Het einde van de planeet als een videospel en de werkelijkheid over de Invasie: het ergste en het beste van Hollywood.
De zomer van 1998 is nog niet helemaal voorbij, maar één ding staat nu al vast: de vakantiemaanden brachten zowel het ergste als het beste van Hollywood naar boven.
Naast de gebruikelijke opgeblazen domme actiekanjers als “Godzilla”, “Armageddon” en “Lethal Weapon 4” en een paar rampzalige komedies in de trant van “Dr.Dolittle” en “Six Days, Seven Nights”, kreeg het Amerikaanse publiek gelukkig ook “Saving Private Ryan”, “Snake Eyes”, “Out of Sight” en “The Truman Show”.
Het goede nieuws is dat sommige van die zelfverklaarde blockbusters ook flopten aan de kassa. Zoals “Godzilla”, de high concept special effects-film over een reusachtig reptiel dat Manhattan tot puin herleidt (van de makers van “Independence Day” meldde de marketingcampagne trots, wat we helaas konden merken). De dubbelzinnige slogan “Size Does Matter”, waarmee “Godzilla” alle competitie moest verpletteren, werd echter niet vertaald in gigantische recettes. En zelfs “Armageddon”, hoewel bijlange geen commercieel fiasco, presteerde toch ver onder de schier apocalyptische verwachtingen. Voor het eerst sinds vele zomers zagen we geen parade van films die de kaap van de tweehonderd miljoen dollar overschreden. Het bioscoopbezoek daalde niet, maar de recettes waren evenwichtiger verspreid over een groot aantal films.
Een aantal kleine sleepers bleken verrassende winnaars aan de eindstreep. Dat komt alleen maar de diversiteit ten goede en zal misschien de trend wat afremmen bij studio’s om, nu de gemiddelde kostprijs van een film (productie en marketing) is opgelopen tot 75,6 miljoen dollar, alleen nog te gokken op zogeheten event-films. Meestal gaat het hier om cynische kritiekbestendige producties, die het publiek beschouwen als een makkelijk te kneden idiote massa van popcornvreters.
Elk jaar is er één film die alles wat fout gaat in het huidige Hollywood gaat kristalliseren en waarop critici hun gifpijlen afvuren. Dit jaar ging die dubieuze eer naar “Armageddon”, een 140 miljoen dollar dure superproductie van het Disneyconcern, waarin de aarde zal getroffen worden door een meteoorsteen zo groot als Texas.
Dagenlang werd in de brievenrubriek van The Los Angeles Times gedebatteerd over de vraag of met deze prent inderdaad het uur geslagen is van de cinema zoals we die tot hiertoe kennen. Het antwoord was meestal ja.
OVERBETAALDE IDIOTEN
“Armageddon” is in menig opzicht symptomatisch voor de ondergang van een aantal fundamentele kwaliteiten in de Hollywoodse actieprenten. Meestal, en vaak terecht, wordt de schuld in de schoenen geschoven van de scenaristen, maar wordt het niet hoog tijd om ook eens te wijzen op de mankementen van de regisseurs? De meeste makers van de nieuwe (lees post-“Die Hard” actieprenten) zijn trouwens minder regisseurs dan stuntcoördinatoren.
Michael Bay, de regisseur van “Armageddon”, incarneert zowat alles wat er mis is met Hollywood. “Is Michael Bay the Devil” vroeg Entertainment Weekly zich af. Een retorische vraag, veronderstel ik. Zijn films (“Bad Boys”, “The Rock”) zijn aan elkaar genaaid als een soort hightechversie van het monster van Frankenstein en bestaan louter uit onderdelen van oudere films. “Armageddon” is in wezen een combinatie van “The Dirty Dozen” en “The Right Stuff”: in de eerste helft zien we hoe een bont gezelschap sociaal onaangepasten en onrustzaaiers, aangevoerd door Bruce Willis, gerekruteerd worden, daarna mogen ze in astronautenplunje de aarde redden.
De moderne actiefilm moet het louter hebben van een spervuur van set pieces, extravagante stunts, speciale effecten, voortdurende explosies en verwoestingen allerhande. En welk beter alibi om dit op de toeschouwer los te laten dan een verhaal over een asteroïde die in razende vaart op de aarde komt afgestormd?
