F*ck hamer en sikkel

Bij de voorstelling van 'Graailand' kreeg Peter Mertens te horen: 'Dit is het boek dat John Crombez eigenlijk had moeten schrijven.' © KARL MEERSMAN

Sinds de PVDA-PTB in Wallonië 18 procent haalt in de peilingen staat de partij ook in de Wetstraat op de kaart. Samen met het succes kwam ook de kritiek. Hebben de ex-stalinisten wel gebroken met hun verleden? Wat maakt extreemlinks beter – of anders – dan extreemrechts?

‘De PVDA is het restafval van de 20e eeuw’: als N-VA-voorzitter Bart De Wever een aanval beraamt op een politieke tegenstander, doet hij dat in niet mis te verstane bewoordingen. Meteen werd de PVDA het middelpunt van het politieke debat. Het was mooi meegenomen voor een partij met geen enkel Vlaams Parlementslid: er vlogen opiniestukken en reacties over en weer, PVDA’ers mochten het op tv en in weekendkranten komen uitleggen. In hetzelfde weekend dat SP.A-voorzitter John Crombez namens de Vlaamse socialisten een niet onbelangrijke koerscorrectie aankondigde (‘Een sociaaldemocratische partij is er ook voor de werkgevers en de ondernemers’), kaapte Peter Mertens alle aandacht weg, om uit te leggen dat de PVDA niets te maken heeft met Noord-Korea. Zo kreeg Mertens meteen ook zijn kernboodschap kwijt: dat zijn partij volkomen democratisch is.

Officieel werd de PVDA in oktober 1978 gesticht, maar eigenlijk begon alles vijftig jaar geleden, tijdens de studentenacties rond ‘Leuven Vlaams’ in 1966. Aan de Katholieke Universiteit Leuven waren drie West-Vlaamse schoolkameraden vanuit het college van Tielt aangespoeld: Ludo Martens (de latere PVDA-voorzitter), Hubert Hedebouw (vader van PVDA-Kamerlid Raoul Hedebouw) en Dirk Ramboer (vader van PVDA-fractiesecretaris Ruben Ramboer). De PVDA heeft van in het prille begin tot de dag vandaag trekjes van een familiebedrijf.

Martens was tegelijk een geboren dissident – hij was in Tielt beland nadat het college van Torhout hem eruit gegooid had – en een kerel die van duidelijke regels hield. Als scholier al was hij lid van de zogenoemde ABN-kernen, die de taal van de schoolgaande jeugd wilde zuiveren, en werd hij hoofdredacteur van het ABN-blad. Het zou zijn politieke leven kenmerken, en ook de aard van zijn partij bepalen: tijdens de Koude Oorlog was elke West-Europese communist per definitie een dissident, maar het communisme van Ludo Martens verliep volgens welomschreven afspraken, regels en inzichten. Zij spraken van ‘wetenschappelijk socialisme’.

In Leuven werd hij hoofdredacteur van Ons Leven, het blad van het Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond (KVHV). Een groep uitgesproken linkse KVHV’ers had zich voorgenomen om, in volle campagne voor ‘Leuven Vlaams’, de klassieke slogan ‘Walen buiten’ te vervangen door ‘Bourgeois buiten’. Al snel groepeerden ze zich in de Studenten Vak Beweging (SVB), de rechtstreekse voorloper van de PVDA.

Power to the People

De kern van die SVB’ers leerde elkaar kennen op de redactie van het KVHV-tijdschrift Ons Leven. De smaakmakers waren hoofdredacteur Ludo Martens, de latere onderzoeksjournalist Walter De Bock (Martens’ opvolger als hoofdredacteur), KVHV-preses Paul Goossens (later onder meer hoofdredacteur van De Morgen) en Herwig Lerouge (boezemvriend en fellow traveller van Ludo Martens). Lerouge is tot vandaag lid van de studiedienst en de partijleiding van de PVDA. In de Leuvense studentenbeweging was ook Kris Merckx actief, als voorzitter van het ‘gematigde’ Faculteitenconvent. Samen met de SVB’ers zou Merckx al snel voor een radicalere koers kiezen.

