijd in beeld, geluid en tekst vastleggen, zodat we een idee krijgen van het dagelijkse leven daar.
We konden burgers in Mossul en Raqqa contacteren, mensen die in de Islamitische Staat leven. Met hen hadden we geregeld contact, ze hielden een dagboek voor ons bij, we vergeleken hun verklaringen met elkaar en vulden die aan met verslagen van mensen die de terreurzone konden ontvluchten. We konden een beroep doen op videomateriaal en documenten.
Dit artikel steunt op gesprekken met IS-strijders die door Koerdische troepen gevangengenomen en opgesloten werden. Verder luisterden we in verschillende vluchtelingenkampen op Koerdisch gebied naar de verhalen van Yezidische vrouwen die door IS-strijders gedeporteerd en tot slaaf werden gemaakt. We konden spreken met politieke activisten van de campagne Raqqa Is Being Slaughtered Silently, die hun leven op het spel zetten door materiaal uit Raqqa en de omliggende dorpen te publiceren.
We weten dat alle informatie over de IS met een grote dosis scepsis behandeld moet worden. Daarom legden we documenten die van de IS zelf stammen voor aan experts van de Londense Quilliam Foundation en het Middle East Forum in Philadelphia, die de kwaliteit en authenticiteit evalueerden. In heel wat gevallen bleek het om onbruikbare vervalsingen te gaan.
De vraag hoe men moet omgaan met documenten die de IS zelf in overvloed verspreidt om ruchtbaarheid aan zijn activiteiten te geven, valt moeilijk te beantwoorden. Zoals dat in dictaturen gebruikelijk is, houdt ook de IS als een plichtbewuste boekhouder de diverse operaties van zijn killers bij. Ze rubriceren hun terreurdaden en verwerken ze in grafieken die er soms uitzien als het jaarrapport van een chic postorderbedrijf. Dat feiten en propaganda door elkaar lopen, ligt voor de hand. En toch loont het de moeite om deze IS-documenten te analyseren.
Overleven in Mossul
Toen de IS kwam, dachten velen dat de orde eindelijk hersteld zou worden. Intussen verstikt een hele rist verboden het openbare leven. Het regime viert zijn macht bot door draconische straffen uit te vaardigen en ensceneert publieke executies met het zwaard alsof het om een alledaagse banaliteit gaat.
‘Mijn vrouw en ikzelf hebben de komst van de IS toegejuicht.’ Die zin kan Ibrahim Aziz (alle namen in dit artikel zijn verzonnen) haast niet meer over zijn lippen krijgen. Hij is technicus, een man in de fleur van zijn leven, een gezinshoofd met een matige politieke belangstelling. Het grootste deel van zijn leven bracht hij door in Mossul. Hij groeide op in de dictatuur van Saddam Hoessein. Na de invasie van de internationale coalitie leefde hij tegen wil en dank twaalf jaar in de anarchie.
Het was een tijdperk van afpersing en moord in zijn stad. De politie keek vaak ongeïnteresseerd toe. Vandaar dat Ibrahim Aziz de komst van de IS in juni vorig jaar als het kleinste kwaad beschouwde. Maar nu ze een jaar met de regels van islamitische tirannen hebben moeten leven, vinden hij en zijn vrouw die verwachting grotesk. Want nu heerst er een nieuwe angst. ‘De hele tijd vraag ik me af wie ik nog kan vertrouwen’, schrijft Aziz. Verklikkers zijn er overal.
Wat vroeger deel uitmaakte van het dagelijkse leven, is nu verboden. De IS heeft een lange lijst met absurde verboden opgesteld.
Je mag geen alcohol drinken en geen gel in de haren dragen. Portretten op T-shirts zijn verboden, om het even of het gaat om Mohammed of Donald Duck. Mannen mogen zich niet glad scheren en vrouwen moeten de nikab dragen. Wereldse muziek is eveneens verboden. Je mag sjiieten geen oprecht gelovige moslims en Yeziden geen menselijke wezens vinden. Christenen en joden moeten zich bekeren of beschermgeld betalen, en wie dat niet doet, moet weg. Pleiten voor veelvoudige genocide is burgerplicht in de nieuwe IS, die een staat voor soennieten wil zijn.
