Roofvogels doen het goed in ons land. Maar blijkbaar is niet iedereen daar enthousiast over. Malafide jagers blijven de beschermde dieren viseren.
Elke dag vliegt er een sperwer over de tuin. Langs de autosnelwegen zitten buizerds te wachten op aangereden diertjes: gemakkelijke prooien. Onlangs schommelde een blauwe kiekendief over de velden tussen Huldenberg en Tervuren. En hing er een uiterst zeldzame rode wouw boven de grote ring van Brussel, bij de afrit naar de luchthaven van Zaventem.
Maar onlangs werd er ook een doodgeschoten rode wouw binnengebracht in het opvangcentrum voor vogels en wilde dieren van het Limburgse Opglabbeek. En een blauwe kiekendief! En een sperwer. En een reeks vergiftigde buizerds. En dat is ongetwijfeld maar een fractie van de dieren die geliquideerd worden door jagers die menen het recht in eigen hand te moeten nemen, desnoods tegen maatschappelijke afspraken in.
‘Het loopt de jongste weken echt de spuigaten uit’, vindt directeur Jan Rodts van Vogelbescherming Vlaanderen. ‘Vanaf het begin van het jaar tot nu kregen we gemiddeld bijna elke dag een melding van een jachtmisdrijf. Er zijn al bijna honderd vergiftigde buizerds binnengebracht. Het is trouwens elk jaar hetzelfde. Vlak voor het broedseizoen krijgen jachtwachters de opdracht het gebied van hun jachtheer roofdiervrij te maken, omdat ze bang zijn dat hazen en fazanten zich anders niet behoorlijk zullen voortplanten. Ze schieten dus op roofvogels. En vanaf half januari mogen ze niet meer op vossen jagen, dus gebruiken ze gif. Illegaal. Zware gifstoffen overigens, want roofvogels die van de vergiftigde lokazen eten vallen dood nog voor het vlees in hun maag is.’
Dit jaar is het wel héél erg met de verdelging van roofvogels. Dat heeft natuurlijk deels te maken met het feit dat roofvogels opnieuw floreren in ons landschap. In de jaren zestig van de vorige eeuw stonden ze op het punt te verdwijnen als gevolg van besmetting van het ecosysteem met persistente organische vervuilers die vooral hun eieren aantastten – dus geen voortplanting meer. Er waren weken dat doorgewinterde ornithologen geen roofvogel te zien kregen. Een ban op het gebruik van DDT en vergelijkbare pesticiden bracht net op tijd redding. Ook de onvoorwaardelijke bescherming van roofvogels vanaf de jaren zeventig droeg haar steentje bij.
‘We mogen wel zeggen dat de meeste roofvogels het nu goed doen’, zegt bioloog Glenn Vermeersch van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, die de Vlaamse broedvogelatlas samenstelt. ‘Niet alleen bij ons, maar in heel Noordwest-Europa, zodat we ook meer trekvogels zien dan vroeger. Vooral buizerd, sperwer en havik hebben ondertussen haast heel Vlaanderen gekoloniseerd. Ze broeden al lang niet meer uitsluitend in de bossen, maar ook in gebieden waar we ze aanvankelijk niet hadden verwacht. Er broeden haviken in de Zwinbosjes, en buizerds nestelen tegenwoordig in populierenrijen in de polders. Het ouder worden van de bossen en de verdichting van het landschap, met meer bomenrijen en plantsoenen, zorgen voor meer broedmogelijkheden, ook voor valken. Alleen grondbroeders als de blauwe en de grauwe kiekendief doen het niet goed. En wouwen blijven zeldzaam in ons land.’
AAS EN REGENWORMEN
Op het Kempisch plateau in de provincies Limburg en Antwerpen zou het landschap al ‘vol’ zitten – het is ook daar dat de meeste verdelgingen geconstateerd worden. De roofvogels zouden er weer normale aantallen bereikt hebben. Dat is goed nieuws, want predatoren zijn nodig om een ecosysteem gezond te houden. De dieren passen zichzelf ook aan de nieuwe situatie aan. ‘We zien, bijvoorbeeld, dat de sperwers die in België geboren worden, veel verder wegtrekken dan vroeger’, zegt ornitholoog Walter Roggeman van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, tevens voorzitter van de vereniging Natuurpunt. ‘We krijgen nu terugmeldingen van jonge sperwers uit Spanje – dat gebeurde vroeger nooit. Er lijken gemiddeld ook wat minder jongen per nest uit te komen, wat een signaal is dat de populaties stabiliseren.’
