Misdaad in Amerikaanse, Schotse en Russisch-joodse stijl.
DRIE STEENGOEDE kleine films deze week één is zelfs een bescheiden meesterwerk die met elkaar gemeen hebben dat ze over misdaad gaan. En ook dat het maar weinig scheelde of u kreeg ze niet te zien in de bioskoop. Nochtans gaat het geenszins om obskure films voor cinefielen van de harde lijn twee ervan zijn zelfs qua opzet onbeschroomd commercieel.
Toch twijfelde Independent er lang over om de Schotse zwartgallige thriller “Shallow Grave” uit te brengen. De neo-“film noir” “The Last Seduction” werd aangekocht door Classic Films, het jongste broertje onder de Belgische distributeurs. En “Little Odessa” vond een onderkomen bij Cinélibre, nochtans geen specialist in genre-films. De drie ontsnapten ternauwernood aan het lot dat tegenwoordig de meeste films beschoren is die om één of andere reden tussen twee stoelen vallen (niet echt art & essai, maar ook niet spectaculair of plat commercieel) : meteen dumpen bij de videoboer. Dit lijkt nu eenmaal één van de kwalijke neveneffekten van de harde wetten van het multi-complex te zijn, een exploitatie-vorm die misschien voor grote kaskrakers het onderste uit de kan haalt, maar die nefast is voor meer kwetsbare films. Op korte termijn gaat dit ook de distributeurs in hun aankoop beïnvloeden, met een smaller aanbod tot gevolg.
Genoeg gejammerd. De grootste kleine film eerst : “Little Odessa”. Ook de taaiste van de drie, want terwijl misdaad en moord in “The Last Seduction” en “Shallow Grave” grappig provocerend blijven, is dit hier voer voor een tragisch requiem over verspilde levens en generatiekonflikten. Dit grauw familiedrama speelt in de gemeenschap van Russisch-joodse immigranten in Brooklyn, New York.
Joshua (Tim Roth), een huurmoordenaar voor de Russische mafia, keert na jaren verbanning terug naar dit Little Odessa om er een nieuw moordkontrakt uit te voeren. Tegelijkertijd moet hij ook de doders van zich afslaan die een andere Russische mafiosi, wiens zoon hij vermoordde, op hem afstuurt. Veeleer tegen zijn wil wordt hij weer naar het familienest gedreven, waar het al kommer en kwel is.
Zijn moeder (Vanessa Redgrave) ligt thuis te sterven aan een hersentumor. Zijn vader (Maximilian Schell), een in Rusland geboren intellektueel die nu een krantenkiosk bestiert, vervloekt zijn misdadige zoon. Zijn zwijgzaam, jongere broertje (Edward Fulong, uit “Terminator 2”) moet thuis de aftakeling van zijn moeder verwerken, maar ook de gramschap van zijn vader trotseren omdat hij kontakt zoekt met zijn broer, het zwarte schaap van de familie.
INGETOGEN.
Schell is aandoenlijk als de gebroken vader die de broeksriem niet spaart, al één zoon verloor en nu de andere dreigt te verliezen en zich afvraagt wat hij fout deed. De zestienjarige Furlong brengt één van de beste en meest genuanceerde vertolkingen van het jaar als de ogenschijnlijk wat passieve, aarzelende zoon, die moeizaam zijn weg zoekt maar onafwendbaar naar zijn noodlot wordt gedreven.
Deze film over de terugkeer van de verloren zoon zindert van de bijbelse resonanties, die echter geen aanleiding geven tot hoogdravende retoriek. Ze worden door debuterend schrijver-regisseur James Gray subtiel in zijn sobere en uitgezuiverde karakter- en milieustudie verwerkt. Gray, afgestudeerd aan de UCS (University of Southern California) filmschool, was pas vierentwintig toen hij de film draaide. Zijn filmische maturiteit is bepaald indrukwekkend.
Hij ensceneert de moorden, de afrekeningen maar ook de kontrasterende warme familiereünies (zoals het groot feest dat Schell geeft ter ere van baboeshka’s tachtigste verjaardag) op een even strakke als ingetogen manier. De sfeer van het Russisch-joodse gangstermilieu is prachtig getroffen.
De film zit vol droefheid, pijn en oprechte emoties (ook de moeder van de regisseur stierf aan een hersentumor), en Gray weet schitterend een klimaat van troosteloosheid en verlies te schilderen. Ongeacht of het nu de beklemmende drama’s zijn in het appartement waar de geur van de dood al hangt, een obsederend geluidloze ontvoering of een van op afstand gefilmde executie, de silhouetten van de doders spookachtig gefotografeerd tegen een nachtelijke hemel en een landschap van industrieel verval.
Deze onafhankelijke Amerikaanse film werd tijdens de barre vrieskou opgenomen in de Brighton Beach buurt van Brooklyn, en je voelt zo de ijzige wind die door de meticuleus gekadreerde breedscherm-beelden blaast. Zonder de meerwaarde van de verbazend beheerste vormgeving was “Little Odessa” waarschijnlijk ondraaglijk deprimerend en ontmoedigend geworden.
Ofschoon er ook in “The Last Seduction” heel wat gemoord wordt, is de toon van deze misdaadfilm sarkastisch en frivool. Het is een pure genre-oefening van een regisseur, die zich kennelijk fixeert op het meest hypnotizerende en recycleerbare van alle Hollywood-genres : de “film noir”.
“The Last Seduction” is al de derde variatie van John Dahl (“Kill Me Again” ; “Red Rock West”) op een beproefde formule, en het gaat almaar in stijgende lijn. Telkens gaat het om een domme mannetjesputter, die zich in de luren laat leggen door een verleidelijke sirene met een dollarteken op de plaats waar haar hart zou moeten zitten. Hoe gewetenlozer de femme fatale, hoe meer plezier je aan “film noir” beleeft. “The Last Seduction” is zéér grappig.
