Salzburg maakt zich op voor de 75ste Festspiele. Maar intendant Gerard Mortier heeft nog niets van een jubilaris. Een gesprek.
1995 is voor Salzburg een jubileumjaar. 75 jaar geleden werd op de Domplatz “Jedermann” van Hugo van Hofmannsthal in een regie van Max Reinhardt opgevoerd. Onder de aanwezigen bevond zich aartsbisschop Rieder, een gevoelige minnaar van het schone en het goede. Ondanks de protestantse inspiratie van het werk werd de katolieke prelaat tot tranens toe bewogen door de overwinning van het geloof op de Mammon. Met deze enige en eerste opvoering in 1920 waren de Salzburger Festspiele geboren. Op het einde van deze week begint de 75ste editie. Een gigantisch evenement met een omzet van circa 1,5 miljard frank en met de Vlaming Gerard Mortier als intendant.
De belangstelling van de Oostenrijkse media ligt momenteel echter elders, bij de Aufstand in der Kirche. Na pijnlijk nauwkeurige getuigenissen dat de gezalfde handen van kardinaal Hans Hermann Groër de genitaliën van knapen streelden, brak er oproer uit in de kerk. Meer dan een half miljoen katolieken eisten in een petitie demokratische hervormingen in de Oostenrijkse kerkprovincie. Voor alle dag- en weekbladen was het opmerkelijk gebeuren frontpaginanieuws. Met enige vertraging lijkt de Oostenrijkse kerk, die zich nog graag in soutanes en een geur van motteballen hult, aan de reformatie te beginnen.
Is Oostenrijk, dat op 1 januari lid van de Europese Unie werd, dan toch geen land van de stilstand ? Er zijn tekenen van beweging. Op 1 augustus treden The Rolling Stones op, en op televisie heeft de nachtelijke talk-show van Hermes Phettberg ongewoon veel sukses. Phettberg doet denken aan Jean-Pierre Van Rossem. Zijn haar is even lang maar hij is wel aanzienlijk volumineuzer. Ook in Salzburg zet de verandering zich verder door. Voor het eerst in hun geschiedenis wordt op de Festspiele “Lulu” van Alban Berg opgevoerd. De muziek is vijftig jaar oud, de tekst bijna een eeuw en veroorzaakte destijds in Wenen schandaal. Nu kan het allemaal, zelfs in Salzburg.
– GERARD MORTIER : Ik merk niet zoveel van die verandering. Overigens, ik maak geen festival voor de Oostenrijkers, wel voor een internationaal publiek en mijn probleem is dat ik het in Oostenrijk moet realizeren. Dat is niet alleen een handicap. In vergelijking met alle andere Europese landen is het muzikaal kunnen hier het hoogst. Het is trouwens verantwoord om het onderscheid tussen Wenen en de rest van het land te maken. In Wenen lopen er veel intellektuelen rond, maar altijd proef je het destruktieve. Het is geen toeval dat Adolf Hitler daar thuis was.
Voor mij heeft die stad iets zeer morbide. Vroeger, toen ze nog in het centrum van een enorm rijk lag, was er voortdurend vernieuwing. Nu is Wenen een waterhoofd. En er is die zelfingenomenheid. Onlangs werd een nieuw stuk van Peter Turrini, “Die Schlacht um Wien”, door het publiek en de recensenten weggehoond. Ik zei dat ik het een waardevol werk vond. Toen bekeek de Weense elite mij met het grenzeloze misprijzen van de voormalige kolonizator. Wat wist ik, kleine buitenlander uit een land ergens aan de Noordzee, van kultuur ?
