ma 1709
Met onze vragen bij het vastgoedpatrimonium van de ex-premier hebben wij ons weer wat op de hals gehaald. Een boze telefoon van Hilde Vautmans, die hier moest lezen dat hij haar het bezit van een appartement in Le Touquet had verzwegen, terwijl zij altijd wordt weggestopt in een kruipkot in Ambleteuse. En die bovendien vernam dat de ex-premier haar kandidatuur voor het fractieleiderschap in de Kamer nauwelijks had verdedigd in de partij. Zij die altijd zo haar best voor hem doet. Op fundraisingdiners en zo. ‘Guy weet wat ik kan, en wat ik niet kan’, is nu al een tot klassieker verworden quote waarmee de hele Open VLD zich nog dagelijks een breuk lacht.
Guy Verhofstadt had voordien reeds drie pijnlijke interne nederlagen geleden. Eerst wou hij Luc Willems met enige vertraging toch nog in het parlement sluizen. Daarna wou hij Pierre Chevalier als senator coöpteren. En vervolgens wou hij Kabouter Drift uit Laakdal fractieleider in de Senaat maken. Drie keer beet hij vernederend in het stof.
Dan moest hij lijdzaam toezien hoe het partijbureau een tripartite met de socialisten weigerde. Een formule waarmee hij nochtans wanhopig hoopt op alsnog een derde termijn in de Zestien. Toen hij zijn vazal Kabouter Drift naar De zevende dag stuurde om daar de deur naar een driepartijencoalitie weer open te zetten, kreeg hij zoveel tegenwind dat hij maar snel weer inbond. Kabouter Drift werd tot zijn stomme verbazing voor rotte vis uitgescholden, deze keer niet door onze chef-wetenschappen maar door zijn leenheer, de ex-premier, die vond dat hij het er te dik had opgelegd. Subtiliteit is inderdaad niet het kenmerk van de kabouter, wereldrecordhouder electoraal verlies.
Als klap op de vuurpijl kreeg de ex-premier ook nog het deksel op de neus toen de kamerfractie Bart Tommelein, de Kennedy van Oostende, als leider verkoos en Hilde Vautmans werd afgescheept met het voorzitterschap van de commissie Buitenlandse Zaken, en dan nog maar voorlopig.
Voor Vautmans werd het allemaal wat veel. En iedereen weet: geen groter gevaar voor een politicus dan een vriendin die haar zin niet krijgt. Dat mondt nogal gemakkelijk uit in wat wij het ‘Greet Geypensyndroom’ noemen: ze bellen naar Knack. Of erger: naar uw dienaar. Zo ook Vautmans, die blijkbaar de gewoonte heeft nogal direct ter zake te komen: ‘Geef mij het adres van dat spel in Le Touquet.’
‘Mevrouw, dat heb ik niet. Het zal wel ergens op de dijk zijn, zeker. Wat voor belang heeft dat?’
‘Wat voor belang heeft dat? Dat durft gij vragen. En gij wilt zijn onroerend vermogen berekenen. Een duplexappartement in Le Touquet hebt ge niet onder de achthonderdduizend euro. In Ambleteuse komt ge met de helft toe. Dat is wel een klein verschil, nee? Zeker als ge het optelt bij zijn huis in Gent en zijn landgoed in Toscane, waarvan gij beweert dat het vier miljoen euro kost. Laat me niet lachen. Voor de omheining, ja. Met vier miljoen moogt ge niet eens mee bieden. Zes miljoen euro, dat zal dichter bij de waarheid zijn.’
‘Ja maar, mevrouw Vautmans, zelfs al ligt dat spel zoals u het noemt in Ambleteuse en niet in Le Touquet, en zelfs al zou het maar dríéhonderdduizend euro kosten, dan nóg is dat veel geld. Hoe komt hij daaraan, als hij al een paar miljoen euro in Toscane heeft moeten dokken?’
‘Scherpzinnigheid lijkt mij ook geen vereiste om bij Knack te worden aangenomen, niet? Waar ligt Ambleteuse?’
‘Aan de Côte d’Opale. Ik zou zeggen: bij Boulogne sur Mer?’
‘Juist. En wie is bezig om de hele Opaalkust vol te bouwen?’
‘Geen idee.’
‘Maar enfin, de Compagnie du Zoute!’
‘Wat? De gebroeders Lippens? Als Frank De Moor dat in de hemel leest, komt hij terug naar beneden. Heeft Verhofstadt dat appartement van de gebroeders Lippens gekregen?’
‘Nee, dat zeg ik niet. Denk voor één keer eens na. Wat is graaf Lippens?’
‘Burgemeester van Knokke.’
‘Maar nee, de andere, Maurice. In welke raad van bestuur zit die?’
‘Maurice Lippens zit in honderd raden van bestuur. Nog in meer dan Jean-Luc Dehaene. Hij zit zeker bij Fortis.’
