Marijn Kruk Marijn Kruk is freelance correspondent in Frankrijk.

Tunesië geldt als een voorbeeld van een geslaagde overgang. Maar de slechte economische situatie gooit roet in het eten.

Van alle Arabische landen die zich het afgelopen jaar bevrijdden van een dictator, verloopt de democratische transitie in Tunesië ontegenzeglijk het voorspoedigst. Interim-premier Beji Caïd Essebsi wist het land zonder al te veel problemen in oktober naar vrije en relatief eerlijk verlopen verkiezingen te leiden. Die werden gewonnen door de gematigd islamitische partij Ennahda die in december een coalitieregering vormde met twee centrumlinkse partijen: Ettakatol en de Congrespartij.

Maar nu dreigt de slechte economische situatie roet in het eten te gooien. De werkloosheid – een van de belangrijkste drijfveren achter de revolutie die president Ben Ali vorig jaar verdreef – is gestegen van 14 tot bijna 20 procent, en in het achterland zit zo’n 40 à 50 procent van de bevolking zonder werk. De stakingen en demonstraties die daar weer het gevolg van zijn, jagen buitenlandse investeerders weg. De Japanse kabelexploitant Yakazi sloot twee fabrieken na protesten in de onrustige regio van de zuidwestelijke stad Gafsa. In Sidi Bouzid, de stad waar de groente- en fruitverkoper Mohammed Bouazizi zich op 17 december 2010 in brand stak en daarmee het startsein voor de revolutie gaf, schortte de Duitse bouwmaterialenfabrikant Knauf de productie na aanhoudende stakingen tot nader order op.

De nieuwe Tunesische president Moncef Marzouki sprak eind december van een ‘collectieve zelfmoord’ en waarschuwde voor een ‘revolutie in de revolutie’ die het land in anarchie zou kunnen storten. Maar zijn pleidooi voor een ‘wapenstilstand’ oogstte weinig succes. Vooral in het Tunesische achterland dat nu al weken het toneel is van wilde stakingen, wegblokkades en vernielingen. In Makthar, een stadje in het provincie Siliana, besloot de bevolking tot een algemene staking uit woede over het gebrek aan werk, medische voorzieningen, water en gas. Een soortgelijke staking vond plaats in Sidi Makhlouf, in de zuidoostelijke provincie Medenine. Toen de onderhandelingen met de gouverneur mislukten, werd hij gegijzeld in zijn kantoor. In Nefza, in de provincie Beja, gijzelden woedende bewoners een brandweerwagen inclusief brandweermannen uit een naburige stad om daarmee hun eis voor een eigen brandweerkazerne op die manier kracht bij te zetten.

‘In de visie van de werkloze is er niets veranderd het afgelopen jaar’, zegt Moncef Heni, de nieuwe gouverneur van de stad Gafsa in zijn kantoor op het provinciehuis. ‘En ook basisvoorzieningen ontbreken. Maar het probleem is dat de mensen verbeteringen eisen en wel onmiddellijk. Maar zo werkt het niet. Ik kan moeilijk binnen drie maanden een fabriek tevoorschijn toveren.’

De verwachtingen onder de bevolking zijn gespannen, té gespannen, erkent de econoom Mahmoud Ben Romdane, tevens bestuurslid van de oppositiepartij Ettajdid. Toch treft volgens hem ook de nieuwe regering blaam. ‘De coalitieonderhandelingen duurden twee maanden en een duidelijk plan van aanpak voor de regio’s is er nog steeds niet. Je kunt de bevolking daar niet eindeloos om geduld vragen.’

Marijn Kruk

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content