Niet dat ze automatisch bij het communisme belandden. In het voorjaar van 1967 profileerden Martens en Lerouge zich zelfs even als provo’s. Net zoals de Amsterdamse provo’s waren ze helemaal in het wit gekleed terwijl ze een spandoek door Leuven zeulden met daarop het intrigerende woord ‘Nul’. Dat stond zowel voor ‘Nieuwe Universiteit Leuven’ als voor het antibegrip ‘nul’. Het gelijknamige blad Nul propageerde: ‘De gehele inboedel van Vlaanderen is samen te vatten als nul.’ Van de bestaande samenleving hadden ze geen hoge pet op.

Nul was een randfenomeen, SVB níét: in die organisatie verzamelde zich het kruim van de nieuw, links-radicale generatie van mei ’68. Voor de goegemeente er erg in had, stonden studenten in Leuven en Gent aan de fabriekspoorten. Herwig Lerouge herinnert zich die begindagen goed. ‘Drie elementen hebben onze radicalisering meebepaald’, zegt hij. ‘Ten eerste was er de sluiting van de steenkoolmijn van Zwartberg in 1966. De rijkswacht schoot toen met scherp, en er vielen doden onder de mijnwerkers. Ten tweede waren er onze buitenlandse contacten. In Parijs en Berlijn leerden we Marx kennen, Lenin en Mao. Ten derde verbleven in Leuven nogal wat Zuid-Amerikaanse politieke vluchtelingen. Aanhangers van Che Guevara, maar meer nog van Mao. Zij legden ons uit eigen ervaring uit waarom de systematische aanpak van Mao wél tot succes had geleid en het “heroïsche avonturisme” van Che op een mislukking was uitgelopen.’

Paul Goossens haakte af, maar Martens, Merckx, Lerouge en anderen grepen nadrukkelijk naar Mao. Al in september 1970 liet Kris Merckx zich tijdens een reis naar China trots fotograferen voor het geboortehuis van Mao. Herwig Lerouge: ‘Wij waren onder de indruk van Mao’s Culturele Revolutie, hoe de studenten ten strijde trokken tegen de privileges die de oude partijleiding zich had toegeëigend. Communisten die hun leven ten dienste stelden van het volk: daarvoor stond de Culturele Revolutie.’ Vandaag staat ze vooral bekend als een wrede zuiveringsoperatie – schattingen variëren van anderhalf tot acht miljoen doden. Lerouge: ‘Dat wisten wij toen niet. Dat aspect is pas later onder de aandacht gebracht.Wij zagen vooral het enthousiasme van de Chinese studenten, hoe de elite zich permanent moest verantwoorden tegenover het volk. In onze ogen had de Culturele Revolutie iets anarchistisch.’

Begin jaren zeventig vormde de SVB-kern rond Ludo Martens zich om tot een partij. Herwig Lerouge: ‘Er was een fundamenteel debat: moesten we een nieuwe syndicale beweging worden, of een nieuwe partij? Ludo Martens pleitte voor een partij: “Het is niet onze ambitie om de arbeidersklasse te vertegenwoordigen, maar om de maatschappij te hervormen.” De nieuwe partij werd Alle Macht aan de Arbeiders (Amada) genoemd. Die naam won van Alle Macht aan het Volk, naar analogie van Power to the People van de Black Panthers in de Verenigde Staten – “volk” vonden we een te vage omschrijving.’

Twee artsen die lid waren van Amada, Kris Merckx en Michel Leyers, hadden toen al in Hoboken een eerste artsenpraktijk opgericht: het begin van Geneeskunde voor het Volk. Martens werd de man van de partij, Merckx die van de artsen. Jarenlang was Kris Merckx de bekendste ‘kop’ van zijn partij in de Vlaamse media, maar van het nationale bureau van zijn partij zou hij nooit deel uitmaken. Ook niet nadat hij hoofdredacteur was geworden van het partijblad Solidair. De band tussen Geneeskunde voor het Volk en Amada/PVDA is reëel en intens, maar het gaat om aparte organisaties. ‘De partij’ bepaalt wel de koers van het geheel.

