Het Kaaitheater wil meer artistieke armslag. Directeur Hugo De Greef over zijn ontslag.
MET ELKE nieuwe subsidieronde staan de podiumkunsten op hun kop. Bij de bekendmaking van de subsidies voor de periode 1997-2000 afgelopen juni, was het weer zover. Ook het Kaaitheater morde. In plaats van de 45 miljoen frank die de Raad van Advies voor Kunstencentra in december vorig jaar vooropstelde, met een verhoging tot 59 miljoen in het jaar 2000, beperkte de cultuurminister de toelage tot 40 miljoen frank. Eigenlijk geen slecht resultaat als je bedenkt dat het Kaaitheater een derde meer subsidie zal krijgen dan in de vorige subsidieperiode 1993-1996. Samen met de Gentse Vooruit die hetzelfde bedrag ontvangt, behoort het Kaai tot de financiële koplopers van de kunstencentra.
Toch is dat niet genoeg om de artistieke plannen van het ?kunstenaarshuis?, dat onder zijn infrastructurele last dreigt te bezwijken, te realiseren. Begin oktober kondigde directeur Hugo De Greef aan dat hij eind 1997 ontslag zal nemen, en dat bericht kwam als een donderslag bij een intussen opgeklaarde theaterhemel. Brussel wordt wel vaker opgeschrikt door met ontslag dreigende theaterdirecteuren, en de eerste reacties varieerden dan ook van blufpoker, ongeloof tot knappe politieke zet.
Maar een maand later lijkt het ontslag van De Greef meer dan ooit definitief. Wat heeft de oprichter van het Kaaitheater ertoe aangezet om zijn geesteskind binnenkort aan anderen over te laten ?
HUGO DE GREEF : Ik stel al een heel lange tijd vast dat de omstandigheden waarin het Kaaitheater graag zou willen werken niet voorhanden zijn en niet in orde komen. In de vorige subsidieperiode had de Raad voor Advies ook een hoger subsidiebedrag geadviseerd, maar de minister had hem daar niet in willen volgen. Goed, de kunstencentra zaten toen allemaal in hetzelfde schuitje en dan zeg je bon, we zullen nog even op die manier doorgaan. Toen zaten wij nog niet in de twee gebouwen waarover we nu beschikken, de Studio’s en het Lunatheater, en was een beslissing daarover nog niet gevallen. Maar we hebben het probleem toen toch al gesignaleerd.
De verbouwing van de Studio’s door de Vlaamse Gemeenschap is overigens fantastisch verlopen en daar is ook gebeurd wat er diende te gebeuren. In 1993 kom je dan in het Lunatheater (waarvan het Kaaitheater, samen met de Ancienne Belgique, tot eind vorig jaar medebeheerder was en er sindsdien alleen voor staat, red.) terecht waarvan je erg blij bent dat je eindelijk over zo’n groot podium kan beschikken en daarvoor de steun van de overheid hebt gekregen. Maar naar het verder afwerken van het gebouw en de technische uitrusting ervan heeft de overheid geen oren. Je krijgt elk jaar wel enkele miljoentjes om het wat bij te timmeren en te onderhouden, maar de essentiële problemen van het gebouw kunnen daarmee niet worden opgelost.
De theaterbühne bijvoorbeeld heeft slechts een minimale technische uitrusting we hebben geen eigen spots of geluidsinstallatie die we telkens moeten huren, er zijn niet genoeg trekken om te hijsen, enzovoort , zodat we bij elke productie die wat technische mogelijkheden vereist met een extra huurkost zitten die we van het artistiek budget moeten nemen. Een eenvoudige, eenmalige investering zou die last van het artistiek budget kunnen wegnemen waardoor die middelen opnieuw zouden kunnen gebruikt worden waarvoor ze bestemd zijn.
Het zou interessant zijn om eens na te gaan hoeveel geld kunstencentra moeten besteden aan infrastructurele en andere niet-artistieke lasten, kortom weggegooid geld voor het artistiek beleid. Wij moeten ons ziek piekeren over de vraag hoe we die gebouwen moeten beheren, terwijl we eigenlijk wakker zouden moeten liggen van het interessante artistieke werk dat we in die gebouwen zouden kunnen realiseren. Dat is onze taak.
Bij de recente overheidsbeslissing bleek bovendien dat het Kaaitheater het enige kunstencentrum is dat het geadviseerde bedrag (van de Raad voor Advies, red.) niet krijgt en vrede moet nemen met een lagere subsidie. Wij zijn mede het slachtoffer geworden en dat is het verhaal dat achter de beslissingen zit van het politieke akkoord dat er diende gemaakt te worden tussen de socialisten en de katholieken in de Vlaamse regering en waarbij wij niet verdedigd geweest zijn. En als je het breder bekijkt : waarbij Brussel niet verdedigd is geweest. Blijkbaar speelt Brussel geen rol meer voor de Vlaamse regering. De Vlaamse politieke klasse in Brussel die nog gezag in Vlaanderen had, is een generatie die op zijn einde loopt : Jos Chabert, Vic Anciaux, Rufin Grijp… en Hugo Weckx is al weg. Welke generatie zal er na hen komen die met hetzelfde gemak en gezag Brussel gaat verdedigen binnen de Vlaamse regering ? Toen ik mijn ontslag heb gegeven, heb ik geen enkele maar dan ook geen enkele reactie gekregen van welke politicus dan ook.