Probleem is dat “Armageddon” even razend, verwoestend en irrationeel is als de komeet. De hele productie lijkt geconcipieerd als een agressie tegen de toeschouwer. De film is ontsproten uit het brein van een op hol geslagen Pavlov en wij zijn de machteloze ratten die murw worden geslagen door de orgie van visuele sensaties, stampende bassen en stupide oneliners gedebiteerd door overbetaalde idioten. De makers van heuglijke actieprenten – van “The Guns of Navarone” (1961) tot “Die Hard” (1988), het laatste hoogtepunt voor de decadentie toesloeg – beseften dat actie pas geloofwaardig, dramatisch en maximaal expressief wordt wanneer er enig voorspel aan te pas komt.
De makers van “Armageddon” kunnen zelfs het geduld niet opbrengen om hun karakters op enige coherente en psychologisch aanvaardbare manier te introduceren. Wanneer de dwarse olieboorder Harry (Willis) in het begin van “Armageddon” verneemt dat zijn dochter naar bed gaat met zijn jonge rechterhand, A.J. ( Ben Affleck), grijpt hij naar een geweer en maakt hij jacht op de jonge man. Zijn krankzinnig gedrag slaat nergens op, tenzij dat het de filmmakers meteen absurde cartoonbeelden van agressie en verwoesting verschaft, lang voor de actie officieel van start gaat.
Bay en zijn dominante producer Jerry Bruckheimer (wiens partner uit de jaren tachtig, Don Simpson, inmiddels ontplofte aan een overdosis cocaïne) lappen hier een van de gouden regels van het genre aan hun laars. Voor de actie losbarst moet de toeschouwer de tijd krijgen om zich op enigerlei wijze met de protagonisten te vereenzelvigen. Gebeurt dit niet, dan kan het ons geen moer schelen of hij of zij later aan flarden wordt geschoten of de lucht ingeblazen. In “The Great Escape” (1963), een van de beste films met laconieke actiester Steve Mc Queen, wordt één uur en drie kwartier uitgetrokken om alle figuren in het Duitse krijgsgevangenenkamp te introduceren en te typeren. Alleen het laatste uur is pure actie. Na al die jaren werkt het nog altijd zo mooi omdat we geven om de betrokkenen.
GEEN HERSENLOOS VERTIER
Niet alleen raakt de redding van de aarde in “Armageddon” onze koude kleren niet, bovendien wordt dit ook nog slecht in beeld gezet. Goede actie is een kwestie van uitgekiende choreografie van camerastandpunten en cuts, in combinatie met vindingrijkheid, gevatheid, speelsheid en verrassing. Gevatheid dus, en niet zoals hier nadrukkelijke geestigheid en vermoeiende inside jokes, typerend voor de cynische houding van de daders die en passant ook blijk geven van een jingoïsme waar zelfs Ronald Reagan zich voor zou schamen.
Er gebeurt van alles in “Armageddon”, maar meestal is het totaal onbegrijpelijk. We hebben geen flauw idee van het hoe, het waarom en vooral van het waar. Een van de moeilijkste maar ook essentiële aspecten van het regisseren van actie is namelijk ruimtelijke helderheid en continuïteit: waar bevinden we ons, wie schiet op wie, hoe geraakt a van punt b naar c enzovoort. Dit inzicht in de geografie van een scène creëer je zeker niet door als een MTV-maniak driftig heen en weer te snijden en te zweren bij hysterische stroboscopische sensaties, zonder je te bekommeren om enige logische samenhang tussen de flitsende beelden. Nee, daarvoor is integendeel enige cinematografische intelligentie vereist.
In de nieuwe film van Steven Spielberg, het WOII-epos “Saving Private Ryan”, krijgen we een grote les in het ensceneren van actie, en in het bijzonder in het helder ensceneren van chaotische actie.
Spielberg is er de laatste jaren enkele keren flink naast gefietst (onlangs nog met “Amistad”), maar wanneer hij er met zijn hart bij is en hij zijn filmische flair in dienst kan stellen van nieuwe uitdagingen, laat hij het kinderachtige waar zijn cinema vaak synoniem voor is, ver achter zich. De ironie is natuurlijk dat diezelfde Spielberg dankzij “Jaws” (1975) de hoofdverantwoordelijke is voor de blockbustermentaliteit die nu Hollywood verpest.
