Het gebrek aan middelen legt een hypotheek op de potentiële groei van het volwassenenonderwijs. Dat zegt René De Rijck, directeur van het opleidingscentrum Merchtem.
René De Rijck
‘ Levenslang leren klinkt mooi in de media. Minister-president Patrick Dewael (VLD) en minister van Onderwijs Marleen Vanderpoorten (VLD) nemen de leuze graag in de mond, maar ik heb de indruk dat ze er niet volledig voor kunnen gaan. Er worden wel stappen gezet, maar dat kan maar een begin zijn. In de maatschappelijke evoluties en trends is permanente vorming relatief nieuw, en ik heb de indruk dat de overheid daar niet echt op voorbereid is. Het ministerie hapt naar adem, je ondervindt dat aanpassingen nog te traag verlopen. De structuren moeten soepeler worden zodat wij samen met de administratie korter op de bal kunnen spelen.
Wij vragen een professionele aanpak waardoor we kwaliteit en service kunnen bieden. Dat vraagt de consument, onze cursist. Hij is kritischer geworden, en stelt terecht dezelfde eisen aan een openbare instelling als aan een privé-bedrijf.
De groei van het volwassenenonderwijs is enorm: 40 procent op vijf jaar tijd. De markt verbreedt en nu al volgt 25 procent van de mensen in Vlaanderen een cursus. Maar in Zweden is dat 55 procent, in Zwitserland 40 procent, en ook Nederland scoort hoger dan wij. De overheid zou opleidingskredieten moeten bieden en mensen de kans geven hun loopbaan te onderbreken of minder te werken om zich bij te scholen, zoals dat al in de Scandinavische landen gebeurt.
Voor sommige opleidingen zijn de wachtlijsten enorm. Nederlands en informatica zijn serieuze knelpunten, en behoren zeker niet tot wat je ‘vrijetijdsbesteding’ kunt noemen. Misschien moet de overheid het woord ‘hobby’ herdefiniëren en het aanbod transparanter maken. Een alternatieve denkpiste is dat scholen die een positieve audit meekrijgen nieuwe initiatieven mogen ontplooien.
Door de schaarste op de arbeidsmarkt is het moeilijk geworden om bekwame leerkrachten te vinden. De overheid wil nu iets doen aan het strenge keurslijf dat vlotte aanwervingen belemmert en specialisten uit het bedrijfsleven afschrikt. Maar daar hameren wij al vele jaren op.
Ik wil wel benadrukken dat onze vraag naar meer middelen niet ten koste mag gaan van andere onderwijsniveaus, zoals het basisonderwijs of het secundair, hoger of universitair onderwijs.
Maar als de overheid vorming terecht als een van haar prioriteiten vooropstelt, dan moet daar ook iets tegenover staan. Of moet elke volwassene de werkelijke kostprijs van een opleiding gaan betalen, zoals op de dure, commerciële markt?’
Romain Maes
Romain Maes, algemeen secretaris van de Christelijke Onderwijzersvakbond (COV), stelt dat nog meer geld voor volwassenenonderwijs uit het onderwijsbudget nu niet kan.
‘Zolang minister-president Patrick Dewael (VLD) de vinger op de knip houdt, is elke vraag naar meer middelen zinloos. Volgens Dewael is er al genoeg geld naar onderwijs gevloeid en moet alles nu uit de onderwijsbegroting zelf komen. Dan is het duidelijk dat de sector die het minst bedeeld is, het basisonderwijs, zich met hand en tand zal verzetten. Onze werkingstoelagen zijn nog ontoereikend, onze directeurs zijn nog steeds onderbetaald, we hebben nog geen volledige omkadering. Verbeteringen zijn er maar mondjesmaat gekomen. We hebben wat terrein gewonnen op de andere onderwijsniveaus, maar we zijn niet bereid om de klok terug te draaien.
Er zijn nog veel noden in het onderwijs: gelijkekansenbeleid en opvang van migrantenkinderen zijn daar twee voorbeelden van. Uit recente studies blijkt dat het basisonderwijs nog steeds niet elk kind kan bieden waar het recht op heeft, ook daar is extra geld voor nodig. Als er dan toch met middelen moet worden geschoven, moet dat maar vanuit de andere onderwijsniveaus gebeuren.
Tijdens de loononderhandelingen hebben wij iets extra’s uit de brand kunnen slepen voor de directeurs in het basisonderwijs. Dat doet de andere onderwijsniveaus morren, hoewel ze goed weten dat de koek verdeeld is en de directeurs in het basisonderwijs het slechtst betaald worden.
Ik sta wel volledig achter het principe van levenslang leren. Opleiding en vorming zijn een belangrijke opdracht voor de maatschappij. De regeringsverklaring was duidelijk: onderwijs opnieuw centraal stellen, prioritair meer middelen vrijmaken. Maar in de praktijk doet de overheid dat niet.
We moeten een planning op relatief korte termijn opmaken. Die moet verder lopen dan de huidige regeerperiode. We moeten nagaan wat de noden zijn en welke vragen en verwachtingen de maatschappij heeft, en daar dan een pad voor uittekenen. Van vandaag op morgen voldoende geld vrijmaken, is uitgesloten. Maar het onderwijs nu afblokken voor de volgende jaren is ook zinloos, want dat betekent dat de noden in de verf gezet zullen worden en het ongenoegen opnieuw zal groeien. Wij zijn voorstanders van een contract met de overheid dat eerst in bijkomende investeringen voorziet en vervolgens de evolutie van de onderwijsuitgaven aan het economische groeimodel koppelt. Dan kun je de problemen in het onderwijs grondig aanpakken en moet niet iedereen telkens weer met zijn grieventrommeltje bij de overheid gaan aankloppen.’
Opgetekend door Eric Adams