Leen Voet tekent 600 schilderijen na van schilder-boer Felix De Boeck.
Voor hij het kunstwereldje de rug toekeerde, stond hij even aan de spits van de moderne kunst in België. Met Karel Maes, Jozef Peeters, Victor Servranckx en Georges Vantongerloo vond hij aansluiting bij het internationale avontuur van een zuiver abstracte kunst. Midden de jaren twintig zag hij zich gedwongen om de familiale boerderij te runnen, plooide terug op Drogenbos en deed geen pogingen meer om de avant-garde na te hollen. Felix De Boeck (1898-1995) sloot zich ook artistiek voorgoed op in een eigengereid idioom. Daarin versmolt hij abstractie, landschappelijkheid, vruchtbaarheid, zelfspiegeling en godsbeleving op een wijze die, behalve door hemzelf, door niemand werd nagedaan. Tenminste, tot voor kort.
Leen Voet (39) had een jaar nodig om de 600 schilderijen na te tekenen die De Boeck aan de Vlaamse Gemeenschap schonk in ruil voor een eigen museum in Drogenbos. De oorspronkelijke formaten bracht ze allemaal terug op A4’tjes. Verf en kleur verdwenen ten voordele van zwart-witte potloodlijnen, zodat alleen de basisvormen herinneren aan De Boeck. Door Voets hand aldus gereduceerd, trad het obsessieve, monotone en repetitieve karakter van De Boecks werk nog meer naar voren. Voet zag er een teken in van morbiditeit, die met de jaren toenam. Herleid tot een intens bezet veld van wemelende potloodstrepen, reveleerden sommige tekeningen iets gedrochtelijks. ‘Misschien is dat zelfs de kern van zijn werk, die morbiditeit, die gedrochtelijkheid’, zegt Leen Voet. Haar inbreng ziet ze als een extra laag bovenop het werk van De Boeck, ‘als een herbeleven en een verplaatsen van Felix de Boeck in een hedendaagse kunstcontext, terwijl hij daar eigenlijk niet in thuishoort, zoals hij er in zijn eigen tijd ook niet in thuishoorde. Ik denk eigenlijk dat het een amateur-kunstenaar was.’
Aanvankelijk wilde Voet met de 600 kopieën een stripverhaal maken, maar ze besliste nu om ze gewoon achter elkaar zonder commentaar te boek te stellen (ze zijn nu nog even te zien in het FeliXart Museum). De publicatie zal de ‘grote vragen’ omtrent Felix De Boeck oprakelen. Hoe kon het gebeuren dat iemand vanuit een bijna totaal isolement schilderijen maakte die niemand te zien kreeg en die ten slotte terechtkwamen in een eenmansmuseum op driehonderd meter van zijn woning? De hypothese, dat dit oeuvre gevaloriseerd werd om ideologische redenen, steekt weer de kop op. In die optiek is De Boeck een paard, bereden door Vlaamse, katholieke kringen in de bedreigde prairie van de Vlaamse Rand rond Brussel. Anderzijds wordt zijn artistieke waarde door orthodoxe modernisten herleid tot amper een drietal puur abstracte werken, geschilderd volgens de internationale canon. De waarheid is een grondig onderzoek waard, vond ook Leen Voet.
Jan Braet