Op de aandelenbeurzen zijn ze het hoofd kwijt: een gevolg van de monetaire en financiële wanorde in de wereld. Niemand heeft nog controle op de internationale financiële markten, ook het Internationaal Monetair Fonds niet.
De aandelenkoersen op de westerse beurzen hebben flink wat van hun vet verloren. De afgelopen weken verdwenen honderden miljarden aan papieren koerswinst in het niets. Bloederig kan de correctie, waarop iedereen zat te wachten, echter niet genoemd worden. Tenminste, nog niet. De ervaren en rustige investeerder – de goede huisvader uit het economistenjargon – weet dat de beurzen na hun tuimeling nog altijd pakweg drie keer hoger noteren dan in het begin van de jaren negentig, en dat hij voor zijn investering elk jaar zijn dividenden opstrijkt. Koerswinst heeft met het economisch klimaat, de markt en speculatie te maken. De echte vergoeding van het kapitaal is de deelname aan de ondernemingswinst, dividenden dus.
Niettemin is het bon ton om dramatisch te doen, alsof de geldtempels alover de wereld in moeilijkheden verkeren. Nauwelijks een paar weken geleden ging het daar olijker toe. In vergelijking daarmee hebben de beleggers, investeerders en andere speculanten nu zeker zorgen, al is het maar omdat niemand hen kan voorspellen of de koersen van hun aandelen nu verder afkalven dan wel weer vrolijk gaan stijgen.
De humeurigheid op de beurzen wijst op dé ziekte van het internationaal financieel stelsel: hyperkinesie. Als goudzoekers galopperen investeerders naar de emerging markets, maar één wolkje over de verwachte groei jaagt hen al op de vlucht. Zij laten een chaos na van onbetaalbare buitenlandse schulden, gedevalueerde munten, woekerrenten die de economie verlammen, politieke rommel, prijsstijgingen en sociale ellende. Dat is overigens niet louter het werk van kapitalisten. Doodgewoon sparende gezinnen voeden die goudkoorts mee, vaak onwetend, nadat zij bij hun bankdirecteur in het agentschap om de hoek in een beleggingsfonds stapten, omdat zij voor hun spaargeld wat meer opbrengst dromen dan de schamele rente op een boekje of van een kasbon.
DENKEND AAN DE GROTE DEPRESSIE
Een paar jaar geleden volstond een vage indianenopstand om het toenmalig meest succesvolle ontwikkelingsland Mexico monetair op de knieën te krijgen.
Het Westen stond met open mond van bewondering naar de Tijgereconomieën in Zuidoost-Azië te kijken. Een slecht rapport volstond om Zuid-Korea – toen de elfde economische wereldmacht, net na België – en zijn buren financieel ineen te doen storten.
Nauwelijks enkele jaren geleden koersten de Japanners de wereld rond om, met de chequeboek in de aanslag, alles wat prestigieus was aan ondernemingen, torengebouwen of kunstwerken op te kopen. Nu blijkt dat zij een zeepbeleconomie met ongedekte yens vertegenwoordigden.
Is China wel dat explosief economisch groeiende continent van de toekomst?
Zonder dat daar meer reden toe was dan een maand voordien sloegen zopas de buitenlandse investeerders in Rusland op de vlucht.
Groeimarkten krijgen op die manier de twijfelachtige reputatie dat ze niet op stevig macro-economisch beton gebouwd zijn. Straks stroomt ongetwijfeld ook het buitenlands kapitaal uit de tot recent hooggeprezen economieën van Latijns-Amerika weg.
