?Ik spuw op het Amerikaanse publiek dat voor de doodstraf is.? James Foley over zijn John Grisham-verfilming ?The Chamber?.

Bestseller-koning John Grisham maakt er geen geheim van dat hij zelf voorstander is van de doodstraf. In zijn vijfde roman ?The Chamber? wordt de discussie daarrond op een provocerende manier onderzocht. Regisseur James Foley van zijn kant, walgt van de doodstraf en maakt van zijn verfilming van ?The Chamber? in de eerste plaats een familiedrama waarin de leden moeten leren leven met hun gefolterd verleden.

Gene Hackman is de fanatieke Ku Klux Klanner die in de dodencel in Mississippi op zijn executie wacht. In de jaren zestig legde hij een bom in het kantoor van een joodse burgerrechten-advocaat, wiens kinderen daarbij omkwamen. Chris O’Donnell is de jonge progressieve advocaat Adam Hall die het vonnis alsnog probeert te herroepen. Daarbij spelen persoonlijke motieven een doorslaggevende rol : Adam is de kleinzoon van de terdoodveroordeelde ze hebben elkaar nooit eerder ontmoet.

Uw films maakten tot nog toe geen brokken aan de kassa. Alle John Grisham-verfilmingen werden kaskrakers. Wordt ?The Chamber? uw eerste hit ?

JAMES FOLEY : Eerlijk gezegd, denk ik het niet. ?The Chamber? is de minst commerciële van alle John Grisham-films, de meest serieuze. In elke roman van hem is er de formule van de jonge idealistische advocaat die in zijn ongelijke strijd tegen kwade machten de overwinning behaalt. In ?The Chamber? moet hij het onderspit delven. De hele film lang probeert hij zijn grootvader van de gaskamer te redden, maar op het eind sterft de terdoodveroordeelde. Alles wat commercieel zou kunnen zijn, ontbreekt. Dus is het mijn voorspelling dat het die éne John Grisham-film wordt die geen geld gaat opbrengen.

Maar Hollywood moet er toch iets in gezien hebben, waarom hebben ze er anders 40 miljoen dollar in geïnvesteerd ?

FOLEY : O ja, er is een publiek voor dit soort films, misschien denkt de studio wel dat dit publiek groter is dan ik vermoed. De succesvolste film die ik ooit maakte was ?Glengarry Glen Ross? en dat was een relatief klein publiek. ?The Chamber? heeft meer gemeen met deze David Mamet-verfilming dan met andere John Grisham-verhalen.

Wat sprak u dan zo aan in de roman ?

FOLEY : Iets wat me al altijd heeft beziggehouden : de relatie tussen verschillende generaties van mannen en de nood aan een vader. Thema’s die je ook aantreft in ?At Close Range?, ?Two Bits?, ?After Dark My Sweet? en zelfs in ?Glengarry Glen Ross?. Voor mij hebben die makelaars in ?Glengarry? geen vader gekend en zoeken ze nu hun toevlucht tot geld, wat een ersatzvader wordt.

Dat ?The Chamber? een John Grisham-film is komt voor mij op de tweede plaats. Voor mij is dit het verhaal van een jonge man die middels de relatie met zijn terdoodveroordeelde grootvader een band probeert te scheppen met zijn overleden vader. Het belangrijkste personage in de film, de vader van Chris O’Donnell, krijg je nauwelijks te zien.

De diepe malaise waarin Amerika nu verkeert, heeft te maken met het feit dat vaders en zonen elkaar uit hun rechten hebben ontzet. Het gaat hier om een cultureel, emotioneel, spiritueel en zelfs religieus gegeven dat het maatschappelijk weefsel sterke letsels heeft toegebracht. Volgens de statistieken hebben minder dan de helft van de Amerikaanse kinderen een vader in hun leven, dit om allerlei redenen : echtscheiding, ongetrouwde moeders, buitenechtelijke kinderen. Het wordt hoe langer hoe zeldzamer dat adolescenten opgroeien met een vader. ?The Chamber? is een extreem voorbeeld van de problemen die daaruit kunnen voorkomen.

