De regering-Verhofstadt tempert de plannen, niet de ambities. En de staat is een (beetje) hervormd.
De Belg opnieuw een goed gevoel geven. Een beetje trots. Hem een betere staat geven, die hem minder zou belasten, letterlijk en figuurlijk. Een vriendelijker staat, ook met meer nieuwe politieke cultuur onder de staatslui zelf, gedaan met kibbelende leeuwen en hanen. Dat was de missie die Guy Verhofstadt (VLD) zichzelf en zijn regering gaf toen hij op 13 juli 1999 de eed aflegde. Dat was het regeerakkoord. En die omwenteling hoefde niet eens zoveel geld te kosten. Met een flinke dosis psychologie zou deze regering al een eind opschieten. Noël Slangen zou het merk ‘België’ upgraden in binnen- en buitenland.
Trouwens, er wás geld, de economie boerde goed tot zeer goed. Voor het eerst sinds lang zouden de stukken van de koek rianter zijn, moest er niet getrokken en geduwd worden tussen partijen en ministers rond de regeringstafel. Het eerste begrotingsconclaaf van de regering-Verhofstadt was in enkele uurtjes geklaard. Het lukte dus aardig, die missie van Verhofstadt. Er heerste zowaar een roes in het land, tot radeloosheid van de CVP-oppositie, na veertig jaar nog altijd zeer goed getraind in voorzichtigheid en ja, maars. Werven doet zoiets niet.
De overmoed groeide. Vanaf het voorjaar van 2000 stapelden de beloftes zich op. Nee, geen beloftes, zeggen de ministers, maar voorstellen, stof voor het publieke debat. Op het hoogtepunt van dat ‘debat’ hadden de piekende brandstofprijzen de roes evenwel al opgebrand. Het land werd ei zo na platgelegd door boze truckers. En toen die weer weg waren, kwamen de eerste berichten dat de budgettaire marge kleiner zou zijn dan gedacht. Het goede gevoel van de Belgen slonk. Er werd weer gemord als vanouds. Leerkrachten kwamen op straat, vakbonden werden zenuwachtig en boos, overheidspersoneel (De Post, Belgacom) staakte en berichten uit Antwerpen en Gent leerden dat het nieuwe asielbeleid meer had beloofd dan kon worden waargemaakt. De verkiezingsuitslag van 8 oktober bevestigde het niet meer zo goede gevoel.
FISCALE AUTONOMIE
Toen premier Verhofstadt zaterdag terugkeerde uit Biarritz, was de toon op het regeringsoverleg dan ook snel gezet: temperen die plannen. Of ten minste, spreiden in de tijd. Twee etmalen kostten de onderhandelingen. Bij het ter perse gaan, moesten de puntjes nog op de i worden gezet, en de beleidsverklaring van de premier geredigeerd, maar het plaatje zag er toen ongeveer zo uit.
De belastingverlaging komt er wel, maar verspreid over veel meer tijd dan minister van Financiën Didier Reynders had gewild. Over zes of misschien zelfs zeven jaar. Reynders werd tot het allerlaatste moment kwalijk genomen dat hij, ook nadat de Hoge Raad voor Financiën de marge op 150 miljard had geraamd, in de pers gouden bergen bleef beloven. De fiscale hervorming begint bescheiden, op 1 januari 2001, met een daling van de bedrijfsvoorheffing.
Extra sociale uitgaven worden ook gespreid: van 2,8 miljard in 2001 tot 9 miljard in 2002. De ziekteverzekering krijgt er 42 miljard bij, 22 miljard bovenop de groeinorm van 2,5 procent voor nieuw beleid. In het pakket werkgelegenheid zit de veralgemening van de 38-urige werkweek, een extra financiële prikkel voor de sociale partners om collectieve vormen van arbeidsherverdeling (vierdaagse werkweek) mogelijk te maken, een krediet voor loopbaanonderbreking en ook een prikkel – via verminderingen van de werkgeversbijdragen – om mensen na hun achtenvijftigste aan het werk te houden.
Voor de pensioenen komt er een eenmalige verhoging (van 2 procent) voor werknemers en zelfstandigen die minimaal negen jaar geleden (voor 1993) met pensioen zijn gegaan. Die welvaartsaanpassing komt er vanaf 1 juli 2002. In 2004 verhogen de pensioenen die in 1994 ingingen, in 2005 die van 1995. De minima voor gehandicapten worden met 1000 frank per maand opgetrokken, en met een extra miljard in 2001 tot 4 miljard in 2002 wordt verder gesleuteld aan enkele werkloosheidsvallen.
Voor mobiliteit blijven de plannen ambitieus, maar het budget voorlopig bescheiden. Het budget voor ontwikkelingshulp daarentegen stijgt met zeven procent.
De hardste noot om te kraken, was evenwel de staatshervorming. Gewesten en gemeenschappen krijgen meer geld, maar ook hier alles op zijn tijd. Het begint in 2002 met 8 miljard (5 voor Vlaanderen, 3 voor de Franstaligen), wordt 40 miljard in 2006 en 45 miljard in 2011. Vanaf dan wordt de dotatie aangepast aan de groei. Meer fiscale autonomie komt er ook door een grotere marge van op- of afcentiemen mogelijk te maken: te beginnen in 2001 met 3,25 procent van de personenbelasting tot 6,75 procent tegen het einde van de regeerperiode. ‘We hadden 10 procent gevraagd, in het besef minder te zullen krijgen’, zei een stoïcijnse maar tevreden Vlaams minister-president Patrick Dewael (VLD).
De afschaffing van het kijk- en luistergeld kan pas op z’n vroegst in 2002, want de overheveling naar de gewesten gaat pas dan in. Ook over de regionalisering van gemeente- en provinciewet is er een akkoord. De gewesten krijgen ook meer bevoegdheden inzake ontwikkelingssamenwerking.
F.R.