‘Ja, maar waar nog? Het is een Franse maatschappij.’
‘Suez?’
‘C’est ça. En wat heeft Suez gekregen van de Belgische regering?’
‘Weet ik veel. Een kanaal?’
‘Hoe is dat toch mogelijk, leest gij geen krant? Electrabel! En dus de kerncentrales! Voor nog minder dan een appel en een ei, en stoemelings tijdens het zomerreces. Dat is een cadeau van 15 miljard euro.’
‘Mevrouw Vautmans, ik moet eventjes gaan liggen.’
‘Dat hebben er wel meer tegen mij gezegd.’
’15 miljard euro?!’
‘Niet min, hé? En dat was niet voor het eerst dat hij uw en mijn geld zo maar heeft weggegooid. Herinner u het hotelakkoord van Sabena, waar hij samen met uwen Baard door pure domheid 54 miljard frank heeft verspild.’
‘En komt zijn fortuin daarvandaan? Heeft hij daar een percentje op gepakt, misschien? Dat kan toch niet. Mevrouw Vautmans, dat is pure laster, zoiets schrijf ik niet in de Knack.’
‘Snapt gij eigenlijk ooit wél iets?’
‘Dat valt nog te bezien. Nu ik u toch aan de lijn heb, klopt het dat u gaat paardrijden met Patrick Dewael? En weet Greet Op de Beeck dat?’ Hallo? Hilde? Haaaloo?’
di 1809
We moeten het durven te zeggen zoals het is: sinds den Baard voorzitter is geworden van de SP.A heeft die partij de wind in de zeilen. Slechts 30 procent van haar kiezers verloren op 10 juni, slechts driehonderd man moeten ontslaan, plus een toonbeeld van eensgezindheid en vriendschap.
En dus mag den Baard zijn taak als volbracht beschouwen, en nu hij toch zo bedreven is in outplacement kan hij eindelijk een keer aan zichzelf denken. Want hij mag dan wel senator zijn, voltijds hoogleraar aan de universiteit, gemeenteraadslid, voorzitter van de Oostendse haven, voorzitter van de NV Plassendale, en links of rechts nog een bestuursmandaat of tachtig bekleden, daarmee onderhoud je geen vier vrouwen en zeven kinderen. Daarom wil den Baard nu rector worden van de Universiteit Gent.
De huidige rector, Paul Van Cauwenberge, zit in principe nog tot 30 september 2009 op zijn stoel, maar als hij goed naar beneden kijkt, zal hij merken dat er van de vier oorspronkelijke poten al een paar gevaarlijk zijn doorgezaagd. Op bevel van den Baard werd de moeder van Freya Van den Bossche, als secretaris van de raad van bestuur een van de machtigste figuren van de universiteit, al preventief beloond met een benoeming in het Interdisciplinair Instituut voor Breedband Technologie. Een materie waarvan ze als filologe nog minder verstand heeft dan haar dochter van begrotingsopmaak of haar ex-man van geheelonthouding.
Ontwaakt kameraden, echte socialisten stemmen op 21 oktober voor Erik De Bruyn.
wo 1909
Voor Greet Op de Beeck is het dieptepunt in zicht. Na de vuilnisbakonderwerpen op het einde van het Journaal, gaat ze nu een quiz presenteren voor de Katholieke Vrouwengilde: De Slimste Vrouw ter Wereld. Als we haar parcours van de jongste drie jaar overschouwen, komt zijzelf alvast niet in aanmerking voor die titel.
Het is blijkbaar broeksriem aanhalen in het gezin Dewael-Op de Beeck. Een quiz of een kookcursus voor de Katholieke Vrouwengilde, dat doet een mens alleen in hoge geldnood. Nog goed dat ze op onze kosten in het luxueuze kabinet van Binnenlandse Zaken mogen wonen. De vraag is alleen: hoe lang nog?
za 2209
De mol. Uw dienaar is niet meer bij machte normaal te functioneren. Beseft u wat het is elke morgen om zeven uur uit het slaapkamerraam te moeten kijken, dwangmatig ondertussen, en vast te stellen dat er weer vier tot zes nieuwe hopen liggen. En dit al sinds half juli. Dat zijn er, zonder er ook maar één te overdrijven, meer dan tweehonderdvijftig.
Wij zijn al zeer bedreven in het wegscheppen ervan, ook dwangmatig. Een mollenpijp onder een molshoop loopt schuin omhoog, het merendeel van de omgewoelde aarde kunnen wij er blind weer in duwen, met een welhaast gynaecologische precisie. De rest wordt met volle emmers afgekapt in een bloemenperk, dat zich inmiddels op onrustwekkende hoogte bevindt. Om de rozen te knippen hebben wij een trapladder nodig. Die dan op het fatale moment in de grond wegzinkt omdat ook daar een gangencomplex onderdoor loopt.