‘Een totale afrekening’

In oktober 1979 nam de partij afstand van het voorlopige project Amada. Tijdens een besloten zitting van het PVDA-stichtingscongres werd een boek met niet minder dan 270 programmapunten goedgekeurd. Gasten waren alleen toegelaten op het ‘open gedeelte’ van het congres. Een van hen was Laurent-Désiré Kabila, een toen nog onbekende Lumumba-getrouwe balling uit Zaïre, die in 1997 wereldberoemd zou worden als de eerste president van het nieuwe Congo-na-Mobutu.

Het PVDA-programma van 1979 was het resultaat van meer dan vijf jaar debat, maar blijft bizarre lectuur. Bladzijdenlang wordt er gefoeterd op zowat iedereen die niet tot de partij hoort (of niet in een vakbond actief is). Op de kapitalisten, natuurlijk, en op de kleinburgerij. Maar ook op andere communisten, zoals die van de Kommunistische Partij van België (KPB), en zeker op het ‘sociaal-fascisme’ van de Sovjet-Unie. De PVDA wilde een ’totale en radicale afrekening met het kapitalistische systeem’ om ooit te komen tot het ‘einddoel, het wereldcommunisme, de klasseloze maatschappij’. Dat veronderstelde ‘een volledige omvorming van de mens, die zich van alle burgerlijke kleingeestigheid heeft ontdaan en die een volledig collectivistisch, socialistisch bewustzijn heeft verworven.’ Intussen, zo leren de nieuwe PVDA-statuten, woedt een bittere strijd tegen ‘de vijanden van het volk’: ‘de monopoliekapitalisten, de reactionairen die het socialisme bekampen en de agenten van het buitenlandse imperialisme’. Zodra het proletariaat de macht gegrepen heeft, zal men tegen die vijanden, zo leert artikel 269 van de statuten, ‘alle dwangmiddelen gebruiken die noodzakelijk blijken, vanaf het beroven van hun burgerrechten en het ontnemen van het recht om zich politiek te uiten over het gevangennemen tot en met – in uitzonderlijke gevallen – het terechtstellen van de grootste misdadigers’.

Dat maakte van de PVDA een partij met twee gezichten. Enerzijds stond ze voorop in elke sociale strijd, van de Boelwerf in Oost-Vlaanderen over de mijnen in Limburg tot de hoogovens in Luik en Henegouwen. Anderzijds had ze de naam haast een ‘sekte’ te zijn. Met ijzeren hand geleid, overtuigd van haar eigen gelijk, desnoods tegen de hele wereld in. Het lidmaatschap van de PVDA verschilde totaal van dat bij andere, ‘burgerlijke’ partijen. Elders betaalde je voor een lidkaart, bij de PVDA investeerde je je hele leven. Dat mocht letterlijk begrepen worden: PVDA’ers – zeker de kaderleden van de partij – stonden (en staan) een aanzienlijk deel van hun inkomen af aan de partij. Ze verdienden daardoor evenveel als een gemiddelde arbeider.

In de jaren tachtig was de PVDA een partij van het grote gelijk maar met een klein probleem: de kiezer haalde zijn neus voor haar op. Herwig Lerouge: ‘Naar buiten toe deden we misschien wel alsof we de uitslagen van de verkiezingen onbelangrijk vonden, maar dat was niet zo. Verkiezingen zijn tenslotte een goede graadmeter, ze vertellen of je boodschap aanslaat. Het was telkens een harde confrontatie met de realiteit. Hoe hard we ook werkten, we bereikten de werkmensen niet. Dat maakte ons wel cynisch. Dan deden we, onder elkaar, alsof we een halfje minuutje een camera te woord mochten staan, en zeiden: “Ons resultaat was slechter dan vorige keer, maar gelukkig is het nog altijd veel beter dan het bij de volgende verkiezingen zal zijn.’ (lacht)

