Er borrelt opnieuw een gasbel onder dit land. Bijna tien jaar na Zwarte Zondag blijkt de chaotische zoektocht van de Wetstraat naar een herstel van het vertrouwen geen uitgemaakte zaak. De burgers zijn misschien bang, de politici zijn het ook. Met recht en reden.

Het was met een soort beaat optimisme dat de SP in januari de verkiezingscampagne 1999 aantrok. Agusta was geschiedenis, de strijd voor welvaartvastheid en sociale zekerheid leek gewonnen, de partij verjongde en zette zich op een moderner sociaal-democratisch spoor. Genoeg op de barricaden gestaan ter verdediging van de materiële verworvenheden, zo luidde het, tijd voor een meer offensief en menselijk accent: “De toekomst is van iedereen”.

CVP-voorzitter Marc Van Peel bleef niet achter en lanceerde op een nieuwjaarsreceptie “de blijde boodschap” van zijn partij. Het gaat niet slecht met Vlaanderen, het toegangsticket tot de Europese muntunie is binnen, en er is nu eindelijk ruimte om voluit aan de “kwaliteit van het leven” te werken. Premier Jean-Luc Dehaene riep vorige week in deze kolommen de Belgen nog op “een positieve stem” uit te brengen, “op mensen die aan de opbouw van die maatschappij willen meewerken”.

De VLD vond dat alles beter kon met Vlaanderen, maar wilde zich evenmin aan negativisme bezondigen en zette daarom de bakens uit van de fundamenten voor verandering. Ook hier kwam, na de materiële jaren negentig, de menselijke warmte om de hoek kijken in de vorm van het “zorgzaam liberalisme”. En er was de “witte bonus” van Marc Verwilghen.

Voor Agalev, dat zich optrok aan het voorspelde succes van Ecolo en de zege van de Duitse Grünen, was de toekomst groen. “Groene politiek heeft niets te maken met doemdenken, maar alles met hoop voor de toekomst”, zo heet het in het verkiezingsprogramma. En met Bert Anciaux, de vleesgeworden hoop en het meest herkenbare gezicht van het optimisme, probeerden Volksunie en ID21 nog voor 13 juni politiek “dakloze” burgers al bij het gloren van die schone nieuwe tijd te betrekken.

Fluistergesprekken in de parlementaire wandelgangen, terzijdes in de coulissen van congressen leverden een ander beeld op. De optimistische bravoure werd vooral geïnspireerd door de behoefte om zwartere gedachten te overstemmen. Er werd duchtig gefloten in het donker. Meer nog dan aan de vooravond van de verkiezingen van 1995, raasde de afgelopen maanden de angst door de lokalen van partijkwartieren. In sommige lokalen werd angstvallig gewaakt over alarmerende peilingen, uitgevoerd voor eigen gebruik. Dat het Vlaams Blok zich sinds de start van het verkiezingsjaar in stilte hulde, zal wel geen toeval zijn. Ook op het Madouplein zullen ze wel cijfers hebben.

LIEVER VANUIT VOGELPERSPECTIEF

Een enquête blijft natuurlijk een enquête, maar wat u op de volgende bladzijden leest, bevestigt wel alle zwarte vermoedens die de Wetstraat zolang achter de kiezen hield. Van de golf van “wit” optimisme blijkt weinig meer te resten dan een perifere populariteit voor Marc Verwilghen, Stefaan De Clerck, Bert Anciaux en Jean-Luc Dehaene – ze wonnen het concours in de categorie “ideale eerste minister”. Daarachter gaapt een groot zwart gat.

Waarom?

Vanwaar deze resultaten? En vanwaar de angst van de Wetstraat onder het optimistische vernislaagje? Het zijn twee vragen die samenhoren. Marc Dutroux alleen heeft het niet gedaan. Ook Sémira Adamu verklaart hooguit en slechts gedeeltelijk de aangekondigde afkalving van de SP. De “migrantenrellen” in Sint-Joost-ten-Node, de moord op Patrick Mombaerts in Schaarbeek, de reële onveiligheid en het onveiligheidsgevoel zijn te gemakkelijk als uitleg. Idem dito voor die andere analyse die te verwachten valt vanuit Franstalig België, waar extreem-rechts volgens onze enquête na een gematigde opstoot in 1995 niet verder doorbreekt. Die potentiële analyse zegt dat Vlaanderen oogst wat het gezaaid heeft door sinds 1995 te mekkeren over een nieuwe staatshervorming, door het confederalisme alias separatisme aan te wakkeren. Uit de enquête blijkt evenwel dat de Vlamingen niet warmer lopen voor een staatshervorming dan de Walen: voor geen van beiden vormt het echt een prioriteit.

