FACTCHECKER
Terwijl de internationale pers Molenbeek fileerde in de nasleep van de terreur in Parijs, was op Radio 1 Bruno Bauwens te gast. Bauwens is stafmedewerker van D’Broej, een fusie-vzw van acht jeugdhuizen in verschillende Brusselse wijken. ‘Molenbeek wordt getroffen door armoede’, zei Bauwens. ‘Hoe vertaalt zich dat? Wij zijn net als jongeren in Antwerpen, Kontich of Oostende, zeggen veel jongeren. Alleen kent Brussel een zware ongelijkheid, onder andere in onderwijs en werk. Het aantal jongeren dat het jaar moet overdoen is in Brussel het hoogste of bijna hoogste van heel de wereld.’
Telt Brussel wereldwijd het grootste aantal zittenblijvers? Wat bedoelt Bauwens precies met ‘Brussel’, en waarop baseert hij zijn ferme uitspraak?
Op de PISA-studie (2012) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), zegt hij. ‘Daaruit blijkt dat 47 procent van de 15-jarige leerlingen in Wallonië en Brussel minstens al een keer een jaar heeft gedubbeld.’
Met die 47 procent bekleedt het Franstalig onderwijs de vijfde plaats in een lijst van 132 regio’s. In het Nederlandstalig onderwijs ligt het aantal 15-jarigen dat minstens een keer dubbelde (27 procent) flink lager.
België als geheel klokt volgens de OESO af op 36 procent. In een ranglijst van 65 landen, aangevoerd door niet-westerse en Zuid-Amerikaanse staten, staan we daarmee op de zesde plaats. Het OESO-gemiddelde (12 procent) is drie keer lager. Nederland rapporteert 28 procent, Finland en Groot-Brittannië respectievelijk 4 en 3 procent.
‘Wij hebben geen resultaten per stad’, zegt analiste Miyako Ikeda namens de OESO. ‘Maar in de regel is het aantal zittenblijvers fors hoger in grootsteden dan in landelijk gebied. Ook in België is dat zo.’
Dat je met PISA-cijfers strikt genomen geen uitspraken kunt doen over Brussel als stad of Hoofdstedelijk Gewest, erkent Bauwens. ‘Maar iedereen die er woont, voelt met z’n kleine teen dat Brussel het hoge percentage zittenblijvers in het Franstalig onderwijs verklaart.’
Cijfers over zittenblijven in het Franstalig onderwijs (2013-2014), opgedeeld naar provincie met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) als apart onderdeel, weerspreken dat beeld evenwel voor de basisschool, zegt onderwijssocioloog Bernard Delvaux (UC Louvain). ‘In Henegouwen dubbelde 4 procent van alle leerlingen het jaar, tegenover 3 procent in Brussel. Cijfers over het middelbaar ondersteunen Bauwens’ stelling wel. Op kop met 16 procent staat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.’ In het Nederlandstalig onderwijs lag het aandeel zittenblijvers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de helft lager (8 procent).
Maar als zittenblijven bij uitstek vaker voorkomt in grootsteden, moet een eerlijke vergelijking Brussel dan niet meten met pakweg Parijs of Chicago?
‘Niet als je weet dat België in Europa de koploper is’, zegt onderwijssociologe Mieke Van Houtte (UGent). ‘In Noorwegen bijvoorbeeld, is de filosofie dat elke jongere zonder zittenblijven de eindstreep moet halen. En dat lukt blijkbaar. Met meer personeel, en meer maatwerk voor hen die het nodig hebben.’
Van Houtte beaamt Bauwens’ stelling zonder voorbehoud. ‘Ook al hebben we over Brussel als stad geen heldere cijfers voor het Frans- en Nederlandstalig onderwijs samen.’ Bernard Delvaux noemt Bauwens’ uitspraak ‘gedurfd’, maar bevestigt net als onderwijswetenschapper Peter Van Petegem (UAntwerpen) de strekking ervan.
Conclusie:
Knack beoordeelt de stelling als waar, want volgens vijf experten wijst alles erop dat Brussel minstens het ‘bijna hoogste aantal zittenblijvers ter wereld’ telt.
WAAR
Jan Jagers
‘Het aantal jongeren dat het jaar moet overdoen is in Brussel het hoogste of bijna hoogste van heel de wereld’ BRUNO BAUWENS (jeugdwerkorganisatie D’Broej), op Radio 1