Na elke nieuwe crisis heet het steevast dat er niets ergs aan de hand is. Voorzitter Jacques Santer van de Europese Commissie minimaliseert luchthartig de gevolgen van het Russisch drama voor de Europese economie. Dezelfde liedjes vielen ook na het uitbreken van de Azië-crisis te beluisteren. Maar een jaar na datum boekt de wereldeconomie verlies, vallen de beurzen erover en sleuren zij Rusland in hun pessimisme mee. Een derde van de wereldeconomie – het trieste lot van Afrika niet eens meegerekend – zit in serieuze ademnood. Kan het echt dat de fall out van al deze ellende niet het industriële Westen zou treffen? Er is zeker reden voor bezorgdheid. De monetaire en economische wanorde van de jaren twintig en dertig leidden tot de Grote Depressie, de opkomst van totalitaire regimes en uiteindelijk de Tweede Wereldoorlog.
DE FINANCIERS BEPALEN DE SPELREGELS
De naoorlogse akkoorden van Bretton Woods, met het stelsel van vaste wisselkoersen, brachten rust en orde in de financiële wereld. Maar in het begin van de jaren zeventig bleek het systeem niet langer houdbaar en nam de markt de plaats in. De financiële markten, waarvoor speculatie en supersnel geldgewin vaak synoniemen zijn, bepalen nu hoe zwaar economieën wegen en wat munten waard zijn. Wettelijke beperkingen op het kapitaalverkeer verworden tot financiële archeologie. De markten werken globaal. Binnen de seconde verschuiven, dag en nacht, per computer bergen geld van de ene kant van de wereld naar de andere. De concurrentie tussen de kapitaalmarkten lijkt pure oorlog. In die wildwestwereld gaat het nauwelijks nog om economische activiteiten. De kapitaalstromen dekken geen handelsstromen, zij zoeken in alle uithoeken van de wereld de hoogste opbrengst. Pakweg een 150-tal grote commerciële banken stijl Salomon en Goldman Sachs en rijke hedgefunds als die van George Soros domineren die financiële wereld. Merkwaardig genoeg biedt onstabiliteit hen financieel gewin, zoals al bleek bij het uiteenspatten van het Europees Monetair Stelsel in de zomer van 1992.
De globale financiers bepalen zelf hun spelregels. Daar blijkt geen nationale of supranationale autoriteit tegen opgewassen. Er is geen scheidsrechter met wat oog voor meer maatschappelijke belangen, enkele politieke keuzen voor welvaart en welzijn, bijvoorbeeld. Nochtans is financiële stabiliteit op de open kapitaalmarkten een belangrijk maatschappelijk goed.
En het is een voorwaarde voor politieke stabiliteit. In de Tijgerlanden leidde de financiële chaos tot politieke crisissen, in Indonesië zelfs tot een waarachtige volksopstand. Rusland beleeft een crisis van het regime, met felle kritiek op de hervormingen in de richting van de vrijemarkteconomie. De economische dictatuur, waarmee Viktor Tsjernomyrdin komt aandraven, smaakt met zijn nationalisaties van stukken economie naar de oude communistische recepten.
DE RUSSEN ZULLEN HONGER KRIJGEN
De geldwereld is nogal egocentrisch ingesteld. De beurzen met hun winsten en verliezen halen eerder het nieuws dan het leed in de gevallen groeilanden. Nochtans, in Azië deint de armoede uit, in Indonesië en Maleisië heerst weer honger, Japan en Zuid-Korea offeren hun traditionele sociale consensus op. En terwijl de nieuwe kapitalisten in Rusland in opzichtige luxe baden, sukkelt de bevolking weg in een overlevingseconomie. De overheid betaalt er lonen noch pensioenen uit. Ten gevolge van de devaluerende roebel en de onvermijdelijke zwarte markt stijgen de prijzen. Bij gebrek aan buitenlandse valuta valt de invoer van de noodzakelijke levensmiddelen en medicijnen stil. Het Europees Bureau voor Humanitaire Hulp bereidt al de hulpverlening voor de hongerwinter voor.
