Nieuw talent Bryan Singer over zijn verbazende thriller “The Usual Suspects”.
EEN KRUISING tussen “Reservoir Dogs” en “Rashomon”, zo beschrijft Bryan Singer zelf zijn tweede film “The Usual Suspects”. Dat getuigt niet meteen van bescheidenheid, maar het gekke is dat Singer alle verhoudingen in acht genomen nog gelijk heeft ook. Deze super dynamische boevenfilm is inderdaad ook een bespiegeling over de relativiteit van de waarneming alleen besef je dat pas als de film voorbij is. Het probleem is dat je moeilijk de kwaliteiten van deze misdaadprent kunt prijzen zonder dingen te onthullen die de toeschouwer zelf moet ontdekken terwijl hij zich door de diabolische intrige laat meeslepen.
Het volstaat te weten dat het om vijf oplichters gaat (knap gespeeld door Gabriel Byrne, Kevin Spacey, Stephen Baldwin, Kevin Pollak en Benicio Del Toro) die gemanipuleerd worden door een machiavellistische supermisdadiger, Keyser Sösé, van wie niemand de ware identiteit kent sommigen twijfelen er aan of hij nog leeft of zelfs echt heeft bestaan. Na een zelfmoordmissie op een vrachtschip waarbij bijna dertig doden vallen, wordt één van de twee overlevenden de verteller van de film door doeane-inspekteur (Chazz Palminteri) op de rooster gelegd. Dit terwijl de andere overlevende zwaar verbrand in het ziekenhuis zijn laatste adem ligt uit te blazen en een andere detektive hem het signalement van Sösé probeert te ontfutselen.
Singer is pas 27 maar weet duidelijk wat hij als regisseur wil bereiken. “The Usual Suspects” getuigt van een ongelofelijke beheersing van het medium. Hij demonstreert in enkele scènes (een overval van een politiewagen ; een gijzeling in een lift) dat hij in het opdienen van brutale aktie van niemand lessen moet leren, maar het is vooral in zijn geïnspireerde akteursregie en de uitgekiende opbouw van het verhaal dat zijn talent van het doek knalt. De voortdurend op een verkeerd been gezette toeschouwer beleeft aan deze in schitterende “widescreen” komposities geënsceneerde film een plezier dat intens cinematografisch is.
– Zodra de film voorbij was, had ik zin om hem meteen opnieuw te zien, om na te gaan waar en hoe ik bij de neus genomen werd.
– BRYAN SINGER : Logische reaktie. Je wil te weten komen waar de waarheid eindigt en waar de leugens beginnen. De uitdaging bestond erin om dit puur door de mise-en-scène te laten aanvoelen ; als je de film terugziet, zul je merken dat het stikt van de aanwijzingen, zodat je precies kan zien waar de verteller begint te liegen, welk objekt of detail op het politiebureau hij eruit pikt om zijn verhaal te kleuren. Het probleem was dat de film op twee niveaus moest werken : bij een eerste visie, en wanneer je, wetend hoe het afloopt, achteraf gaat analyzeren.
– De film duurt amper 105 minuten. In dit tijdsbestek wordt een ingewikkeld vertakt verhaal verteld waarin enorm veel informatie verwerkt zit. Hoe hebt u dit allemaal in zo’n kompakte vorm gegoten ?
– SINGER : Vooral door er alles uit te gooien wat niet essentieel is voor het verhaal. We tonen alleen wat direkt verband houdt met de plot, met het drama, met de motiveringen achter het verhaal. Aanvankelijk ging het script alle richtingen uit. Dat gebeurt altijd bij het schrijven : personages beginnen hun eigen leven te leiden, hebben allemaal hun eigen verhaal. Dat hebben we allemaal moeten stroomlijnen en vereenvoudigen. Elke zet, elke beweging maakt deel uit van de plot die naar de verrassende ontknoping leidt. Het grijpt allemaal in elkaar. Als er toch nog losse eindjes zijn, dan zijn ze ook gewild. Ik tekende het allemaal uit in grafieken. Het gaat in feite om een heel simpel plan, dat vlees krijgt door de flair voor taal en dialoog van scenarist Christopher Mc Quarrie en door het invullen van de textuur : de visuele vondsten, de kostuums, de lokaties die realistisch zijn maar toch niet gewoontjes. Je probeert het ook te verrijken door de rolbezetting. Door bijvoorbeeld een Oosterling in het script niet door een Aziatisch akteur te laten spelen maar door een bekend gezicht uit de Britse cinema (Pete Postmethwaite), die hier een Japanse familienaam heeft maar met een Pakistaans aksent praat. Zulke details maken het intrigerend. Het draagt allemaal bij om de toeschouwer het gevoel te geven dat hij iets zeer gekompliceerds ziet terwijl het uiteindelijk tamelijk eenvoudig is. Als je achteraf de puzzel wil rekonstrueren, klopt alles.
– Hebt u voor uzelf uitgemaakt hoe de vork nu precies in de steel zit, wie nu precies die raadselachtige Keyser Sösé is ?
– SINGER : Ik denk niet dat het echt belang heeft wie van de boeven nu precies Keyser is. Ik denk er het mijne van, maar Chris denkt er helemaal anders over. Hij gelooft dat het allemaal is voorgevallen zoals Verbal het vertelt, alleen heeft hij de namen veranderd. Zo heb ik het ook geregisseerd. Om het verhaal geloofwaardig te kunnen ensceneren, moest ik er eerst zelf in geloven.
– Bent u een kenner van “film noir” ? Uw film zit boordevol verwijzingen.