In 1989 veroorzaakte de val van de Berlijnse Muur een existentiële crisis bij communisten en socialisten wereldwijd. Op één uitzondering na: de PVDA. Tegen de trend in werd de PVDA haast radicaler dan voordien. Die koers droeg de signatuur van voorzitter Ludo Martens. Hij zag in de Oost-Europese omwenteling het failliet van de ‘saaie, bureaucratische’ Sovjet-variant van het communisme. Van een stel opportunisten à la Chroesjtsjov en Brezjnev die uit eigenbelang Stalin de wacht hadden aangezegd, en daarmee van het het échte socialisme waren afgedwaald. In 1994 schreef Martens Een andere kijk op Stalin, waarin hij de stalinistische zuiveringen afdeed als ‘burgerlijke leugens’. Maar die opstoot kon de neergang niet afremmen. Een mislukt kartel met de Arabisch-Europese Liga (AEL) van Dyab Abou Jahjah in 2003 maakte de crisis alleen maar urgenter.

Halverwege de jaren negentig begon Martens zijn aandacht naar Congo te verleggen. Hij verbleef vaak in Kinshasa, waar hij adviseur was (of zich zo liet kennen) van zijn oude kompaan Laurent-Désiré Kabila. Lerouge: ‘Na de val van de Muur was Ludo Martens bang dat de PVDA de heilloze weg zou opgaan van zo veel andere communistische partijen. Ofwel werden dat gewone sociaaldemocratische partijen, ofwel gingen ze op in de groenen. Ludo was niet tegen vernieuwing, maar hij wilde zijn partij geen foute richting insturen, waardoor alles kon eindigen waarvoor we al dertig jaar vochten. Dat de PVDA nog altijd bestaat, is zijn historische verdienste.’

Gered door de artsen

Enter Peter Mertens. Mertens, geboren in 1969, was in de jaren negentig lid van de studentenorganisatie van de PVDA, de Marxistisch-Leninistische Beweging (MLB, vandaag Comac). Hoewel hij bijna tien jaar lang gepokt en gemazeld was in de klassieke, doctrinaire PVDA-traditie, profileerde hij zich al vroeg als een vernieuwer. In 1999, drie maanden na de zoveelste tegenvallende verkiezingen, trok zijn toespraak op het PVDA-familiefeest in het Brasschaatse Peerdsbos de aandacht van Gazet van Antwerpen. Onder de kop ‘PVDA ontdekt socialisme met een vriendelijker gelaat’ schreef de krant: ‘Provinciaal voorzitter Peter Mertens steekt de hand in eigen boezem: “We komen soms nogal agressief, onverstaanbaar en oubollig over. We moeten terug de taal van het volk leren spreken.’

Dat er bij de PVDA inderdaad iets aan het veranderen was, werd duidelijk bij de lokale verkiezingen van 2006. Ineens wonnen PVDA’ers her en der zetels in gemeente- of (in Antwerpen) districtsraden. Van Hoboken en Zelzate over Herstal en La Louvière tot Lommel en Genk. De rode draad door dat prille succes: overal waar er een groepspraktijk van Geneeskunde voor het Volk actief was, ging de PVDA vooruit. De wat aparte organisatie en het zichtbare, concrete werk van progressieve artsen met gewone patiënten, was de reddingslijn van de hele PVDA gebleken.