De financiële onstabiliteit van drie continenten moet uiteindelijk ook het Westen beroeren. De wereld is van de inflatie genezen, de waarde van het geld brokkelt niet langer jaar na jaar met vele procenten af. Maar in sommige regio’s, zeker al in Japan, groeit de deflatie, de voorbode van depressie, met prijsdalingen die moordend zijn voor de economie. Intussen glijden de meeste landen van Zuidoost-Azië weg in een economische recessie, de economie gaat erop achteruit. De Russische economie staat volledig in de point mort.
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) erkent dat zijn groeiramingen voor de wereldeconomie niet meer kloppen. Ze moeten voor dit en voor volgend jaar met twee procentpunt naar beneden. De Europese Commissie handhaaft voorlopig nog haar groeivooruitzichten, maar kan dat niet lang meer volhouden. De ondernemingen in de Verenigde Staten lijden onder de Azië-crisis. Als Latijns-Amerika volledig in de problemen geraakt, worden ze bijkomend getroffen op hun belangrijkste exportregio.
Monetaire en financiële stabiliteit is een basisvoorwaarde voor de groei van de wereldeconomie en het internationaal welzijn. Zo onderschreven het al de politici en de centrale bankiers na het einde van de wereldoorlog, en zij konden het weten. Maar geen autoriteit is nog gewapend om de globale financiële markten te bewaken. Daar geldt alleen het spel van vraag en aanbod en de winst. Natuurlijk is elk land verantwoordelijk voor zijn eigen macro-economisch beleid en kan geen natie zonder ernstige gevolgen gaan experimenteren met begrotingstekorten of deficieten op de betalingsbalans. Daar zijn de speculanten op de arbitragezalen van de banken zo overtuigd van, dat zij zichzelf tot de behoeders van de financiële orde uitroepen. Elk land dat uit de pas loopt, fluiten zij met kapitaaltransfers terug, en dat brengt hen nog winst op ook. Bij politieke beslissingen is de reactie van de beurs belangrijker dan die van het parlement, zoals zelfs in eigen land mocht blijken toen in het voorjaar de sociale onderhandelingen afsprongen.
NIEMAND HAD HET ZIEN AANKOMEN
Tegenover de globale markten staan de nationale monetaire overheden in verspreide slagorde. De centrale banken hebben onvoldoende munitie – valuta in reserve – om de strijd aan te binden met de internationale financiële wereld. Zuid-Korea stopte noodgedwongen de verdediging van zijn won, omdat de kluizen van zijn centrale bank leegliepen. De Amerikaanse Federal Reserve en de Japanse centrale bank ondersteunden deze zomer krachtdadig de yen. Zij konden dat slechts één dag volhouden, de dollars vlogen té snel het huis uit. Voor de terugbetaling van buitenlandse schulden greep Moskou gretig uit de stapel dollars en Duitse marken van de centrale bank. Die geraakte daardoor in ademnood en moest de roebel laten wegglijden.
Het Internationaal Monetair Fonds is de hoeder van de gezondheidstoestand van zijn 182 lidstaten en dus min of meer een monetaire (en politieke) autoriteit voor de internationale gemeenschap. Waarschuwingen en aanbevelingen stuurt ze vanuit het hoofdkwartier in Washington met grote gretigheid rond. Zelfs België kreeg er voor zijn werkloosheidsverzekering van langs. De jongste jaren verloor de ruim vijftigjarige instelling echter een groot stuk van zijn moreel gezag. De peso-crisis in Mexico had het fonds niet zien aankomen. Ondanks die blunder waarschuwde het IMF evenmin voor de Azië-crisis. Terwijl de Thaise bath al aan het kantelen ging, had het jaarverslag van het IMF het nog vol lof over de economie van dat land. Rusland stond al aan de rand van de financiële en economische prehistorie toen het fonds Moskou nog een megalening van 22 miljard dollar toeschoof. Dat geld hadden wij evengoed meteen in de Kaspische Zee kunnen storten, smalen nu zelfs IMF-medewerkers.