Toen de DreamWorks studio besloot om “Saving Private Ryan” in juli in de multiplexen te droppen, werd er sceptisch gereageerd: een bijna drie uur durende realistische herschepping vanD-Day, bovendien nog voorzien van een R rating (kinderen alleen toegelaten onder begeleiding van een volwassene) is niet meteen ideaal voer voor de zomer, een seizoen traditioneel voorbehouden aan hersenloos vertier. Maar het risico wierp vruchten af: vanaf het cruciale openingsweekend was het prijs (30 miljoen dollar recettes); “Saving Private Ryan” is intussen aardig op weg om ook de zomerse box office Blitzkrieg te winnen en zelfs “Armageddon” naar de kroon te steken.
Tegen de achtergrond van de landing van de geallieerden in Normandië, vertelt “Saving Private Ryan” het anekdotisch, mogelijk zelfs futiele verhaal (tenminste binnen de totaliteit van de Invasie) van een patrouille, geleid door Tom Hanks, die op zoek gaat naar een soldaat uit Iowa. Drie van zijn broers zijn al op het slagveld gesneuveld, de militaire top wil absoluut vermijden dat een moeder haar vier zonen verliest.
Die reddingsoperatie (half pr, half humanitaire missie) stelt natuurlijk de nodige morele dilemma’s: de opdracht kost verscheidene soldaten het leven; is het leven van Ryan dan meer waard dan dat van andere soldaten die toch ook een moeder hebben? Daarover meer wanneer de film bij ons in de zalen komt. Wat ons hier interesseert is hoe de hoofdbrok van de film ingesnoerd zit tussen twee magistrale actiescènes van elk ongeveer een half uur, maar totaal verschillend van concept.
HALLUCINANTE KWALITEIT
Het meest indrukwekkend is de openingsscène die inzake realisme alles wat op dit gebied werd gepresteerd, transcendeert.
Spielbergs idee voor de enscenering is vrij simpel: de landing op OmahaBeach tonen vanuit het standpunt van een Amerikaanse GI die in de strijd gegooid wordt en probeert het hoofd boven water te houden (ook letterlijk, want de camera gaat mee kopje onder) terwijl de hel losbarst.
Spielberg gebruikt zijn ongelooflijk gevoel voor kinetische expressie om een onafgebroken bloedbad van verwoesting, verminking en dood te creëren. Om dit effect te bereiken gaf hij zijn cameramensen de opdracht te doen alsof ze zelf proberen om niet gedood te worden. Dankzij een geraffineerde manipulatie van beeld en geluid (overbelichting, springerige montage, subtiele versnelling van de actie en auditieve slowmotioneffecten), krijgen de newsreel-achtige beelden (vaak geïnspireerd op de oorlogsreportages van Robert Capa) een hallucinante kwaliteit: tegelijk realiteit en nachtmerrie waaruit je niet kan ontwaken.
Een minder grote regisseur had waarschijnlijk deze heksentoer voor de apotheose bewaard, het is dan ook een meesterzet van Spielberg om de film, afgezien van een korte in onze tijd spelende proloog, daarmee te openen. Want alles wat we daarna te zien krijgen, wordt natuurlijk gekleurd door de intensiteit en afschuw van de slachting.
Het knappe is hoe Spielberg de chaos, de ontreddering, de paniek bijna tastbaar maakt; terwijl we toch ook beseffen dat hij als filmmaker die chaos totaal onder controle heeft.
Voor wie daar toch nog mocht aan twijfelen, is er de eindsequentie, waarin we precies het tegenovergestelde krijgen. Nu moeten de GI’s een brug verdedigen tegen een Duits bataljon met tanks. Hier geen plotselinge vuurdoop, maar een scène die berust op planning, verkenning van de omgeving, diverse decors, hinderlagen, camouflage, verstoppertje spelen met de vijand, kortom het hele arsenaal van WOII-krijgstonelen, samengeperst in een briljant half uur.