Een duiding van deze enquête is meer gebaat bij een vogelperspectief. Dit land heeft in de jaren negentig een grondige en meervoudige omwenteling meegemaakt. Het effect daarvan op de bevolking kwam in het verleden al direct en indirect tot uiting in twee zeer diffuse schokmomenten: de verkiezingen van 24 november 1991 en de ongeorganiseerde contestatie na de gebeurtenissen van 1996. Dat leverde twee onscherpe foto’s op. Twee momenten die zo ongewoon waren dat ze zich maar moeilijk lieten verklaren, bij ontstentenis van vergelijkingspunten.

In 1991 werden de resultaten van Zwarte Zondag vergeleken met die van voorgaande verkiezingen. In 1996 werden samenstelling en grootte van Witte Mars en witte comités afgewogen tegen die van “klassieke” organisaties en massademonstraties. Dat leidde vaak tot analyses die meer verhulden dan verklaarden. Zoals er in 1991 meer aan de hand was dan een “verrechtsing”, ging het in 1996 om meer dan een uitbarsting van woede en verdriet om een gewichtig maatschappelijk drama alleen.

DE BELGEN ZIJN ONVOORSPELBAAR

Deze enquête bevestigt wat de Wetstraat al in 1991 met een schok leerde: het einde van de relatieve voorspelbaarheid der Belgen. Niet dat er voor die tijd géén politieke incidenten of grote maatschappelijke veranderingen plaatsvonden, maar de fundamenten van staat en samenleving lagen vrij vast. Verkiezingen konden de machtsverhoudingen wel doen verschuiven, maar de machtscenakels die naar de gunst van de kiezer dongen, wisten wie hen vertrouwen gaf, en waarom of waarom niet.

Partijen kenden hun kiezers, ze wisten met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid wat ze moesten doen om door die kiezers beloond te worden. Wat links en rechts was, katholiek en vrijzinnig, stedelijk en ruraal, hoog en laag geschoold, vertaalde zich binnen de vaste beddingen van verenigingsleven en electorale groepen die nu eens versmalden, dan weer verbreedden.

De partijen als instituten (en in hun kielzog de vakbonden en andere zuilorganisaties) stonden niet ter discussie, wel wat ze deden of nalieten te doen. Aan die vanzelfsprekendheid kwam in de loop van de jaren negentig een einde. In 1991 spoelde de verkiezingsuitslag voor het eerst radicaal over de waterlijnen waarbinnen de verkiezingen van de jaren zeventig en tachtig zo gezapig hadden geschommeld.

De burger werd grilliger, wispelturiger, mondiger, baziger, wijzer en eigenwijzer. Er is geen eenduidige typering voor het fenomeen zelf, laat staan voor de oorzaken. Het is een cocktail van ongrijpbare, gestage maatschappelijke veranderingen: meer en veelzijdiger scholing, meer gelegenheid tot individualisme, meer wereld in het dorp, meer onvoorspelbaarheid in de professionele situatie door een veranderde economie, meer contacten met andersdenkenden en vreemdelingen, meer mogelijkheden en meer bedreigingen. De Belgische samenleving werd een eclectisch lichaam met gelijktijdige positieve en negatieve bewegingen, permanent gemengde gevoelens.

Het zijn fenomenen die ingrijpender zijn maar in elk geval minder zichtbaar dan Agusta, Dutroux, Sémira of – als we teruggaan in de tijd – “de institutionele atoombom” van Philippe Moureaux (PS) of de hocuspocus van José Happart. Je ziet er alleen afgeleide flitsen van op momenten dat de burger publiek optreedt. Verkiezingen zijn zo’n moment.

Het leidde in alle traditionele partijen tot een existentiële zoektocht. In partijkwartieren groeide het besef dat men niet langer met zekerheid kon volhouden te weten wat er leefde onder de bevolking. En nog veel minder hoe dit zich zou vertalen in electorale getallen. Bovendien werden in 1995 en daarna met Agusta en andere affaires de kwalijke gevolgen zichtbaar van politieke praktijken uit de jaren tachtig die indirect konden gebeuren juist omdat de macht zich zo lang onaantastbaar en vanzelfsprekend had gewaand.