De methode riek hebben wij opgegeven. Nochtans sluipen wij bedrevener dan de meest listige indiaan over het gras, als er weer ergens een heuvel in aanbouw is. En behoedzaamheid is geboden, want elke voorzichtige stap op de grond betekent onder de grond een dreun op de grosse caisse. Een bevriende bouwondernemer heeft al aangeboden om in het weekend een paar van zijn illegale Polen te komen afzetten. ‘We laten die twee dagen aan een stuk de horlepiep springen op uw gras, en alle mollen vluchten het dorp uit.’
Door de tijdelijkheid van die oplossing is een stillere techniek aangewezen, en omdat oefening kunst baart, kunnen wij al ter plaatse schuiven zonder dat ondergronds ook maar één trillinkje wordt waargenomen. Zo is het meermaals gebeurd dat mijnheer mol onbekommerd voortploegde, tot vlak voor onze voeten. Al minstens twintig keer van op vijf centimeter hoogte de riek in de grond geploft, nooit raak. De vijand zit te diep, en je weet nooit van waar exact hij aan het wroeten is. Hele halve dagen en halve hele dagen hebben wij eraan gespendeerd, onze chef-Wetstraat in de waan latend dat wij op reportage waren, maar als het doelwit zich dan na uren manifesteerde, staken wij telkens mis. Nog geen worm aan de riek.
En zo worden wij elke morgen geconfronteerd met een Alpenlandschap. Om stapelgek van te worden. Het woord is niet sterk genoeg: krankzinnig, dat is het. Totaal van zinnen, nog erger dan Kabouter Drift. Op een dag hoorden wij de familie De Wever van Edelweiss zingen, in onze eigen tuin! Slaapstoornissen, eten smaakt niet meer, vreemde zenuwtics, evenwichtsproblemen, geheugenverlies, manisch-depressief, onvriendelijk tegen huisgenoten, bij klaarlichte dag alle luiken dicht om het niet meer te hoeven aanzien… Gelukkig allemaal trekjes die uw dienaar voordien ook al vertoonde, of de artsen zouden zich zorgen maken.
In onze radeloze strijd plotseling een mysterieuze tip gekregen van een charmante lezeres. ‘Beste mijnheer Meulenaere’, zo luidde de aanhef die wij meestal als veelbelovend beschouwen. ‘Wat ontbreekt op het hoofd van Louis Tobback? Stop dat in uw grond en: weg mol. PS: is er niemand anders om die laatste bladzijden van Knack te schrijven?’
Met deze raadselachtige boodschap weer twee weken zoet geweest. Wat ontbreekt op het hoofd van Louis Tobback? Onder zijn romp ja, twee lange benen, maar op zijn hoofd? Op het eerste gezicht niks. Integendeel, wij zouden veeleer zeggen dat er te veel op staat. In het hoofd van Louis Tobback, daar is nog wel ruimte, maar erop?
Peinzen, peinzen, peinzen, en dan ineens, hoe begrijpen wij nog altijd niet: eureka. De keizerskroon! De fritillaria, in het tuindersjargon. Mollenbollen. Naar het tuincentrum van de Boerenbond. Niet gescheurd, gevlogen. Twee keer geflitst onderweg. Hele rij wachtenden aan de kassa voorgestoken en net als soldaat Pheidippides, die van Marathon naar Athene rende en daar nog juist genoeg adem had om ‘Wij hebben overwonnen’ te roepen en dan dood neer te vallen, hadden wij nog net de benodigde lucht om te piepen: ‘Vriend, hebt gij hier keizerskroon? Frituralia of zoiets.’
Ja, dat had hij, de goede man. Sinds Sinterklaas nooit zo een brave mens gezien. ‘Hoeveel bollen wilt ge? Drie? Vier?’
‘Zeshonderd! Nee, wacht, maak er tweeduizend van.’
‘Maar mijnheer, met zeshonderd bollen vult ge de hele woestijn. Daar komen metershoge bloemen op, een soort struiken. Hebt gij een landgoed in Toscane, misschien?’
‘Nee, meer een volkstuintje.’
‘Dan is vijf bollen meer dan genoeg. Op twintig centimeter diepte steken, en een meter van elkaar. Maar ik moet u wel waarschuwen, die plant heeft zeer kwalijke neveneffecten.’
‘Welke?’
‘De mollen kunnen er niet tegen.’
‘Mijnheer, kunt ge alstublieft een ambulance bellen?’
Terug thuis onmiddellijk alles in de grond gepoot, en een dankbare mail gestuurd naar de lezeres: ‘Beste mevrouw, uw bollen zitten in mijn grond. Als zaden in ’t zand, hoop op de vangst, o Vlaanderenland. Ik ben nu even hoopvol als mijn tuin tot nu toe was. Vriendelijke groeten, uw dienaar.’
Wie had ooit gedacht dat Louis Tobback ons nog eens van dienst zou zijn?
door Koen Meulenaere