– SINGER : Ik weet er veel minder van af dan je zou denken. De meeste films waar “The Usual Suspects” mee vergeleken wordt “Les Diaboliques”, “Mr. Arkadin”, “The Killing” had ik nooit gezien, en heb ik pas onlangs ontdekt. De enige films in het genre die ik heb gezien zijn “Double Idemnity”, “The Anderson Tapes”, “The Taking of Pelhalm 1, 2, 3” en natuurlijk “Reservoir Dogs”.
– Waar komt dit mytisch personage van Keyser Sösé vandaan ?
– SINGER : Ons vertrekpunt was het volgende : vijf misdadigers brengen na konfrontatie met slachtoffers samen de nacht door in de cel en besluiten samen een slag te slaan. Film moet altijd steunen op waarheid en logika. Daarom moesten we natuurlijk een verklaring vinden voor het feit dat de politie zomaar vijf gehaaide kriminelen met elkaar in kontakt brengt. Hun teamvorming werd met andere woorden uitgelokt, dus moest er iemand zijn die over de macht beschikt om de politie naar zijn pijpen te doen dansen. Op die manier ontstond het personage van Sösé. En hij bleef maar groeien, zoals alles in de film trouwens. Neem nu die boot uit de finale afrekening. Eerst dachten we aan een boot van vijftien meter lang, maar toen we in San Diego die boot van zeventig meter vonden, heb ik die scène helemaal herzien. Ik zag ze als één grote demonische ruimte waarin de mensen als ratten in de val zitten, het voorgeborchte van de hel.
– Is uw film een reaktie tegen de simpele, lineair opgebouwde genrefilm ?
– SINGER : “The Usual Suspects” is voor mij geen genre-oefening. Ik zie het veeleer als een oefening in de relativiteit van de waarneming. Film is tenslotte één grote illuzie. Je zit in een verduisterde zaal en je krijgt de indruk dat je beelden ziet die bewegen. Mijn film herinnert er aan dat niets is wat het lijkt, dat alles afhangt van het perspektief waarmee je het bekijkt.
Film wordt soms vergeleken met een droomervaring, maar in essentie ziet de toeschouwer niet zijn eigen droom, maar wordt hij in de droom van de regisseur gedwongen. Op het ene moment overtuig ik je ervan dat Keaton in feite Keyser Sösé is, maar een paar sekonden later bewijs ik met precies dezelfde scène, dezelfde beelden, dezelfde geluiden het tegendeel. Het publiek zou altijd alles moeten in twijfel trekken, nooit geloven wat het ziet. Daar ging mijn eerste film, “Public Access” ook over.
– De muziek is ontzettend belangrijk in uw film. Ze werd gekomponeerd door Thomas Sigel die ook de film monteerde een ongewone kombinatie ?
– SINGER : Ik heb zelf een muzikale achtergrond, speel ook wat piano. Film is inderdaad een kwestie van ritme, van muzikale struktuur. Muziek is het mooiste hulpmiddel om het verhaal te vertellen en precies omdat Thomas ook de cutter was, verliep het allemaal zeer organisch. Hij mag nooit op de set komen, want dan ziet en kent hij de lokatie, wat hem kan hinderen tijdens het snijden. Om te weten waar hij moet snijden, moet hij zich laten leiden door de vertolking en de belichting, nooit door ruimtelijke logika. Ik weet dat je daarmee zondigt tegen enkele heilige principes, maar als je een film maakt moet je de regeltjes overboord gooien, zoniet zit je gevangen in een keurslijf. We kennen allemaal de teorietjes : het script moet trouw blijven aan het boek, de akteurs moeten trouw zijn aan het script, de montage moet trouw blijven aan het opgenomen materiaal ; de muziek moet trouw blijven aan de montage. Onzin. Om een film te kunnen maken moet je telkens weer alles weggooien en opnieuw beginnen.
Voor ik een scène draai, heb ik alles in mijn hoofd. Maar dan gebeurt het onverwachte, en daar moet je op inspelen. Neem nu die konfrontatie van de vijf boeven op het politiebureau. Plots kregen mijn akteurs de slappe lach, wat duidelijk niet gepland was. Maar je zou een idioot zijn om zoiets weg te gooien. De akteurs reageren op een bepaalde manier op hun personage, waardoor je misschien hun volgende reaktie niet meer nodig hebt… zo wordt de hele film telkens weer opnieuw gemaakt.
Je moet je onder alle omstandigheden flexibel opstellen. Precies daarom heb je kreatieve vrijheid nodig. Ik zou nooit een film kunnen maken terwijl een idiote producer of studiobaas mee over mijn schouders kijkt om te zien of ik wel slaafs het script volg.
– Ik denk niet dat de grote studio’s u graag zullen zien komen.
– SINGER : Waarom niet ? Je zou verbaasd staan. Sommige studiobazen zijn echt slim en houden van film. Als je talent hebt, willen ze best zaken met je doen. Trouwens, waarom zou je absoluut die grote studio’s nodig hebben ? Tenzij je natuurlijk zo nodig dertig miljoen dollar wil spenderen aan een film die je evengoed voor tien miljoen kunt maken. Naast de acht “majors” zijn er tien kleinere studio’s en tientallen Europese financieringsorganizaties, zoals PolyGram, dat “The Usual Suspects” produceerde. Al wat je nodig hebt om een film te maken is geld ; mij maakt het niks uit waar het vandaan komt. Als je een film gemaakt hebt die het bekijken waard is, ben je vertrokken. En als hij op de koop toe ook nog sukses heeft, ben je gewoon niet meer te stoppen.
Patrick Duynslaegher
Pollak, Baldwin, Del Toro, Byrne en Spacey in “The Usual Suspects” : gemanipuleerd door een super misdadiger.
Regisseur Bryan Singer : “Ik tekende het allemaal uit in grafieken. “