Er is ook het thema van de confrontatie van Amerika met een duister en verdoken verleden…

FOLEY :… en heden. Een goed verhaal is een mix van verschillende thema’s die onderling moeten verbonden zijn. Het hoofdmotief is dat van vaders en zonen, het thema van het racisme wordt daar aan vastgehaakt. De rassenkwestie is helaas actueler dan twintig jaar geleden. Ik ben geboren in 1953, groeide op vanuit de overtuiging dat mijn land elk jaar progressiever, slimmer, toleranter werd. Eind jaren tachtig kwam aan die evolutie een eind. Mensen worden dommer en banger. Zoals vanouds zijn hun angsten en vooroordelen een gevolg van de slecht draaiende economie. Zodra mensen hun banen verliezen, keren ze zich tegen elkaar en beginnen ze ideeën en acties die in de jaren zestig opgestart werden, zoals de beweging voor burgerrechten, als de vijand te beschouwen. Amerika is er veel slechter aan toe dan twintig, dertig jaar geleden. De misdaad waar het in de film om draait, had vijfendertig jaar geleden plaats, maar de essentie van de zaak is tekenend voor onze tijd waarin racisme weer welig tiert.

Wat heeft Hollywood toch met John Grisham ? Zijn boeken worden steevast verfilmd ofschoon ze zelden goede films opleveren.

FOLEY : Eerlijk gezegd heb ik er zelf geen flauw benul van. Ik zit er ook niet over te piekeren. Ik hou me niet bezig met het analyseren van de successen in Hollywood, ik begrijp er trouwens geen snars van. Ik weet ook niet waarom de ene film wel en de andere niet aanslaat bij het publiek. Het enige wat me duidelijk is dat hoe stommer een film, hoe groter de kans dat de kassa gaat rinkelen. Dat is ongeveer de enige logica die ik kan ontwaren, maar anderzijds wil ik dit ook niet geloven. Ik zou het graag ook anders zien, maar veel films voldoen nu eenmaal aan de meest primaire behoeften : de meeste Hollywoodfilms zijn circusvertoningen, net of je zit te kijken naar de christenen die voor de leeuwen gegooid worden. Het massaal kijken naar de meest afschuwwekkende geweldtaferelen is een favoriet tijdverdrijf geworden.

Hoe ziet u zelf het personage van de grootvader en hoe werkte u met Gene Hackman ?

FOLEY : Ik verafschuw de dingen waarin hij gelooft, maar ik zie ook dat hij het product is van een racistische cultuur in het diepe zuiden, vier generaties lang is zijn familie al lid van de Ku Klux Klan. Eenmaal dat hij geconfronteerd wordt met de waarheid, zoals die hem door zijn kleinzoon wordt voorgeschoteld, zie je wat er in zijn hart omgaat. Ik blijf geloven dat mensen, tenzij ze nu echt knettergek zijn, door de knieën gaan als ze de valsheid van hun overtuiging onder ogen zien. Ik geloof dan ook in de transformatie die het door Hackman gespeelde personage doormaakt. Ik geloof niet in het absolute kwaad, mensen van wie we zeggen dat ze door en door slecht zijn, zijn gewoon geestesziek. Criminelen en boosdoeners moeten in de gevangenis gestopt worden, ze moeten geïsoleerd worden van de samenleving, misschien voor altijd, maar ik geloof niet dat iemand het recht heeft om een ander het leven te ontnemen. De racistische misdadiger uit ?The Chamber? verdient misschien om zijn hele leven lang in een cel te zitten, maar er is niemand die de morele autoriteit heeft om hem van zijn leven te beroven. De doodstraf is beschamend voor Amerika.

Was het eng om een gaskamer na te bouwen ?

FOLEY : Ja, zeer. Ik werd er erg emotioneel van. Ik bezocht de echte plaatsen in Mississippi waar dit gebeurt, dat zijn doodsplekken, net alsof je de ovens van Auschwitz zou zien. Walgelijk. Toen ik dat zag, vroeg ik me of we inderdaad wel in een democratie leven. Ik ben een Amerikaan en ze doen dit in mijn naam, het is volstrekt legaal en wordt betaald met mijn belastingen. Indien ik de macht zou hebben om de gaskamers op te blazen, zou ik dit ook doen. 58 procent van de Amerikaanse bevolking is voor de doodstraf, zo lang als ze het zelf maar niet moeten zien. Ik spuw op het Amerikaanse publiek dat voor de doodstraf is.

Het feit dat die schurk door Gene Hackman wordt gespeeld, schept meteen een zekere sympathie ?

