FACTCHECKER
Na bedenkingen van de Raad van State bij het plan van minister van Justitie Koen Geens (CD&V) om assisen fel in te perken, laaide eerder deze maand opnieuw het debat op over de zin en onzin van de twaalfkoppige volksjury. ‘De assisenprocedure is niet meer van deze tijd’, argumenteerde strafpleiter Sven Mary in De Standaard. ‘De jury is geen representatieve vertegenwoordiging van de samenleving, zoals de wet dat voorschrijft. Zelfstandigen en vrije beroepen zoals artsen vind je nooit in een jury terug.’
Nooit, lezen we. Nooit ofte nimmer. Is dat zo?
Cijfers over de beroepsactiviteit van juryleden bestaan niet, laat de Federale Overheidsdienst Justitie weten. ‘Maar zelfstandigen kunnen net als alle andere burgers worden opgeroepen.’
Met een loting op basis van de kieslijsten in elke gemeente legt Justitie om de vier jaar een poule aan met enkele duizenden kandidaten die kunnen worden opgevorderd. Ze moeten tussen 28 en 65 jaar oud zijn, mogen geen magistraat zijn, militair, pastoor of imam, en ze mogen nooit veroordeeld zijn tot meer dan vier maanden cel. Wie de brief in de bus krijgt, kan de rechter wel om een vrijstelling vragen. Die oordeelt geval per geval of het aangedragen excuus geldig is of niet, en roept indien nodig de volgende loteling op.
‘In de praktijk zijn het niet uitsluitend, maar wel vaak zelfstandigen die om professionele redenen zo’n vrijstelling vragen en krijgen’, zegt advocaat John Maes, voorzitter van de commissie strafrecht bij de Orde van Vlaamse Balies (OVB). ‘Een vrouw die een crèche runt, bijvoorbeeld.’
Strafpleiter Walter Van Steenbrugge schat het aantal zelfstandigen en mensen met een vrij beroep die hij ooit in een jury had op maximaal vijf procent. Ook Paul Van Tigchelt, woordvoerder van het parket-generaal van Antwerpen zegt: ‘Nooit is te absoluut.’
Waarop baseert Sven Mary zijn uitspraak dan? ‘De krant heeft mij onvolledig geciteerd’, zegt hij aan de telefoon. ‘Ik heb bijna nooit gezegd.’ Zo stond het ook in het originele artikel online, maar in de versie op papier is die ‘bijna’ kennelijk weggevallen, laat De Standaard weten.
Drie andere strafpleiters en twee professoren die we contacteren, beamen Mary’s argument dat de jury geenszins de bevolking weerspiegelt. Bovengemiddeld veel leerkrachten, bedienden van grote bedrijven, ambtenaren, gepensioneerden en werklozen, zeggen ze. En weinig tot geen zelfstandigen, kaderleden, dokters of advocaten.
Van het oorspronkelijke argument dat de volksjury een ‘democratisch oordeel’ vormt door mensen uit alle lagen van de bevolking, blijft in de praktijk dus weinig over.
De volksjury is een anachronisme, zegt John Maes. ‘De juryrechtspraak heeft voor de Orde van Vlaamse Balies geen meerwaarde. Maar het onderzoek ter zitting, eigen aan assisen, brengt met getuigenverhoren de waarheid soms wel naar boven. Dat onderzoek ter zitting moeten we behouden en opwaarderen bij beroepsrechtbanken.’
Benoît Allemeersch, professor gerechtelijk recht aan de KU Leuven, betwijfelt of het zover zal komen. ‘Heeft dat onderzoek ter zitting een voordeel? Ja. Maar de vraag is of de baten opwegen tegen de kosten. In het huidige besparingsklimaat denk ik van niet. De kans dat assisen helemaal verdwijnt, is groot.’
Conclusie:
Knack beoordeelt de stelling als grotendeels waar. Assisen en de volksjury verdwijnen wellicht. Dat je er ‘nooit’ zelfstandigen en vrije beroepen in terugvindt, is naar de letter overdreven. Maar Sven Mary is onvolledig geciteerd.
GROTENDEELS WAAR
Jan Jagers
‘Zelfstandigen en vrije beroepen zoals artsen vind je nooit in een jury terug’ Strafpleiter SVEN MARY, in De Standaard.