In die onmogelijke wereld moet Aziz leven. Elke dag opnieuw vraagt hij zich af hoe hij zich moet gedragen om niet voor een sharia-rechtbank te belanden. Om niet met openbare executies geconfronteerd te hoeven worden, mijdt hij de grote pleinen in de stad.
De leiding van de ziekenhuizen is aan betrouwbare islamisten toevertrouwd die in de eerste plaats IS-strijders verzorgen. Loyaliteit vinden de nieuwe machthebbers belangrijker dan competentie. Gedurende twee of drie dagen in de week is er stromend water, de elektriciteit valt voortdurend uit, benzine is schaars en duur. De prijzen voor basisvoedsel zijn merkbaar gestegen. Alle universiteitsfaculteiten die indruisen tegen de sharia zijn gesloten: filosofie, kunst, muziekwetenschappen, recht en politieke wetenschappen.
Er circuleert een document waarin de omgang met Yezidische seksslavinnen geregeld wordt. Het is opgesteld door de Fatwa-afdeling van de IS die over religieuze twistpunten beslist. Mag je seks hebben met een slavin die nog niet in haar puberteit is? Antwoord: als ze daartoe in staat is, mag het. Indien niet, mag je je van haar bedienen zonder geslachtsverkeer.
Een circulaire van 17 juli 2014 richt zich tot de overgebleven christenen van Mossul. Het is een ultimatum. De christenen kregen twee dagen de tijd om de stad te verlaten, na die termijn ‘staat het zwaard tussen hen en ons’. Een document uit de Syrische provincie Aleppo somt de strafdaden en vonnissen op die in de toekomst gelden. Godslastering: dood. Het belasteren van de profeet Mohammed: dood (ook als de schuldige er spijt van heeft). Homoseksualiteit: dood voor beide mannen. Afvalligheid van de islam: dood.
Tablets en mobieltjes van Apple zijn verboden aan het front. Op andere toestellen moet de GPS-functie gedeactiveerd worden. Dat is een veiligheidsmaatregel. De IS vreest immers dat de Amerikaanse militairen zijn strijders zouden kunnen lokaliseren om ze met hun drones uit te schakelen.
Maar de meest krasse documenten zijn toch wel de berichten waarin de terroristen verslag uitbrengen over hun daden. Die rapporten worden jaarlijks gepubliceerd om de aanhangers, strijders en geldschieters te overtuigen van de ijver en de efficiëntie van de IS.
Het zijn inventarislijsten van de terreur. In de eerste plaats beschrijven ze de burgeroorlog tegen de sjiieten. Het jongste rapport telt 410 bladzijden en somt in chronologische volgorde, per provincie, moorden en aanslagen op: 615 aanslagen met autobommen, 160 met springstofgordels, 14 aanslagen met motorrijtuigbommen en nog 4465 andere aanslagen met explosieven, 336 bestormingen, 1083 moorden met messen en vuurwapens, 607 artillerieaanvallen, 1015 aanslagen met springstof of door brandstichting, dertig aanslagen op checkpoints, 1047 operaties van scherpschutters, controle over acht steden door het vermoorden van leidende oppositieleden.
Op de volgende bladzijden staan de details. Alleen al voor de provincie Ninive, waartoe de hoofdstad Mossul behoort, telt het bericht voor de periode van 11 mei tot 9 juni 2013 dertien bladzijden die met moorden en aanslagen gevuld zijn.
Zo ziet de IS-wereld eruit waarin Ibrahim Aziz en circa tien miljoen andere mannen, vrouwen en kinderen nu moeten leven. Al maanden geleden heeft Aziz zijn vrouw en kinderen naar Arbil op Koerdisch gebied gestuurd. Zelf is hij in Mossul gebleven om er op zijn huis en auto te letten. Hij heeft geen werk. Zijn spaargeld is op. Bijna alle meubels die in zijn huis stonden, heeft hij verkocht.
Nu kan hij alleen nog wachten op wat moet komen: de slag om Mossul.
De slavinnen van Sindschar
Volgens de IS hebben de Yezidi’s geen bestaansrecht. De IS deporteert en misbruikt hun vrouwen.
Vrouwen van alle leeftijden zitten in tenten, in vluchtelingenkampen. Of ze zitten in een nieuwe ruwbouw bij vrienden of verwanten. Of ze hebben met hun ouders en kinderen hun intrek genomen in huizen die door hun bewoners verlaten werden toen het front eind vorig jaar dichterbij kwam.