FOLEY : Ik zie het niet als een kwestie van aardig of onaardig. We zijn toch allemaal mensen en het is logisch dat we voor elkaar een empathie voelen. Gene Hackman is echt en geloofwaardig. Na anderhalf uur met hem doorgebracht te hebben, heb je het gevoel dat je hem kent. Hackman is een karakterspeler. In ?Mississippi Burning? speelde hij het tegengestelde van zijn personage in ?The Chamber? een FBI-agent die een onderzoek voert naar een racistische moord in het zuiden en was hij even geloofwaardig.

Wist Hackman u nog te verrassen als acteur ?

FOLEY : Als regisseur moet ik er over waken dat zijn evolutie ergens op slaat, maar pas toen ik de film zag, merkte ik dat hij daar zelf modulaties had aan toegevoegd die veel gesofistikeerder waren dan ik tijdens de opname besefte. Pas toen ik zelf de voltooide film zag, ontdekte ik van die kleine momenten die aangeven dat zijn hart een beetje aan het smelten was in zijn relatie met Chris O’Donnell. Wat me verraste was hoe specifiek hij was in die details zonder dat hij daar tijdens de opname mee te koop liep. Hij deed het allemaal alsof het niets om het lijf had.

Denkt u aan het publiek als u een film maakt ?

FOLEY : Nooit. Ik denk aan de personages, aan de gebeurtenissen, aan de echtheid van het verhaal. Ik zit niet te piekeren : hoe ga ik nu spanning creëren met deze scènes waarin een van de personages achter de tralies zit. Mijn job bestaat erin het verhaal te vertellen, en als het verhaal spanning bezit zal het er wel uitkomen.

Ik geloof niet in het idee dat je het publiek moet geven wat het wil. ?I don’t give a fuck about the audience?. Natuurlijk wil ik dat ze mijn film op prijs stellen, zoals iedereen wil ik aanbeden worden, faam en fortuin vergaren maar ik begrijp gewoon niet hoe ik nu kan weten wat zij willen. Ik weet alleen wat ik wil.

Dat zegt u nu in een interview. Zegt u dat ook tegen de studiobazen ?

FOLEY : Ik zeg het nu tegen u, ze kunnen wel geen Nederlands lezen, maar (filmverhuurder) UIP-Belgium kan het wel doorvertellen aan Universal ! ( lacht)

Nee, het kan me niet schelen of ze weten hoe ik denk. Ik zie het als het probleem van de studio of een film geld opbrengt, het is mijn job om hen zo eerlijk mogelijk te vertellen hoe ik het zal doen. Voor de rest heb ik er weinig mee te maken of iets succesvol is. Maar aan de andere kant ben ik zelf ook een toeschouwer, ik ben die ene toeschouwer voor wie ik de film maak. Ik word niet graag verveeld, ik wil geboeid worden, meegesleept worden, ik ben geen zonderling maar een modale Amerikaan van tweeënveertig, Iers-Italiaans katholiek van afkomst. Een profiel waarin wel meer mensen zich kunnen herkennen.

Het moet voor u vervelend zijn dat alle Amerikaanse films aan de hand van proefvertoningen bijgeschaafd, zelfs opnieuw gemonteerd worden ?

FOLEY : Ik zie er inderdaad tegen op, hoewel ik erg goede ervaringen had met ?Fear? en ?The Chamber?. Ik kan goed opschieten met mijn producer Brian Grazer, een man die niet voortdurend zit te piekeren of iets commercieel is. Bij een preview van ?The Chamber? liet het publiek blijken dat ze Gene Hackman niet wilden zien schuimbekken. Het moest er maar uitgekieperd worden. Wij hebben gezegd : loop naar de maan ! Die beelden blijven erin. Je moet die kreten van het publiek negeren. Ik geloof dat het publiek vrij dom is in het verwoorden van wat het wil zien. Wat weten zij trouwens van film af ? Het is alsof je middenin een hersenoperatie even zou pauzeren om toevallige toehoorders te vragen in welke ader nu moet worden gesneden. Ze willen alleen dat de operatie geslaagd is en dat de film hen met een goed gevoel naar huis stuurt. Maar hoe dat bereikt wordt, daar weten zij geen barst van. Waarom zou ik moeten luisteren naar de eerste de beste stommeling uit Illinois ?

Patrick Duynslaegher

James Foley : I don’t give a fuck about the audience.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content