FACTCHECKER
Verrast was Stephen Petrill, schrijft de nieuwssite van de Ohio State University. Petrill is professor psychologie en coauteur van een studie in het vakblad Personality and Individual Differences, over schoolmotivatie en de oorzaken van het gebrek daaraan. ‘Als kinderen niet graag leren, is de reflex vaak dat iemand hen niet goed motiveert, of dat het kind zelf verantwoordelijk is’, zegt hij. ‘Uit ons onderzoek blijkt evenwel dat persoonlijke erfelijkheidskenmerken een grote impact hebben. Het verschil in leermotivatie tussen (een- en twee-eiige) tweelingen kan gemiddeld voor veertig tot vijftig procent verklaard worden door genetica.’
Voorafgaand aan het onderzoek, een studie bij 13.000 tweelingen in zes landen waaronder Japan, Rusland en Duitsland, dacht Petrill dat de gedeelde omgeving – zoals familie – een belangrijkere invloed had dan genetica. Uit de studie blijkt het tegendeel. Die gedeelde omgeving verklaart slechts drie procent van het verschil.
Is graag leren dan grotendeels genetisch bepaald? Vier experten, onder wie pedagoog Pedro De Bruyckere (Arteveldehogeschool) en geneticus Jean-Jacques Cassiman (KU Leuven), noemen die conclusie aannemelijk. Maar is ze ook ‘verrassend’?
‘Ik ben vooral verrast dat de onderzoeker verrast is’, zegt psycholoog Wouter Duyck (UGent). ‘Voor andere psychologische eigenschappen, zoals intelligentie en persoonlijkheidskenmerken, vinden we ongeveer dezelfde verhoudingen als verklaring: veertig à vijftig procent genen, vijftig à zestig procent unieke omgeving, en slechts een heel klein deel gedeelde omgeving.’
‘Als twee broers genetisch identiek zijn en de ene gaat graag naar school, dan gaat de andere wellicht ook graag. Maar ervaringen doen er wel degelijk toe. Meer dan genen, zo blijkt ook hier. Als de ene broer naast een bolleboos zit die graag leert, dan kan dat aanstekelijk zijn. Hetzelfde geldt voor de andere die in een groep plantrekkers terechtkomt die hun huiswerk niet maken.’
En de opvoeding van ouders, die doet er weinig toe? Hun inspanningen blijken inderdaad weinig van tel, zegt Duyck. ‘Maar dat is een beperking van die tweelingenstudies, natuurlijk. De ouders van kinderen die daaraan participeren, doen allemaal min of meer hun best. In een extreem gedepriveerd gezin, met ouders die de twee broers bij wijze van spreken straffen als ze huiswerk maken, zou de negatieve invloed daarvan wél groot zijn.’
Maar kinderen die niet graag leren, zijn daar dus zelf minder verantwoordelijk voor dan velen denken, zegt Duyck. ‘Boos zijn omdat je herhaaldelijke inspanningen om een kind te motiveren niets uithalen, is alsof je je kwaad zou maken op een minder atletisch kind dat er ondanks herhaalde trainingen niet in slaagt om de honderd meter te lopen in tien seconden.’
Schoolmotivatie mag dan goeddeels genetisch bepaald zijn, de impact van de omgeving en individuele ervaringen is nog altijd groter, benadrukken de vier geraadpleegde experten.
Uit experimenten blijkt bijvoorbeeld dat positieve feedback en een schouderklopje de interesse in een vak doen groeien, weet motivatiepsycholoog Maarten Vansteenkiste (UGent). ‘Ook de toon waarop een leerkracht iets vraagt, heeft een impact. Als je iets uitnodigend vraagt in de plaats van dwingend oplegt, vinden leerlingen dat boeiender en nemen ze meer initiatief.’
Conclusie:
Knack beoordeelt de stelling als waar. Hoe graag kinderen leren en naar school gaan, is voor een groot stuk genetisch bepaald. Maar dat is geen vrijbrief tot deterministisch denken over wie niet graag leert. Wel integendeel.
WAAR
Jan Jagers
‘Gebrek aan schoolmotivatie zit grotendeels in de genen’ Psycholoog STEPHEN PETRILL (Ohio State University), in een persbericht.