Hoeft dat dan ? Is het überhaupt de taak van een politicus om tussen te komen in een persoonlijke beslissing van een theaterdirecteur ?
DE GREEF : Nee, natuurlijk niet als je het puur objectief bekijkt. Maar ik heb tenminste de pretentie om te zeggen dat het Kaaitheater wat betekent in Brussel, dat het voor iets staat binnen de huidige theatercontext en dat het als cultureel en sociaal gebeuren niet klein is. Dat bovendien mijn positie binnen het Kaaitheater niet onbelangrijk is die pretentie heb ik en dat vanuit de politiek minstens vragen gesteld kunnen worden over de grond van dat ontslag. Is het dan werkelijk zo ernstig dat die stap moet worden gezet ? En wat met de toekomst ? Dat lijken mij logische vragen die een politicus zich moet stellen. Is dat pretentieus ? Misschien wel en dan is dat maar zo.
Ik heb die beslissing niet genomen omwille van de ene of andere tactiek. Want na mijn beslissing heb ik geen enkele stap gedaan naar wat voor overheid dan ook. Ik doe ze ook niet. Ik ga ervan uit dat ik de voorbije jaren genoeg heb gedaan. Het is nu de beurt aan de andere kant.
Het Kaaitheater is er financieel toch flink op vooruitgegaan. Volstaat dat niet om jullie programma voor de volgende jaren te realiseren ?
DE GREEF : Daar valt veel tegen te zeggen. Het thema van ons subsidiedossier was ?continuïteit en vernieuwing?. Aan de ene kant betekent dit dat we de relatie met kunstenaars met wie we al jaren werken ( Fabre, Lauwers, De Keersmaeker…) willen verderzetten en dat we ook moeten klaarstaan om ons te engageren ook financieel ten opzichte van die kunstenaars. Maar wat blijkt met de vooropgestelde subsidie : we hebben een zaal, een publiek, een promotiemachine en we kunnen ook technische ondersteuning geven, maar we hebben geen geld om ook maar wat behoorlijk te co-produceren. Wat is je pleidooi voor continuïteit dan nog waard ?
Aan de andere kant is die vernieuwing op zichzelf belangrijk, daar moeten we als kunstencentrum sowieso aandacht voor blijven hebben. Ook moet je ervoor oppassen die vernieuwing niet te forceren. Dat is de taak van de Studio’s : niet alleen als locatie maar ook als idee. Wat niet wegneemt dat het idee het hele Kaaitheater bezielt en bijvoorbeeld ook bij de programmering in het Lunatheater een rol speelt. Die twee elementen, continuïteit en vernieuwing, moeten als één geheel worden beschouwd. Persoonlijk zie ik het daarom niet zitten om een halve keuze te maken : half voor de één, half voor de andere of één van de twee, dat is niet mogelijk. We waren bijvoorbeeld van plan om Studiowerk, het programma dat nu in de Studio’s loopt en uit receptief werk bestaat, vanaf 1997 ook met productioneel werk uit te breiden. Dat zullen we nu wel mogen vergeten.
Was dat de voorbije vier, vijf jaar ook al geen probleem ? Heeft het Kaaitheater misschien te weinig aandacht gehad voor die jonge generatie ?
DE GREEF : Nee, ik denk het niet. Je hebt het aanbod uit het veld en we zijn er constant mee bezig om het aankomende talent dat wij goed vinden, te zoeken. Als je de voorbije seizoenen bekijkt, stel je vast dat elk seizoen wel één of meer namen bevat waarmee we een nieuwe relatie hebben opgestart. Dat gaat van Guy Cassiers, Peter Van Kraaij, Heiner Goebbels, Neuer Tanz, Meg Stuart, naar Blindman Kwartet, Ictus Ensemble of Jos Van Immerseel. Oud of nieuw, dat speelt voor ons geen rol. Onze muziekprogrammering is overigens ook recent en toch al erg consistent.
Natuurlijk is het zo ook als je het internationaal bekijkt dat het niet evident is dat er elke dag nieuwe talenten opduiken. Bovendien kan een producent geen talenten maken en moet je alert blijven voor de nieuwe evoluties. Misschien zijn daar wel dingen verloren gegaan. Maar als ik het veld bekijk, denk ik dat dit zelden het geval was. In het binnen- en buitenland zag je de voorbije jaren initiatieven opduiken die van Jonge Jannen tot Junge Hunde gaan. Waardoor eigenlijk het volgende gezegd wordt : we moeten aandacht hebben voor jonge kunstenaars maar we zien dat ze nog niet waardevol genoeg zijn om als vol aanzien te worden. Toch willen we onze verantwoordelijkheid niet ontlopen en stigmatiseren we ze maar. Als er morgen een nieuwe Anne Teresa De Keersmaeker opstaat, die zal geen Jonge Jan genoemd worden maar wel een waardevolle nieuwe kunstenaar. Binnen het Studiowerk zoals het Kaaitheater dat opzet, willen we absoluut niet stigmatiserend werken.
Heeft uw vertrek ook te maken met het feit dat u uitgekeken bent op de podiumkunsten of het Kaaitheater tout court ?
DE GREEF : Ik heb me dat lang afgevraagd en ik heb het gevoel van niet. Wat ik wel sterk voel, is de goesting om te herbeginnen.
Paul Verduyckt
Hugo De Greef : Ik heb deze beslissing niet genomen omwille van een of andere tactiek.
Hugo De Greef : Wat ik wel sterk voel, is de goesting om te herbeginnen.