Roggeman begrijpt niet waarom de jagers de roofvogels blijven viseren: ‘Een havik zal misschien weleens een volwassen fazant slaan, en buizerd en torenvalk zullen af en toe een jonge fazant pakken, vooral op plaatsen waar de diertjes geen dekking hebben en waar ze dus in feite niet thuishoren. Maar dat is niet de regel. Buizerds eten vooral aas, kleine knaagdieren en desnoods zelfs regenwormen. Torenvalken pakken vooral muizen. Roofvogels houden dus geen enkel risico voor wildpopulaties in. Toch gaan jagers zelden verder dan het dulden van broedende roofvogels in hun gebieden. Terwijl ze blij zouden moeten zijn, nestkasten zouden moeten hangen, ons zouden moeten informeren over broedgevallen. Maar blijkbaar is die mentaliteitswijziging een stap te ver.’
‘Je hoort zoveel onzin over roofvogels’, vult bioloog Vermeersch aan. ‘Er zijn jagers die beweren dat het verdwijnen van de veldleeuwerik alles te maken heeft met de opmars van de sperwer, wat totaal absurd is, want de leeuwerik verdwijnt omdat de landbouwgebieden veranderen. Sommige soorten, zoals de ekster, gaan zich minder opvallend gedragen als er roofvogels in de buurt zijn, zodat de indruk kan ontstaan dat er minder vogels zijn. Maar de doorsnee jager redeneert blijkbaar: er zijn meer roofvogels, dus is er meer schade, dus moet er hardhandig opgetreden worden, wat natuurlijk sterk af te keuren is.’
Guy Robbrecht van het Fonds voor de Instandhouding van Roofvogels werkt al meer dan dertig jaar aan de bescherming van roofvogels in héél Europa: de slechtvalk bij ons, de grauwe kiekendief in Noord-Frankrijk, de keizerarend in Slowakije, de lammergier in Spanje… ‘Ik heb ooit geweten dat een jachtwachter in de Kempen het ene jaar alle haviken verdelgde die hij te pakken kon krijgen, en het volgende jaar de dieren met rust liet’, vertelt hij. ‘Ze schoten op zijn terrein in beide jaren evenveel fazanten, wat toch illustreert dat roofvogels geen effect hebben op het wildbestand. Maar zolang jagers hun jachtwachters premies blijven betalen per stuk geschoten wild, zullen deze excessen blijven bestaan. Jachtwachters noemen roofvogels niet voor niets “verloren wild”. Ze denken dat hun heren minder zullen schieten als er roofvogels zijn, wat absurd is.’
De vervolging van roofvogels is in feite nooit gestopt, weet Robbrecht uit ervaring, ondanks de bescherming. ‘Een jaar of tien geleden vond ik in Limburg nog een boom die was omgezaagd omdat er een havik in broedde. Nu gebeurt het allemaal subtieler. Vanaf half februari mogen jachtwachters, bijvoorbeeld, weer kooien inzetten om kraaien te verdelgen. Maar zo’n kooi met een kraai in is een perfecte fuik voor roofvogels. Wij gebruiken ze om roofvogels te ringen, en het is echt: altijd prijs, altijd gewonnen. In principe moeten jagers lijsten bijhouden met de vogels die ze uit zo’n kooi loslaten. Maar ik heb nog nooit zo’n lijst gezien. Het lijkt wel of ze niks anders vangen dan kraaien. Wat onmogelijk is.’
Robbrecht gaat ervan uit dat de huidige verdelging weinig effect heeft op de populaties van roofvogels: ‘De dynamiek van zo’n roofvogelpopulatie is veel groter dan wat er weggenomen wordt. Maar we moeten natuurlijk waakzaam blijven. Met de chemische middelen die er nu op de markt zijn, is een drama gauw gebeurd. Er zijn giffen beschikbaar die veel zwaarder zijn dan de pesticiden die halverwege vorige eeuw zo’n ravage veroorzaakten. Daarenboven zijn de meeste bossen véél toegankelijker dan vroeger. Zonder controle zou het snel kunnen gaan.’