Het kan slechts een troost zijn voor de internationale instelling, dat ook anderen de opeenvolgende crisissen niet voelden aankomen. De ratingbureaus niet, zoals de prestigieuze Moody’s en Standard & Poor’s, die ten behoeve van beleggers overheden en financiële instellingen op hun kredietwaardigheid beoordelen. Maar ook de internationale bankiers niet. De Bank voor Internationale Betalingen meldt dat de internationale kredietverlening aan Rusland het eerste kwartaal van dit jaar nog stevig doorging.
RUSLAND HEEFT NOG ALTIJD RAKETTEN
Het Internationaal Monetair Fonds is de laatste lener voor landen met betalingsmoeilijkheden. Met zijn financiële steun poogt het fonds het vertrouwen van beleggers en investeerders in economieën in crisis te herstellen. Een soort verzekeraar als het ware, en dat maakt regeringen en speculanten roekeloos. De Aziatische Tijgers en zeker Rusland hielden geen kopzorgen over aan hun begroting, hun buitenlandse schulden en het gerotzooi van hun banken. Het IMF komt toch tussenbeide. Maar ook investeerders en speculanten rekenen erop dat de internationale gemeenschap als een kredietverzekeraar hun verliezen met belastinggeld bijpast. Moral hazard, heet dat in het jargon: de privé-sector neemt de morele verantwoordelijkheid voor zijn risico’s niet op.
De 50 miljard dollar IMF-steun aan Mexico ging uiteindelijk naar de Amerikaanse commerciële banken en pensioenfondsen, die de peso stuk speculeerden. De Mexicaan zelf is daar armer van geworden, maar de rijke beleggers uit Florida rijker. Als het IMF niet zo gul Mexico was bijgesprongen, dan zou de Azië-crisis wellicht minder hard zijn uitgevallen. Maleisië, Thailand en de andere zouden dan beter op hun tellen hebben gelet, en de financiële markten zouden het risico op de groeimarkten minder lang hebben gerekt.
Natuurlijk kan de oplossing van de crisis, die grote stukken van de wereld treft, aan de markt worden overgelaten. Dat is dan de darwinistische oplossing: de sterken winnen en de wisselkoersen hervinden vanzelf wel hun evenwicht. Zuid-Korea voert nu minder in omdat de verarmde bevolking minder kan kopen en versterkt dankzij de zwakke munt zijn uitvoer. De monetaire positie van het land verbetert daardoor langzaam en theoretisch herwinnen de buitenlandse investeerders dan hun vertrouwen.
Maar de sociale kost van deze marktoplossing ligt zeer hoog. En de internationale politiek speelt natuurlijk ook altijd mee. Dat Amerika nu na lang tegenspartelen toch nog zijn achterstallige bijdrage van zestien miljard dollar aan het IMF zou betalen, heeft alles te maken met de schrik voor avonturen in Rusland. Het hele Westen is als de dood voor een nieuw postcommunisme in Rusland, een land dat over een stevig arsenaal raketten met kernkoppen beschikt. De Amerikaanse president Bill Clinton snelde dus, ondanks zijn persoonlijke problemen op het thuisfront, toch naar Moskou. De Europese Unie stuurt drie van zijn ministers van Buitenlandse Zaken. De “wereldregering” G-7, met de leiders van de rijkste zeven landen, confereert deze week over de financiële onrust in de wereld.
ZIJ ZETTEN EEN HYENA-KAPITALISME OP
Uiteindelijk komt ook het Internationaal Monetair Fonds ter discussie te staan. Er klinken stemmen op om na de crisis de rol van het IMF grondig te herdenken, want de instelling heeft zijn tijd gehad en is niet langer in staat crisissen te voorkomen. De grote groep ontwikkelingslanden laat niet na tegen de schenen van het IMF te schoppen. In ruil voor financiële steun dwongen de macro-economisten van Washington hen via structurele aanpassingsprogramma’s tot besparingen op overheid, onderwijs en gezondheidszorg. Het IMF heeft dus boter op het hoofd. Het stelde Mexico tot stichtend voorbeeld voor de ontwikkelende landen, was de meest fervente supporter van de Tijgereconomieën en stuurde Rusland veel te snel van de centrale planeconomie naar de vrije markt. Successen kan je dat bezwaarlijk noemen.