Het kultureel debat gaat hier altijd over randverschijnselen. Houdt Mortier wel of niet van de stem van Pavarotti ? In tegenstelling tot destijds Karl Kraus en Hermann Broch gaat men nu de echte problemen uit de weg. Terwijl een gezonde demokratie behoefte heeft aan duidelijk geformuleerde meningsverschillen, is het hier akelig stil. Twee jaar terug brachten we hier “Saint-François” van Olivier Messiaen. Het was, zo zei me onlangs iemand, een prachtige voorstelling, maar het was Salzburg niet. Het denken is hier nog altijd op het verleden gericht, niet op de toekomst. En nog altijd is er dat keizerlijk gedragspatroon. Men buigt voor hoge graden en minacht iedereen die geen titel heeft. “
In zijn denken over de toekomst van de Festspiele wil Mortier geen slachtoffer van het verleden zijn. Biezondere plechtigheden zijn er niet en de artistieke direkteur vond de verjaardag niet belangrijk genoeg om er een deel van zijn budget aan op te offeren. Overigens zijn zulke vieringen nooit zonder risico’s. Ze stimuleren de ingebakken Oostenrijkse nostalgie naar de wereld van gisteren en zouden ongetwijfeld onproduktieve disputen uitlokken. Ook op dit punt houdt de intendant er immers controversiële opinies op na. Zeker wat de rol van de vaders van de Festspiele betreft.
– MORTIER : Het stoort me dat zowel Reinhardt als Richard Strauss de Festspiele vooral voor zichzelf gebruikten. Hoewel hij een fantastisch teatermaker was, denk ik dat Reinhardt hoegenaamd niet belangrijk voor de Festspiele was. Hij heeft wel, zoals Herbert von Karajan later, veel mensen naar Salzburg gelokt. Nog negatiever vind ik de invloed van Strauss. Het was hem alleen om zijn werk te doen, zodat hij eerder een rem dan een hefboom was. Hij verhinderde dat de nieuwe richtingen in de muziek, onder meer van Arnold Schönberg en Alban Berg, werden geprogrammeerd. Als komponist verdient Strauss waardering. Hij was een ongelooflijke kunner, maar zeer konservatief in zijn denken.
De laatste vier jaar zijn er hier wezenlijke veranderingen doorgevoerd. Zaken die vroeger ondenkbaar waren, zijn nu vanzelfsprekend. Het is een verworvenheid dat de klassieke modernen op het programma staan. Bovendien is er een publiek voor. Terwijl de mensen vroeger voor de sterren en de grote namen naar Salzburg kwamen, gaat de aandacht nu vooral naar de inhoud. De 6.000 kaarten van “Lulu” waren vlugger verkocht dan die van “Erwartung” waar Jessye Norman op de affiche staat. De Festspiele geven opnieuw een impuls in het Europese intellektuele debat.
– Zo knoopt u terug aan met de traditie van Von Hofmannsthal, de ideoloog bij uitstek van de Festspiele.
– MORTIER : Met dit verschil dat wij voorstellen voor de toekomst willen formuleren en niet alleen naar het verleden teruggrijpen. De vraag waar we een antwoord moeten op vinden, is hoe de kunstwerken van gisteren de wereld van morgen vorm kunnen geven.
– U staat wel heel positief tegenover de moderniteit.
– MORTIER : Absoluut, maar het blijft een gevecht. Altijd zal er weerstand zijn. Het was niet zo simpel om “Lulu” te programmeren.
– In ruil werd u wel “Der Rosenkavalier” van Strauss in de maag gesplitst.
– MORTIER : Er kwam verzet tegen “Lulu” omwille van financiële redenen. Ik heb toen voorgesteld om dan maar “Der Rosenkavalier” te schrappen. Uiteindelijk hebben we een kompromis gevonden. Ze worden beide opgevoerd. Het echte probleem van Salzburg is echter dat het taboe is voor een bepaald intellektueel publiek. Misschien zou het de prijzen kunnen betalen, maar moreel vindt het dat onaanvaardbaar. Daarnaast kampt Salzburg, meer misschien dan de andere festivals, met de commercializering van de muzikale wereld. De grote orkesten willen alleen dirigenten waarmee ze platen realizeren. Zo krijgen de platenfirma’s indirekt een greep op de programmatie. Volledige onafhankelijkheid is een droom en altijd zal er beïnvloeding zijn, maar dat is een kankergezwel waar we absoluut moeten tegen vechten.