Het gaat om honderden vrouwen die allemaal dezelfde ervaring hebben: ze waren gegijzelden van de IS. Ze werden allemaal gedeporteerd omdat ze Yezidi’s zijn. In de handen van de IS zijn ze koopwaar die men naar eigen goeddunken kan misbruiken.
Velen onder hen waren getuige hoe hun vaders, broers en mannen na de bestorming van hun dorpen vermoord werden. Velen weten niet wat er met hun zusters en moeders is gebeurd. Misschien zijn ze dood, of verkocht in het Syrische gedeelte van de IS. Misschien leven ze nog in de buurt, direct achter het front, dat je met de auto in twee uur kunt bereiken.
Het is begrijpelijk dat heel wat vrouwen niet willen praten over wat ze te verduren kregen. Maar anderen zijn daartoe wel bereid omdat ze het als een bijkomende overwinning van hun kwelgeesten zouden beschouwen als ze zouden zwijgen.
Een van is Havin Ali, begin twintig. Ze woont in een huis aan de rand van Dohuk. Stroom en water ontbreken in de ruwbouw. Er zijn geen vensters. Plasticfolie moet het gezin overdag tegen de hitte beschermen.
Havin Ali bracht zowat drie weken in een ‘kalifaat’ door. Op een nacht kon ze door een kapot venster ontsnappen uit het huis van de man die haar gekocht had.
Het dorp waarin Havin opgroeide, ligt aan de rand van het Sindschar-gebergte. IS-strijders veroverden het vorig jaar. De strijd was ongelijk. Met hun eenvoudige wapens hadden de mannen die het dorp moesten verdedigen geen schijn van kans tegen hun superieur uitgeruste tegenstanders. Na de slachtpartij werden Havin Ali en haar zuster uit het huis gesleurd en in een bus gegooid waarin al veel vrouwen en meisjes zaten. De bestemming was Mossul, een sportclub in de buurt van het Bagdadhotel.
De IS gebruikte de club als kamp, als tijdelijke opslagplaats voor de ‘nieuwe waar’. Gedurende een week verbleven Havin en haar zus hier in een hangar, tussen honderden andere vrouwen, opgesloten als vee. Niemand informeerde hen wat er met hen zou gebeuren.
Daarna werden ze overgebracht naar een gebouw dat de IS als slavenmarkt had ingericht.
‘De piepjonge meisjes waren altijd snel uitverkocht’, herinnert Havin zich. De strijders pikten ze willekeurig uit de massa, sleurden ze naar een ander lokaal. Sommige mannen kochten één vrouw, anderen verschillende vrouwen. Twee mannen kochten tachtig vrouwen en meisjes in één keer en stopten ze in twee bussen. Het gerucht deed de ronde dat ze naar het Syrische deel van de IS werden gebracht, misschien naar een andere slavenmarkt, of naar een bordeel.
De vierde dag was Havin aan de beurt. Een bewaker bracht haar naar een zijkamer waar ze werd tentoongesteld. Een baardige man kocht haar, Havin weet niet voor welke som. De koper wilde haar cadeau doen aan zijn zoon, met wie ze zou moeten trouwen. De man die haar gekocht had, behandelde haar fatsoenlijk, waarschijnlijk omdat hij niet wilde dat het geschenk voor zijn zoon schade opliep.
In de huishouding van haar bezitter moest Havin in de keuken helpen, samen met andere vrouwen die haar afwezen en nauwelijks met haar wilden praten. Ze mocht het huis alleen blootsvoets verlaten, opdat ze niet zou vluchten. De grond rond het huis was bezaaid met keien en doornig gewas.
Maar nog voor de voorbereiding van het huwelijk beëindigd was en nog voor ze tot de islam was bekeerd, slaagde Havin erin om na drie weken te vluchten. Terwijl de anderen sliepen, wrong ze zich door een gebarsten venster. Dan stapte ze de hele nacht door, tot ze het geluk had uitgeput in de armen van een Yezidische patrouille te lopen.
Nu zit ze hier in deze huiskamer. Haar zus en haar jongste broer zijn spoorloos. Het gezin leeft van de hulpgoederen die in een naburig kamp verdeeld worden. Wat ze van de toekomst hoopt? ‘De terugkeer van mijn broer en zus,’ zegt ze ‘en de kans op vergelding.’