De Fransman Michel Camdessus, die het IMF leidt, hoort het niet graag, maar volgens de Franse regering noodzaakt de ernst van de crisis in Azië het slopen van de liberale clichés, die al zo lang doctrine zijn. Om economische chaos in de wereld te voorkomen, is het nodig de invloed van de financiële markten te beperken, waarschuwt Parijs. Vanuit Salzburg krijgt het Internationaal Monetair Fonds van de Europese ministerraad van Buitenlandse Zaken kritiek op zijn eenzijdige monetaire aanpak van de crisissen. De Belgische minister Erik Derycke genoot veel bijval van zijn collega’s toen hij opmerkte dat de ultraliberale aanpak van het IMF in Rusland eenhyena-kapitalisme vormde, die heel ver verwijderd was van een sociale markteconomie.
Het fonds heeft intussen zoveel aan prestige verloren, dat het niet doof kan blijven voor al deze commentaren. De steun aan Zuidoost-Azië kostte fortuinen. Voor Rusland moest het al uit zijn reserves putten. Nu moet het IMF gaan bedelen bij zijn rijke leden. Nu, hoe dan ook zal blijken dat het Internationaal Monetair Fonds voor de internationale gemeenschap nog het beste kader biedt om crisissen te voorkomen en te waken over de financiële en monetaire stabiliteit in de wereld. Het is de enige instelling die enig tegenwicht kan bieden aan het internationaal kapitalisme. Maar toch loopt in Washington de schone tijd voor de ultraliberalen en de zuivere monetaristen naar zijn eind.
GEDULD IS EEN SCHONE DEUGD
De internationale onstabiliteit is inmiddels op de wereldbeurzen overgeslagen. Dat moest ervan komen. De zenuwachtigheid is des te groter omdat beurshandel niet langer een zaak is van professionelen alleen. De Amerikaanse gezinnen zijn massaal naar de beurs getrokken. Ook in Europa en zelfs in België heerst een levendige beurscultuur. Een cultuur van spaarders die, onder druk van de lage rente op de klassieke spaarboekjes, kasbons en obligaties, via beleggingsfondsen ter beurze gaan. Die legers nieuwelingen droegen bij tot de gekke koersvorming op de beurzen. Zij zijn nu de eersten om in paniek hun winst te nemen. Precies daardoor is de correctie van de aandelenkoersen wellicht even overdreven als de voorbije hausse. Het zou natuurlijk anders zijn als iedereen op zijn papier bleef zitten. Maar zo werkt de beurspsychologie niet. Omdat weglopers – als die niet al te talrijk zijn -, worden beloond, loopt iedereen weg. Met als gevolg dat de verliezen groter zijn dan nodig.
Voor de ondernemingen zijn die meer redelijke koersen niet nefast. Zij zitten toch op te veel beursgeld, dat hen vaak meer kost dan de leningen die zij tegen erg lage rente kunnen aangaan. Voor de economie is de correctie evenmin betreurenswaardig, althans voor wie de beurs niet bekijkt als een casino, maar als een financieringsinstrument voor de ondernemingen, de economie en de werkgelegenheid. Voor die laatsten luidt het ordewoord nu: geduld. Voor verkopen is het té laat. Maar zij weten zeker dat beurswerk op de lange termijn gebeurt.
Beurzen reageren heel raar. Misschien is wat nu gebeurt, een voorbijgaande paniekschok. Hoewel, “zwarte maandagen vallen altijd in oktober”.
Een derde van de wereldeconomie verkeert in moeilijkheden.
Geen enkele autoriteit is nog gewapend om de globale financiële markten te bewaken.
Guido Despiegelaere