– Teater en opera hadden in 1920 een veel centraler plaats in het kunstleven dan vandaag. Ondanks de stijging van de omzet belandden de Festspiele in de marginaliteit.
– MORTIER : Je zou kunnen zeggen dat Salzburg het centrum van de marginalizatie is. Het wordt elke dag duidelijker dat de meesterwerken voor een groot deel van de Europese bevolking, onder meer de migranten, geen enkele betekenis hebben. Waarom zou het ook ? Ik heb echter de overtuiging dat die werken ook voor andere kulturen een uitstralingskracht kunnen hebben. Daarnaast merk je dat de eigen Europese jeugd geen toegang meer tot de grote kunstwerken heeft. Ik geloof dat we ze daar kunnen voor interesseren, maar je moet er wel tijd in investeren. Zelf ben ik merkwaardig genoeg daar allemaal erg gelaten in geworden. Als kunstwerken niet overleven, so what ? Het enige wat ik kan doen, is zorgen dat ze zo goed mogelijk worden opgevoerd.
– U gelooft in een Europese kulturele identiteit ?
– MORTIER : Natuurlijk. Ik zie geen Faust, een figuur die niet meer door de openbaring maar door het intellekt wordt geleid, in een andere kultuur ontstaan. Zo ook Don Juan. Die kan alleen in een samenleving bedacht worden waar erotiek met zondigheid is verbonden. In andere kulturen zijn er taboes, maar de koppeling zonde en seksualiteit is kenmerkend voor Europa. In Japan, China of Afrika bestaat dat niet, die kontinenten hebben ook geen reformatie of contra-reformatie gekend. We zullen er echter moeten over waken dat de Europese kulturele identiteit niet gebruikt wordt om een Europese machtspositie tegenover andere kulturen te steunen. We mogen de negentiende eeuw niet vergeten, toen de kunst door kolonialisme en imperialisme gebruikt werd. “Aïda” van Giuseppe Verdi is daar een goed voorbeeld van.
– Wie zal een kunst die de macht niet meer wil dienen, betalen ?
– MORTIER : Hoewel ze zeer kritisch tegen zijn werk stond, heeft Elisabeth I toch William Shakespeare gesteund. Ze heeft hooguit twee tot drie scènes verboden. Zelfs Julius II, het prototype van de diktatoriale paus, heeft Michelangelo geduld en Jozef II heeft zich niet tegen “Le nozze di Figaro” of “Don Giovanni” verzet. Nochtans bekritizeerde Mozart het ancien régime. Als zelfs een autoritair bewind kritische kunst gedoogt, moet dat zeker in een demokratie mogelijk zijn. Grote politici aanvaarden dat kunst de macht tegenspreekt. Alleen bekrompen, ondemokratische politici verlangen dat ze hen lof toezwaait. Zeer verontrustend is natuurlijk de evolutie in de Verenigde Staten. Bij de republikeinen groeit de weerstand om nog voor een kritische kunst te betalen. Op termijn betekent dit het einde van het demokratisch denken.
Ik ben er mij van bewust dat enige schizofrenie onvermijdelijk is. Als je je niet in een ton terugtrekt en werkelijk de toekomst wil beïnvloeden, moet je een gehoor vinden. Je moet dus kompromissen sluiten, maar altijd moet je beseffen dat je, zoals Aeschylus nadat hij de “Oresteia” had geschreven, het risico loopt te worden verbannen. Ook in de Festspiele kan het nog goed fout gaan. De dag dat ik me hier veilig voel, weet ik dat ik ze mij gerekupereerd hebben.
– De kulturele identiteit is de inzet van verhit politiek opbod. Voor extreem-rechts is het een kluif.