Documentaires over de executies
Verzetsstrijders zetten hun leven op het spel door de gruweldaden van de IS in Raqqa te filmen en te fotograferen. De gevaarlijkste vijand zijn de vrouwelijke agenten, want gesluierd zien alle vrouwen er gelijk uit.
Een eerste video, met een mobieltje gefilmd, toont een megascherm in het centrum van Raqqa, op een avond in februari. Op het scherm is de doodstrijd van de Jordaanse piloot Moaz al-Kasasbeh te zien: hij wordt levend verbrand. Voor het scherm: een jubelende menigte.
Een tweede video toont een vrouw in het zwart. Ze knielt op straat, omringd door gewapende mannen. Op de achtergrond een paar voorbijgangers.
Vlak achter de vrouw staan twee mannen, haar rechter en haar beul. De rechter verklaart dat de dood van de vrouw, die haar man bedrogen heeft, Gods wil is. Zodra de rechter zwijgt, trekt de beul zijn pistool en schiet de vrouw in het hoofd.
Het filmen van zulke taferelen met in de mouw verborgen mobieltjes is verboden en kan met de dood bestraft worden. Door de haast waarmee ze gefilmd zijn laat de kwaliteit van de video’s vaak te wensen. Maar de dappere burgers die de opnamen maakten willen het monopolie van het dictatoriale regime tot elke prijs doorbreken.
Ze plaatsen hun opnames en berichten op een website met de wrange titel Raqqa Is Being Slaughtered Silently. De website is nu een jaar online. De site is het initiatief van jonge mensen, doorgaans studenten, die daarmee hun leven riskeren, want het copyright van de executievideo’s is het exclusieve eigendom van de IS.
Abu Mohammed, een van de oprichters van de website, ontmoeten we in maart in Gaziantep, in het zuiden van Turkije. Hij is uit Raqqa weggevlucht omdat hij bang was dat hij door hackers van de IS geïdentificeerd was. ‘Ze stuurden e-mails onder een valse naam, onder het voorwendsel dat ze als vrijwilligers voor ons wilden werken en ons video’s konden bezorgen.’ Maar de mails waren besmet met Trojaanse paarden waarmee de IS de activisten wilde lokaliseren. Canadese hackers die de activisten bijstaan, ontdekten de virussen tijdens routinescans.
Abu Mohammed is bijna dertig. Hij was student, wilde ingenieur worden, is nu verzetsstrijder in ballingschap en staat op de most wanted-lijst van de IS.
In het begin postten hij en zijn vrienden hun video’s – materiaal dat ze op de chips van hun mobieltjes opgeslagen hadden – op Facebook en Twitter. Zo spaarden ze weliswaar tijd, maar namen ze ook een enorm risico.
Want een van hun medestrijders, Motaz Billah, werd op een controlepunt betrapt op het bezit van belastend materiaal dat op zijn mobieltje stond. Drie dagen na zijn arrestatie werd hij in het openbaar gefusilleerd. De moordenaars plaatsten de beelden op het internet.
Sindsdien zijn de activisten voorzichtiger geworden, maar hun leven is nu ook gecompliceerder. Om de paar dagen veranderen ze van verblijfplaats. Ook hun werkmethode hebben ze gewijzigd. Sinds de IS hen in het publiek veroordeelde, kunnen ze rekenen op een netwerk van sympathisanten die ook filmen en fotograferen. Ze werken allemaal clandestien. De leden kennen de kopstukken van hun organisatie niet, ze opereren onder schuilnamen en ontmoeten elkaar in een gesloten internetforum waartoe alleen uitgenodigde leden toegang hebben.
Op het laatste moment verlegde Abu Mohammed onze ontmoeting in Gaziantep per sms naar een andere plek. Gematigde soennieten hadden hem gewaarschuwd dat de killers van de IS in Gaziantep naar hem zochten.
DOOR UWE BUSE EN KATRIN KUNTZ – © Der Spiegel
Christenen en joden moeten zich bekeren of beschermgeld betalen, en wie dat niet doet, moet weg.
De activisten zijn voorzichtiger geworden. Om de paar dagen veranderen ze van verblijfplaats.