Lessen in cinema krijgen we ook geserveerd in “Snake Eyes”, al is de ontvangst in Amerika van de nieuwste van Brian De Palma natuurlijk een ander paar mouwen. Terwijl Spielberg voor “Saving Private Ryan” lyrische kritieken kreeg, werd “Snake Eyes” genadeloos neergesabeld. Typerend voor de onwennige positie die De Palma in Hollywood geniet. Ondanks occasionele hits (“The Untouchables”, “Mission Impossible”) is De Palma altijd een outsider gebleven. Anders dan Scorsese weet hij het systeem niet te bespelen. Een eeuwige rebel als Coppola is hij ook al niet, wat zijn positie moeilijk te definiëren maakt.
PURE CINEMA
De hypergestileerde, hyperformalistische samenzweringsthriller “SnakeEyes” is een schitterende oefening in pure cinema en alleen als dusdanig ook te appreciëren. Wat velen kennelijk moeilijk valt. Nagenoeg de hele film speelt tijdens en na een boksmatch in een arena in Atlantic City, waar de staatssecretaris van Defensie wordt vermoord. De navy officier ( Gary Sinise) die de politicus hoorde te beschermen, zit plotseling opgescheept met een paar duizend verdachten. Nicolas Cage speelt een corrupte politieman die de kans krijgt om voor één keer in zijn leven een eervolle daad te stellen. De Palma en zijn meesterlijke cameraman Stephen H.Burum openen hun thriller met één aanhoudende camerabeweging, een ongeveer twintig minuten durend Steadicam shot, waarin alles aan elkaar gelinkt wordt in één duizelingwekkende ruimtelijke verkenning.
De hele film wordt een oefening in subjectieve vertelling: we krijgen de gebeurtenissen die tot de moordaanslag hebben geleid vanuit het standpunt van drie verschillende getuigen. Karakters en verhaal hebben op zich weinig betekenis, maar leveren het framework voor De Palma’s duivelse manipulaties en demonstraties van verbazend vloeiende techniek. Meer nog dan “Mission Impossible” groeit “Snake Eyes” daardoor uit tot een aaneenschakeling van hoogstandjes in bijna abstracte cinematografische virtuositeit.
Met “Out of Sight” maakt Steven Soderbergh zijn comeback. Na een fenomenaal debuut – “sex, lies and videotape” dat ook het startschot gaf voor de explosie van de onafhankelijke cinema in de States – vond Soderbergh moeilijk zijn draai in Hollywood. Zijn laatste drie films werden niets eens in Europa uitgebracht.
“Out of Sight” is meteen zijn eerste mainstream Hollywoodfilm. Het is een bijzonder stijlvolle bijdrage tot het subgenre van de caper film (verhalen over een of andere kraak) naar de misdaadroman van de onnavolgbare ElmoreLeonard.
“Out of Sight” heeft alles wat je in het beste geval van een neo-noir film mag verwachten, maar zelden in één verpakking krijgt: sterke, originele karakters, ingenieuze plot, onvoorspelbare verrassende details, donkere humor, stilistische inspiratie.
George Clooney speelt in zijn eerste echt overtuigende filmrol Jack Foley, een bankrover die het niet laten kan en tijdens zijn ontsnapping uit de gevangenis een federale marshal, Karen Sisco ( Jennifer Lopez) ontvoert. Ze wordt vrij snel vrijgelaten, maar haar belager klissen wordt een ware obsessie voor haar. Hun wegen blijven elkaar kruisen, terwijl Jack een grote slag slaat die ouderwets uit de hand loopt. Karen wordt heen en weer geslingerd tussen haar plichtsbesef en haar gevoelens voor Jack – een onmogelijke romance. Tot in de geringste bijrollen spelen de acteurs op elkaar in als een geïnspireerd jazzensemble en ook de ongedwongen non-lineaire vertelwijze heeft een jazzy feeling.
Spielberg, De Palma en Soderbergh: gelukkig zijn enkele regisseurs nog niet gezwicht voor de rampzalige tegemoetkomingen van Hollywood aan de grootste gemene deler.
“Armageddon” loopt nu in de bioscoop; “Saving Private Ryan” komt op 30/9 in de zalen, “Out of Sight” op 2/12 en “Snake Eyes” op 9/12.
Patrick Duynslaegher