– MORTIER : Zonder Cordoba zou Europa de Griekse filozofen nooit gekend hebben. We gebruiken trouwens Arabische cijfers, geen Romeinse. In tegenstelling tot wat vele politici denken, heeft de Europese kulturele identiteit niets met de negentiende eeuw of het nationalisme te maken. De Europese identiteit waar ik voor opkom, is ontstaan uit de kruisbestuiving van Romeinse, joodse en Arabische invloeden. “
De vrouw is het centrale tema van de 75ste Festspiele. Die keuze kan bevreemden, maar is logisch als men weet dat Mortier “Lulu” absoluut op de affiche wou. Een late hommage aan tekstschrijver Frank Wedekind en komponist Berg, twee Oostenrijkers die pas na hun dood enige erkenning kregen. “In diesem land, ” zo schreef publicist André Müller in een boek over Thomas Bernard, “hat men es als Toter am besten. Das Werk eines Dichters wird besonders geschätzt, wenn dessen Schöpfer niet mehr störend dazwischentritt. ” De intendant noemt “Lulu” een echt geniaal werk. Het zou ons een inzicht geven in de aberraties die de Code Napoléon en de burgerlijke maatschappij in de relaties tussen de geslachten veroorzaakten. “Lulu” is een vrouw die de gebeurtenissen niet ondergaat. Ze blijft zichzelf en zo richt ze mannen ten gronde.
Het is een bevlogen Mortier die zo praat. Voor de regie engageerde hij Peter Mussbach, nog een bezetene. Tijdens een eerste gesprek met de zangers hamert hij er al zijn visie in. Ondanks de loden hitte is Mussbach één brok energie en vitaliteit. “Het hele stuk, ” zo zegt hij, “draait rond één zin : Wenn sich die Menschen um meinetwillen umgebracht haben, so setzt das meinen Wert nicht herab. “
– MORTIER : Belangrijk is de konfrontatie tussen “Lulu” en “Rosenkavalier”. De opera van Von Hofmannsthal en Strauss is een symbool voor de Festspiele. Alles is er illuzie en nostalgie naar een verdwenen tijd. Het werk barst van valse, oneerlijke gevoelens. Heel deprimerend. “Lulu”, dat in dezelfde periode werd bedacht, is autentiek en schetst de frustratie van de man die niet kan aanvaarden dat de vrouw op een heel eigen manier de erotiek beleeft. De Code Napoléon heeft veel geblokkeerd en ongetwijfeld ligt daar de oorzaak van veel seksuele ontreddering. “Lulu” is een beetje de antitese van “Don Giovanni”. Nog zo’n amoreel werk, maar jenseits von Böse.
Rond de figuur van Lulu heb ik de andere werken geprogrammeerd. “La Traviata” van Verdi, “Nozze di Figaro”, “Erwartung” van Schönberg en “Herzog Blaubart” van Béla Bartok. Ook dat laatste werk gaat over de relatie man-vrouw en het feit dat een echte liefdesverhouding misschien veronderstelt dat dingen onbesproken blijven. Judith kan dat niet aanvaarden. Haar passie voor Blaubart is zo groot dat ze hem volledig wil doorgronden en uiteindelijk gaat ze daaraan ten onder.
Ik vind het opmerkelijk dat de vrouwen bij Mozart altijd de mooiste figuren zijn. Zowel in “Cosi” als in “Nozze” zijn de vrouwen schuldig, maar in tegenstelling tot de mannen eerbaar. In “Nozze” legt Mozart trouwens andere klemtonen dan Beaumarchais. Hij verloochent de Franse revolutie niet, wel integendeel, maar hij toont aan dat de erotiek zo’n kracht heeft dat ze alle klasseverschillen kan vernietigen.
– “Der Rosenkavalier” wordt door Siemens gesponsord. Een teken aan de wand ?
– MORTIER : We hebben twee hoofdsponsors, Nestlé en Audi. Jaarlijks helpen die ons met 20 miljoen frank. Daarnaast hebben we drie sponsors voor projekten die niet self-supporting zijn. In totaal is de sponsoring goed voor 60 miljoen. Voor “Rosenkavalier” betaalt Siemens 12 miljoen frank, daar bovenop komen de kosten van de receptie en 200 kaarten van 18.000 frank.
– U zei 18.000 frank. Een vergissing ongetwijfeld.