De artsen van Geneeskunde voor het Volk hadden toen al lak aan het verwijt dat ze ‘stalinisten’ zouden zijn. In een interview van De Morgen met de nieuwbakken PVDA-raadsleden Mie Branders (Hoboken) en Frans Van Acoleyen (Zelzate) werd Branders haast emotioneel bij vragen over Stalin: ‘Ik ben geen historicus. Ik ben arts. Vraagt u Johan Vande Lanotte of Steve Stevaert ook waarom BWP-voorzitter Hendrik De Man voor de collaboratie met Hitler koos? U durft hen die vraag zelfs niet te stellen, want u zou uzelf belachelijk maken. Waarom stelt u ze dan wel aan mij? Ik heb minder met Stalin te maken dan Vande Lanotte met De Man. Ik ben in 1992 lid geworden van de PVDA, juist na de val van de Muur. Ik kwam hier stage lopen bij Geneeskunde voor het Volk in Hoboken, en de poetsvrouw vroeg mij: “Wa vinde gaai van Timisoara?”(bulderlach) Ik wist van toeten: ik dacht dat ze het over een nieuwe lijn van H&M had.’

Een andere PVDA-arts, Dirk Van Duppen, maakt in die periode furore met zijn boek De cholesteroloorlog. Daarin pleitte hij voor het zogenoemde ‘kiwimodel’ bij de verkoop van geneesmiddelen – in Nieuw-Zeeland wordt het goedkoopste medicijn terugbetaald. Van Duppen kreeg enthousiaste steun van de Kristelijke Werknemersbeweging (KWB), terwijl SP.A-voorzitter Steve Stevaert zijn best deed om het idee (en de naam ervan) voor zijn eigen partij te recupereren.

Misschien heeft Stevaert mee de omstandigheden gecreëerd waarin de PVDA zich kon manifesteren. Zeer tegen de zin van partijgenoten als Frank Vandenbroucke dweepte hij met Cuba. Zo werd het in de Vlaamse linkerzijde weer hip of alvast niet meer ‘fout’ om het land van Fidel Castro lief te hebben, en dat was geen slecht nieuws voor de PVDA.

Tegelijk raakte Stevaert in ademnood met zijn gratisverhaal, en met zichzelf. Hij nam afscheid van de Wetstraat, en liet een stuurloze partij achter. Op het moment dat de Vlaamse sociaaldemocratie in een diepe en langdurige identiteitscrisis verzeilde, vond de PVDA zichzelf opnieuw uit. In 2008 werd Peter Mertens haar nieuwe voorzitter, als opvolger van Ludo Martens. Meteen verklaarde hij in een krant: ‘De PVDA is niet meer stalinistisch of maoïstisch.’

F*ck Noord-Korea

Die boodschap afkondigen is één zaak. De vraag is of dat voor de buitenwereld volstaat. De discussie steekt om de zoveel tijd de kop op. Kort na Nieuwjaar was er een fikse rel toen de Gentse filosoof Maarten Boudry in De Morgen een zaak maakte van het feit dat een PVDA-afgevaardigde onlangs in de Vietnamese hoofdstad Hanoi een internationaal communistisch congres had bijgewoond. Meer nog: ook de Noord-Koreaanse communisten waren aanwezig, en er werd een tekst goedgekeurd met een veroordeling van de ‘agressieve en provocerende acties van Amerikaanse imperialisten tegen de Koreaanse Volks-republiek’. De reactie van Peter Mertens? ‘F*ck Noord-Korea.’ Dat is kort en krachtig. Het past bij de nieuwe stijl van een voorzitter die zegt dat zijn partij de stem van de ‘Fuck you’-generatie wil zijn. Pas daarna volgt meer uitleg: dat de laatste PVDA’er die openlijk zijn bewondering voor Noord-Korea heeft geuit in 2011 al uit de partij is gezet.

Mertens is inmiddels voorzitter van een partij die, naar eigen zeggen, groeit als kool. Vooral door de instroom van jonge leden. In zijn boeken brengt hij ook een totaal andere boodschap dan zijn voorgangers. Hoe durven ze (2011) was al een bestseller, zijn nieuwste werkstuk Graailand is in één ruk doorgestoten naar de eerste plaats in de top 10 van non-fictieboeken. Op de vierhonderd bladzijden staat niet één verwijzing naar het heroische communistische verleden, er wordt geen gruwelijk lot in het vooruitzicht gesteld van de nieuwe ‘vijanden van het volk’. Herwig Lerouge: ‘Dat zo veel jonge mensen de strijd die wij sinds de jaren zestig voerden nu voortzetten, is het grootste plezier van mijn leven.’

