Haeran Hong, zo heet de achtentwintigjarige dame die zich zaterdagavond gekroond zag tot eerste laureate van de Koningin Elisabethwedstrijd 2011 voor zang. Een waardige winnares, en dat was toch een tijdje geleden.
Al vele jaren heeft men het over de ‘golf’ van Koreanen die de belangrijkste muziekwedstrijden ter wereld ‘overspoelen’. Inderdaad genereert Zuid-Korea merkwaardig veel talent – dat jongeren er nog opgroeien in een matrix van discipline en ambitie, zou daar volgens velen mee samenhangen. Met die golf was er tot voor kort iets merkwaardigs aan de hand: ze mocht spoelen en overspoelen naar hartenlust, maar er mocht nooit een Koreaan winnen. Dat had allicht goede en slechte redenen. Enerzijds bestaan er weliswaar tanende, maar nog lang niet uitgeroeide vooroordelen tegenover Aziaten die zich de muziek van het Avondland eigen proberen te maken. Anderzijds komen Aziaten ook echt vaak stoïcijns of gereserveerd over. Zeker in de zangerswereld, waar ‘expressie’ een nogal vast omlijnde betekenis heeft, was en is dat nog dikwijls een probleem.
Haeran Hong heeft alvast de ban gebroken, al onderscheidt ze zich precies in haar expressie en uitbundige fysieke huishouding nogal sterk van haar mannelijke landgenoten, die in deze finale roemloos kopje onder gingen. Hong heeft er dan ook al vier jaar New York op zitten. Ze wilde eigenlijk, zoals de meesten in haar geval, na haar studie aan de Korea National University of Arts naar Duitsland trekken om zich te vervolmaken. Maar ze volgde haar man, een tenor die het in New York wilde proberen. Hong werd in 2009 aanvaard aan de befaamde Juilliard School, een van de beste muziekinstituten ter wereld, waar ze sinds 2009 onder de hoede is van Edith Bers. Die telt onder haar leermeesters onder anderen Maria Callas en Hans Hotter – dat schetst meteen de benijdenswaardige artistieke lijn waarin Haeran Hong mag rijpen.
Deze glasheldere coloratuursopraan met mild dramatisch potentieel maakte donderdagavond erg veel indruk als derde en laatste kandidaat op de tweede van vier finaledagen. Goed vocaal materiaal hebben de wedstrijdfinalisten allemaal, maar samen met haar collega-sopraan Elisabeth Zharoff (die overigens niet bij de zes laureaten werd geklasseerd) was Hong de enige die alle technische hindernissen aankan. Haar stem is vrij klein, maar ze voert ze met zo veel virtuoze vrijheid en akoestisch verstand, dat ze zich bij wijze van spreken bij elk van de 2200 luisteraars persoonlijk aandiende. Daarbovenop komt een grote speelvaardigheid, waar Hong in kan opgaan omdat ze het zingen zelf wel lijkt uit te besteden, zo vloeiend en vlekkeloos loopt het allemaal.
Hongs programma was even smaakvol als leep samengesteld. Eerst sloeg ze iedereen uit het lood met een virtuoze Massenet-aria (‘Je suis encore tout étourdie’ uit Manon). Vervolgens zong ze Mozart, een keer als Zaïde en – met enkele schoonheidsfouten waarvoor we graag doof bleven – een keer als Fräulein Silberklang. Nomen est omen. Vervolgens blies Hong iedereen van de sokken met ‘Je réchauffe les bons’ uit Ravels L’enfant et les sortilèges. Razend virtuoos en toch volkomen vrij. Ze was klaar voor het orkest het goed en wel besefte – laten we dat voor één keer voor een kwaliteit verkopen. Ten slotte toonde Hong zich ondanks haar lichtheid een erg goede belcantodame als Bellini’s Amina. Eerste plaats of niet, het was meteen duidelijk dat dit metier gehonoreerd moest worden.
Een carrière wacht Haeran Hong hoe dan ook. In september debuteert ze in de Metropolitan Opera in New York. Kleine rollen in Siegfried en Macbeth. Maar iets zegt me dat Brussel eindelijk een winnares heeft over wie we nog een en ander zullen vernemen.
Rudy Tambuyser LEES OOK DE BLOGS VAN RUDY TAMBUYSER OVER DE KEW OP KNACK.BE/CULTUUR.