GEVAARLIJK VOOR DE MENS
Dat er zo veel incidenten van jagers met roofvogels gemeld worden, heeft mee te maken met het feit dat ook de gewone burger alert geworden is. Wandelaars en fietsers hebben meer dan vroeger de neiging overtredingen te melden aan de politie of de natuurhulpcentra. Maar zware giffen in de natuur zijn niet alleen voor roofvogels gevaarlijk, ook voor mensen. Daarom trok Jan Rodts van de vogelbescherming naar Vlaams minister van Leefmilieu Kris Peeters (CD&V) – duidelijk geen grote vriend van de vogelbeschermers, want hij schamperde bij de ontvangst dat ze via de media een onderhoud met hem hadden afgedwongen. Tijdens dat onderhoud kwam er trouwens een bericht binnen dat er in Opglabbeek een vergiftigde buizerd gevonden was.
Rodts en de zijnen klopten ook aan bij de federale ministers van Leefmilieu Bruno Tobback (SP.A) en Volksgezondheid Rudy Demotte (PS). ‘Gifstoffen als carbofuran en aldicarp kunnen heel schadelijk zijn voor mensen’, verantwoordt hij deze demarche. ‘Er worden meestal heel zware dosissen in de lokazen gestopt. Deze producten horen gewoon niet thuis in de natuur. Carbofuran, bijvoorbeeld, wordt in de landbouw gebruikt in de strijd tegen aaltjes in de maïs- en de sierbloementeelt, maar het product wordt daar wel ingegraven in de bodem. In principe moeten mensen die de meeste van deze stoffen gebruiken, zich laten registreren en mogen ze hun producten niet doorgeven. Maar blijkbaar gebeurt dat toch.’
Sommige verdelgers zouden hun stock ook rechtstreeks in Frankrijk gaan kopen. Minister van Leefmilieu Tobback had het in zijn reactie op de gebeurtenissen onomwonden over ‘malafide jagers’, en maakte zich sterk dat hij een analyse zou laten uitvoeren om te kijken waar de meeste vergiftigingen plaatsvonden, zodat hij er zijn inspectiediensten op af zou kunnen sturen. Peeters zelf, die dikwijls zijn best lijkt te doen om de jagers zo veel mogelijk uit de wind te zetten, kon niet anders dan enkele maatregelen nemen. Hij kondigde per provincie een telefonisch meldpunt aan waar mensen met klachten terechtkunnen. Maar die meldpunten dreigen niet bemand te zijn op de tijdstippen dat de meeste mensen zich te velde bevinden, namelijk na de werkuren en in de weekends.
We hebben eventjes overwogen om ook de jagers over deze kwestie te contacteren. Eventjes maar. In een krant was al de klassieke reactie te lezen: dat de ‘groenen’ zelf de karkassen van de roofvogels hadden uitgelegd om de jagers in diskrediet te brengen. Dan is het wel opvallend dat nog geen enkele beedigde jachtwachter een proces-verbaal over een dode roofvogel opstelde.
Desondanks trokken ook vertegenwoordigers van de voornaamste jagerslobby met hangende pootjes naar minister Peeters. Ze kwamen buiten met de boodschap dat ze een campagne zouden opzetten om hun leden te sensibiliseren. Dertig jaar na de wettelijke bescherming van de roofvogels!
‘Ik lees misschien niet alle jagersblaadjes,’ stelt Walter Roggeman van Natuurpunt, ‘maar ik herinner me niet dat ik ooit ergens las dat roofvogels geen gevaar voor het wildbestand vormen, en dat jagers ter zake de wet moeten volgen, met name de dieren in kwestie beschermen. In feite zouden jagers trots moeten zijn als ze roofvogels op hun terrein hebben, want dat impliceert dat ze in een goede biotoop actief zijn.’
Jan Rodts vindt het verbazingwekkend dat jagers blijven steken in de voorhistorische mentaliteit dat alles met een kromme bek en met klauwen de vijand is: ‘De roofvogel is een concurrent, denken de jagers. Maar zelfs áls dat zo zou zijn, wie heeft er dan het meeste recht op een stuk wild: de jager of de natuurlijke predator? Dan kies ik voor de laatste, want een jager kan perfect zonder zijn fazant, terwijl een havik er af en toe eentje nodig heeft om zijn jongen groot te krijgen.’
‘Het wordt hoog tijd’, besluit Guy Robbrecht, ‘dat de jagers de mesthoop die al lang voor hun deur ligt eens opruimen. Dat zal ook goed zijn voor hun eigen reputatie.’
DIRK DRAULANS