SUKKEL.
Linda Fiorentino zet een dubbelhartige feeks in het kwadraat neer, iemand bij wie de Kathleen Turner uit “Body Heat” en de Sharon Stone uit “Basic Instinct” nog iets kunnen leren. Ze speelt Bridget Oregon, een vrouw die na een uitermate lukratieve drugdeal haar sukkel van een man (Bill Pullman) in de steek laat en het op een lopen zet. Ze wil zich een tijdlang rustig houden in een onooglijk boerengat, verandert haar naam en verovert een baan.
Maar de bedrogen echtgenoot komt vinniger uit de hoek dan verwacht. Hij stuurt privé-detectives op haar af die ze op provocerende wijze voor schut zet of likwideert (de omstandigheden waarin de zwarte detective door de voorruit gaat, zijn kostelijk ; de scène is ook het beste argument voor de noodzaak van een dubbele airbag). Inmiddels heeft Bridget ook een nieuw willig slachtoffer in haar web gestrikt, een geile buitenjongen (Peter Berg) die maar niet genoeg van haar kan krijgen. Ze zal de knul die ze “my designated fuck” noemt, blijven manipuleren en zijn schuldig geheim exploiteren tot hij haar echtgenoot een kopje kleiner maakt.
Zoals door Fiorentino met een lichte air van verveling vertolkt, heeft de immer in zwart-wit geklede Bridget geen enkele beweegreden voor haar boosdoenerij. Psychologie komt er niet aan te pas, Bridget is door en door slecht, louter voor de pret.
Wat “The Last Seduction” zo meeslepend maakt, is de uitgekookte konstruktie. De plot wringt zich door zoveel kronkels en bochten dat je soms vreest dat de film zal ontsporen. Dahl komt echter altijd op zijn pootjes terecht.
De vinnige film, vol suggestieve dialogen en provocerende seksuele situaties, beweegt zich voort op het plagende ritme van een nonchalante jazz score, maar de echte motor van de film is de onvermoeibare liegende en bedriegende femme fatale. De scenarist (Steve Barancik), de regisseur en de aktrice brengen ook een puur eigentijdse interpretatie van een archetype uit de jaren veertig en vijftig.
De hele film door neemt ze de arme jongen bij de neus (in feite bij een lager gelegen lichaamsdeel) en als ze uiteindelijk na heel wat verwikkelingen en obstakels triomfeert, is het dankzij haar ijskoude intelligentie, nooit gehinderd door de emotionele zwakte die de heren in haar leven fataal wordt. Bridget Gregory mag dan nog moorden en stelen, ze blijft ook in hart en ziel een feministe die kwaad wordt als een vent een verkeerde blik werpt. Het is het stereotype van de “femme fatale” aangepast aan het Camille Paglia-tijdperk.
YUPPIES.
Koelbloedige boosaardigheid is ook wat de Schotse thriller “Shallow Grave” drijft. Drie yuppies uit Edinburgh een dokter (Kerry Fox), een accountant (Christopher Eccleston) en een journalist (Ewan Mc Gregor) delen een flat, maar zoeken een vierde medehuurder. In de openingsmontage, die de misantropische toon van de hele film typeert, beledigen ze iedere kandidaat. Als ze er toch één accepteren, vinden ze hem gauw dood een overdosis met onder het bed een valies verdacht geld.
Ze besluiten de poen te houden en het lijk in het bos te begraven. De ruzie over wie nu die enge klus zal klaren, is slechts het begin van de problemen die ze met elkaar krijgen. De politiedetectives die naar de verdwenen man speuren, laten hen niet los. De boeven aan wie het geld toebehoort, dagen natuurlijk ook op en gebruiken meteen de grote middelen. Maar het is vooral onder het drietal zelf dat de spanning naar het kookpunt wordt gedreven. Uit pure hebzucht beginnen ze elkaar al gauw te verraden en te bedriegen dat het een lieve lust is.
In Engeland werd deze “low budget” debuutfilm van Danny Boyle al onthaald als de redder van de nationale filmindustrie. Wat lichtelijk overdreven is. “Shallow Grave” is brutaal verrassend en biezonder inventief geregisseerd. Boyle geeft veel kollega’s een lesje in hoe uit weinig middelen het uiterste te halen. De film speelt overwegend in één appartement, maar hij vermijdt alle visuele eentonigheid en verkramptheid.
Boyles verteltrant is hyper-dynamisch en hij gebruikt de agressieve felle kleuren (donkerblauwe muren, rode deuren) voor het maximale dramatische en formele effekt. Om echt meegesleept te worden door “Shallow Grave”, moet je wel aanvaarden dat dit meer een oefening is in harteloze plot-logika dan een geloofwaardige studie van banaal kwaad. Zelfs de hoofdpersonen zijn minder echte karakters dan rekwisieten, die door Boyle en zijn scenarist John Hodge demonisch worden gemanipuleerd.
De manier waarop ze zich ontpoppen van onverschillige cynici tot volstrekt immorele intriganten is erg schematisch. De afrekeningen onder het trio zijn echter zo excessief en de film heeft zoveel verrassingen in petto, dat het ons echt niet veel kan schelen dat de film zondigt tegen het eerste gebod van het genre : dat we in een thriller over gewone lieden ook moeten geloven dat de personages werkelijk in staat zijn zo te handelen als de film toont. Boyle is een beloftevol talent, maar hij is nog geen Alfred Hitchcock.
Patrick Duynslaegher
“Little Odessa” : een sobere en uitgezuiverde karakter- en milieustudie.
“The Last Seduction” : sarkastisch en frivool.