– MORTIER : Nee, voor “Rosenkavalier” gaan we het geld halen waar het zit. Voor het eerst hebben we zo’n bedrag gevraagd. Op minder dan een maand waren die 600 superdure kaarten uitverkocht. Ik geef toe dat ik daar schizofreen in ben. Vorig jaar hebben we echter voor het eerst een verlies geleden en die 30 miljoen proberen we nu weg te werken. De kaartenverkoop is veruit onze belangrijkste inkomstenbron. 810 miljoen of 70 procent van het globale budget. Daarnaast heb je de sponsoring (60 miljoen), de vrienden van de Festspiele (50 miljoen), de verhuur van kostuums (18 miljoen) en de rente-inkomsten (circa 5 miljoen). De betoelaging van de overheid bedroeg tot dusver 450 miljoen maar men wil die met 120 miljoen optrekken. Tenminste, als ik mijn kontrakt verleng.
– Dat bent u blijkbaar zinnens.
– MORTIER : In feite wel. We zijn dicht bij een akkoord. Ik wil echter dat sommige artistieke principes in mijn kontrakt worden opgenomen. Ik verlang een engagement inzake hedendaagse muziek, nieuwe kreaties en de toezegging dat ik onafhankelijk tegenover de Wiener Philharmoniker kan optreden. Verder weiger ik Mozart in het grote Festspielhaus te spelen en wil ik dans en film kunnen programmeren. Tenslotte hoop ik op een positieve uitspraak om een nieuw Festspielhaus te bouwen. Dat is een wensdroom, iets voor mijn opvolger, want langer dan 2.001 blijf ik zeker niet.
– Dan moet het werk voltooid zijn.
– MORTIER : Hier is het werk nooit af. Er zal altijd spanning zijn tussen entertainment en overtuiging, de twee polen waar kunst rond zweeft. In Oostenrijk blijft het trouwens altijd vechten tegen de konservatieven. Ik weet dat ik alles niet zal kunnen realizeren. Misschien is dat maar goed ook, want ik herinner me een zin van Von Hofmannsthal : “wenn dass Haus fertig ist, ist der Tod nahe. ” Je kan hier ook niet de alfa met de omega verbinden. De opgave is te enorm. De verlenging van mijn kontrakt versterkt mijn positie natuurlijk, onder meer tegenover de Weense pers. Ik sta er nu als een betonblok. Van Shakespeare heb ik geleerd dat overleven het belangrijkste is in een revolutie, anderen overleven.
– Met alle middelen ?
– MORTIER : Niet met alle, maar te kieskeurig moet je ook niet zijn. Zeker niet als je voor de aanval kiest. Het is nu eenmaal zo dat sommigen puur uit boosaardigheid tegen hervormingen zijn. Iemand als een Jörg Haider wens ik met alle middelen, de meest machiavellistische eerst, te bekampen. Tegenover zulke figuren moet je niet te laks zijn. Het zijn geen demokraten. Voor fatsoenlijke konservatieve tegenstanders moet je wel respekt hebben. Ik sta zeer negatief tegenover het reaktionaire, maar het konservatieve heeft positieve aspekten. Vele jongeren vinden Shakespeare konservatief, terwijl hij in feite zeer modern is. Daarentegen is Michael Jackson uitgesproken reaktionair.
– En The Stones ?
– MORTIER : Ah nee, die zijn voor mij nog altijd links. Zij maken goede muziek.
– De ambitie om de BRTN te leiden, hebt u opgegeven ?
– MORTIER : Als ze het mij vragen, zou ik er zeer ernstig over nadenken. Ik twijfel echter of ik voldoende deskundig ben. Als je vijftig bent, kun je het je niet meer veroorloven om te mislukken.
Paul Goossens
Gerard Mortier : “Mijn probleem is dat ik de Festspiele in Oostenrijk moet realizeren. “
“Don Giovanni”, Mozart : “Vrouwen zijn bij Mozart altijd de mooiste figuren. “
“Herzog Blaubarts Burg”, Béla Bartok, enscenering Robert Wilson : “Hoe kunnen de kunstwerken van gisteren de wereld van morgen vorm geven ? “