In ‘Een vrij mens kan niet ontsnappen’ (Knack nr. 11) beweert Patrick Dewael dat ik een beroep zou willen doen op de wet op het politieambt om Fehriye Erdal 24 uur administratief te laten opsluiten.
Het is bedroevend dat de regering haar eigen onkunde probeert te verdoezelen met opzettelijk verkeerde citaten.
Het was namelijk zeker mogelijk om Erdal 24 uur vast te houden indien de wettige motieven daarvoor aanwezig zijn, maar de wet op het politieambt staat daar geheel los van.
Het is integendeel de wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis die hier kan dienen. Die maakt het mogelijk dat een verdachte van een misdrijf die, als hij op heterdaad wordt betrapt, wil vluchten zowel door de politie opgepakt kan worden voor 24 uur, als door een particulier kan worden ‘vastgehouden’ tot de komst van de door hem verwittigde agent van de openbare macht.
Maar ook buiten betrapping op heterdaad kan de verdachte op ernstige aanwijzing van schuld aan een misdrijf voor 24 uur ter beschikking van de rechter worden gesteld.
We weten ondertussen allemaal dat Erdal op de dag van haar verdwijning zonder voorafgaande toestemming de woonst heeft verlaten.
De heer Dewael zegt daarover trouwens zelf dat het hem niet zou verbazen als ‘Erdal sinds 2000 nog zonder melding haar verblijfplaats heeft verlaten’. Dat wijst erop dat zelfs de minister gelooft in ernstige aanwijzingen van schuld aan een misdrijf.
Immers op grond van Artikel 75 van de Vreemdelingenwet is de vreemdeling die verplicht werd bepaalde plaatsen te verlaten, ervan verwijderd te blijven of in een bepaalde plaats te verblijven, en die zich zonder geldige reden aan deze verplichting onttrekt, strafbaar met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden.
In geval van herhaling binnen een termijn van drie jaar van een van de misdrijven bedoeld in het eerste en het tweede lid, wordt dat bestraft met een maand tot een jaar opsluiting en een geldboete van honderd tot duizend frank of met een van die straffen.
Het gaat hier dus, gelet op de strafmaat, om een misdrijf.
De heer Dewael heeft daarover in de kamercommissie merkwaardig genoeg beweerd (p. 25 integraal verslag) dat Erdal wel een misdrijf pleegde op grond van Artikel 75 van de Vreemdelingenwet, maar niet kon worden aangehouden omdat de voorlopige hechtenis slechts mogelijk is voor straffen vanaf 1 jaar.
Niets belet evenwel de al of niet op heterdaad betrapte verdachte van een misdrijf 24 uur aan te houden, om hem aan een eerste onderzoek door de onderzoeksrechter te onderwerpen. Alleen kan hij na de termijn van 24 uur eventueel niet meer in hechtenis blijven.
Naast deze mogelijkheid is er natuurlijk nog artikel 52bis van de Vreemdelingenwet om Erdal vast te houden. Iemand die hier asiel aanvraagt en tegelijk betrokken is bij een organisatie die in het buitenland moorden en aanslagen opeist, is mijns inziens toch een gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid.
Zeker na de laatste aanslag van DHKP-C op 24 juni 2004 in Istanbul, amper drie maanden na de aanslagen in Madrid en de daaropvolgende speurtochten naar terroristen, zat mevrouw Erdal met de Europese afdeling van deze organisatie in hetzelfde huis, die gelet op de voorwerpen gevonden bij arrestatie in Knokke, allesbehalve vredelievende doeleinden scheen te hebben. De minister kon dus zeker, na juni 2004, overwegen haar opnieuw ter beschikking van de regering te stellen.
Het is spijtig dat de minister, verantwoordelijk voor de openbare veiligheid en de toepassing van de wetten inzake vreemdelingen, Erdal verder laat verdwijnen in een dichte, juridische mist.
Hugo Vandenberghe, senator CD&V
Hugo Vandenberghe, Senator CD&V