Misschien is dat het begin van een antwoord op de politieke kwestie die Bart De Wever opwierp toen hij de PVDA wegzette als het ‘restafval van de 20e eeuw’: in de boeken van Peter Mertens is geen ‘foute’ paragraaf te vinden. Je kunt zware bedenkingen hebben bij de wenselijkheid en de betaalbaarheid van het economische programma van PVDA, zoals collega Ewald Pironet vorige week in dit blad betoogde, maar antidemocratisch is Mertens’ boodschap niet. In de feiten is de PVDA een, weliswaar radicale, sociaaldemocratische (‘socialistische’) partij geworden. Vandaar dat Mertens bij de Brusselse voorstelling van Graailand te horen kreeg: ‘Dit is het boek dat John Crombez eigenlijk had moeten schrijven.’

Niet alle opiniemakers en politici delen dat welwillende beeld van de PVDA. Bart De Wever vraagt zich hardop af waarom extreemlinks coulanter behandeld wordt dan extreemrechts. Vorig najaar was het veel N-VA’ers (en Open VLD’ers, Vlaams Belangers…) een doorn in het oog dat de immer gevatte Raoul Hedebouw de lachers op zijn hand mocht krijgen in De slimste mens ter wereld.

Of wordt die verschillende behandeling in de hand gewerkt door de aard van het communisme en het nationalisme zelf? Door de manier waarop ze naar zichzelf kijken, en met hun eigen verleden omgaan?

Veel (Vlaams-)nationalisten hebben een veeleer romantische omgang met hun eigen geschiedenis. Ze houden ervan, ze blijven trouw aan eigen land en eigen volk – ‘My country, right or wrong’. Een paar jaar geleden gaf Filip Dewinter nog een interview waarin hij uitlegde dat Vlaams Belang in zekere zin de erfgenaam is van de collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog: in die kringen moet erfgoed worden gekoesterd. Als een fotograaf het hem vraagt, bindt Dewinter prompt de bokshandschoenen aan, om te benadrukken dat er geen verschil is tussen Vlaams Belang en het oude Vlaams Blok, de naam van de partij vóór haar veroordeling wegens racisme in 2004.

Het communisme gaat anders om met zijn eigen verleden. Een van ‘destalinisaties’: om de zoveel jaar beslist de partijleiding dat er gebroken wordt met het eigen verleden, en het liefst radicaal. Omkijken naar gisteren weigeren ze. Met z’n allen turen ze naar de nieuwe, glorierijke toekomst. Stalin? Mao? Noord-Korea? F*ck Noord-Korea – dat dus. De PVDA doet in België wat het China van Deng deed met het China van Mao: aan het recente verleden wordt bij voorkeur discreet voorbijgegaan.

Viel het niet op dat de PVDA vorig jaar felle oppositie voerde tégen de Eandis-deal… met een Chinees overheidsbedrijf? China? F*ck China! Betekenisvol detail: op de webstek van partijblad Solidair is niet één artikel meer te vinden over China. Ook dat is destalinisatie, op zijn Belgisch. In dit land recycleert men restafval tot een nieuw product.

Door WALTER PAULI , illustratie KARL MEERSMAN

‘Communisten die hun leven ten dienste stelden van het volk: daarvoor stond de Culturele Revolutie. Van de ermee gepaard gaande zuiveringsoperatie wisten wij niets.’ Herwig Lerouge

Bij andere politieke partijen betaalde je voor een lidkaart, bij de PVDA investeerde je je hele leven.

Misschien heeft Steve Stevaert mee de omstandigheden gecreëerd waarin de PVDA zich kon manifesteren.

Viel het niet op dat de PVDA vorig jaar felle oppositie voerde tégen de Eandis-deal… met een Chinees overheidsbedrijf? China? F*ck China!

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content