Electorale overleving was niet meer gegarandeerd. Bestaande leden en kiezers werden massaal bevraagd, slimme en gekkere toeren werden uitgehaald in de queeste naar een nieuwe doelgroep, “the unserved audience”. Programma’s werden herschreven, ideologieën werden geactualiseerd, structuren en statuten hervormd.

ABSTRACTE REGERINGSPROGRAMMA’S

Na de verkiezingen van 1995 kwam er in die rusteloze zoektocht een adempauze omdat ook het effect van die ongrijpbare veranderingen zich leek te stabiliseren. De schok van 1991 werd niet vergroot, maar bevestigd. Het leger kiezers dat extreem-rechts, blanco of ongeldig had gestemd in 1991, bleef ongeveer even groot, en ook de andere politieke verhoudingen bleven zo goed als ongewijzigd. De adempauze was van korte duur. In 1996 diende zich een nieuw moment aan voor een publiek optreden van de burger. Ook dat bleek weer zeer eclectisch en ongeorganiseerd, maar het gaf in elk geval wel weer uiting aan een fundamentele twijfel bij een deel van de bevolking over de grondslagen van de instellingen, zowel van justitie als politiek.

De zoektocht van de Wetstraat ging na 1996 dan ook koortsachtig verder, met trial and error. Bij de errors horen achteraf gezien wellicht enkele pogingen tot nieuwe politieke cultuur thuis, of ten minste die pogingen waartoe de NPC in de praktijk door media en meer sceptische politici verengd werd. Maandenlange parlementaire discussies over decumulering, verkiezingsuitgaven en campagnemiddelen sorteerden in de beeldvorming al snel een averechts effect: de politici werd navelstaarderij verweten.

Andere democratische experimenten (ombudsdiensten, referenda, hoorzittingen) hadden vermoedelijk plaatselijk en tijdelijk meer effect op het herstellen van het vertrouwen, al moet studie dat nog uitwijzen. Hetzelfde gold in een eerste fase voor de commissie-Dutroux.

In en rond de Wetstraat werd ten slotte ernstig nagedacht over nieuwe politieke bewegingen en herverkaveling. In sommige gevallen leidde het gevoel van de noodzaak van meer bescheidenheid van de politiek ten aanzien van de burger paradoxaal genoeg tot even nobele als megalomane ideeën over een hertekening van het politieke landschap op basis van het “algemeen belang”. Slechts de jongste tijd werden politici weer wat moediger en durfden ze de burger ook de oren te wassen voor zijn en haar deel in de vertrouwenscrisis.

Naarmate de verkiezingen naderden, werd die chaotische zoektocht stilgelegd. Ondanks de talrijke voorradige academische analyses van de moeilijk te vatten veranderingen in de Belgische samenleving bleef en blijft de onzekerheid over het effect van die veranderingen groot. Tegelijkertijd beleefde België in de jaren negentig een aantal meer objectieve evoluties die een standvastig en kordaat sociaal-economisch beleid vergden. De veroudering van de bevolking, meer variatie in gezins- en arbeidsvormen, de evolutie van grote industrie naar kmo’s en dienstensector, de Europese monetaire integratie: dit alles zorgde ervoor dat Dehaene en zijn twee regeringen zich vooral moesten toeleggen op hervormingen in de sociale zekerheid en de sanering van de staatsschuld.

Zo’n regeringsprogramma heeft een hoog abstract gehalte. Het is ingewikkeld en niet populair. Dat gegeven, gekoppeld aan de onzekerheid over het effect van de meer ongrijpbare evoluties in de Belgische samenleving, verklaren de angst in de Wetstraat voor 13 juni. Meer dan de verandering van de staat België (en dus de staatshervorming) wordt de verandering van de samenleving de inzet van de verkiezingen.

HET EFFECT VAN KOSOVO

Een Gitzwarte Zondag dus? Misschien.

Er is een zeer wrang lichtpuntje. Deze enquête werd afgenomen in de tweede helft van maart. Voor de eerste bommen op Belgrado vielen. Het schijnt dat angst in tijden van economische crisis en oorlog de mensen doet hunkeren naar zekerheid, vaste waarden. Het is een analyse die dezer dagen in de allerhoogste kringen van de Wetstraat wordt opgevangen.

We schreven het hier vorige week al: het is een strohalm wellicht, in deze beroerde tijden.

Het is hoe dan ook te vroeg om over mogelijke coalities na te denken. Laat staan over de volgende staatshervorming. Als de resultaten van de enquête zich doorzetten op 13 juni, wordt het op 14 juni wederom geen business as usual.

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content