FACTCHECKER
Als reactie op N-VA-voorzitter Bart De Wever, die in Terzake Berbers schoffeerde en racisme relativeerde, publiceerde Groen-voorzitster Meyrem Almaci op 25 maart een opinie in De Standaard. ‘Met zijn uitspraken toont De Wever aan dat hij deel is van het probleem, niet van de oplossing’, schreef ze. ‘Want wie beweert dat met taalkennis en een diploma alle problemen verdwijnen, kent gewoon de statistieken en de feiten niet. Uit talrijke studies blijkt dat de werkloosheidsgraad bij hoogopgeleide allochtonen liefst zevenmaal hoger ligt dan bij hun hoogopgeleide autochtone vrienden.’
Wat De Wever in Terzake zei, laten we buiten beschouwing. We onderzoeken wat Almaci opwerpt. Waarop baseert ze haar uitspraak? Over welke ’talrijke’ studies gaat het precies?
Groen draagt twee publicaties aan. Uit de recentste, een advies van de Commissie Diversiteit van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen uit 2014, valt op te maken dat de werkloosheidsgraad bij hoogopgeleide allochtonen niet zeven- maar vijfmaal hoger ligt. ‘Bij hoogopgeleiden die in België geboren zijn, bedraagt de werkloosheidsgraad 2,2 procent. Bij hen die buiten de EU-15 geboren zijn (de landen die in 1995 de EU uitmaakten, nvdr.), is dat 11,6 procent. Deel je dat laatste door het eerste, dan kom je niet aan 7 maar aan 5,27’, zegt Willem Vansina, verantwoordelijke van de VDAB-studiedienst.
De cijfers steunen op de Europese Enquête naar Arbeidskrachten (EAK) uit 2013. In dat onderzoek verwijst ‘werkloosheidsgraad’ naar mensen die aan drie voorwaarden voldoen: (1) ze hebben geen werk; (2) ze hebben de voorbije weken wel werk gezocht; en (3) ze zijn onmiddellijk beschikbaar. ‘Hoogopgeleid’ is wie een bachelor- of masterdiploma heeft.
De cijfers zijn betrouwbaar, bevestigt onderzoeker Boie Neefs (KU Leuven). Hij maakt een bijkomende berekening, die niet in het advies staat, met de brongegevens. ‘Als je hoogopgeleide “allochtonen” verder beperkt tot “migranten die geboren zijn buiten de EU-27”, tot de meest kwetsbare groep wellicht, dan is het resultaat een factor 5,8. Dat neigt al meer naar wat Almaci zegt.’
De volle ‘zevenmaal hoger’ blijkt wél uit de tweede studie die Groen aanhaalt. Die steunt ook op EAK-gegevens, weliswaar gedateerde, uit 2006.
Behalve die twee studies zijn er volgens vier geraadpleegde experts, onder wie Tom Bevers van de FOD Werkgelegenheid en Jozef De Witte, directeur van het Interfederaal Gelijkekansencentrum, geen andere studies op basis waarvan je uitspraken kunt doen over opleiding, allochtoon of autochtoon zijn, en werkloosheid.
Het nadeel van de EAK-gegevens is de erg beperkte definitie van ‘allochtonen’. Ze omvat alleen migranten die zelf naar hier zijn gekomen. Migranten van de tweede en derde generatie, die in ons land geboren en opgegroeid zijn, zitten er niet bij.
Het voordeel, daarentegen, is dat de gegevens internationaal vergelijkbaar zijn. Het gepriegel terzijde, is volgens vier experts de slotsom dat ons land het ‘heel slecht’ doet. ‘Dat blijkt ook uit andere cijfers’, zegt Tom Bevers. ‘De werkzaamheidsgraad van wie buiten het land geboren is, is bij ons het op drie na laagste in de hele OESO. Alleen Turkije, Griekenland en Spanje doen slechter. En daar is minder werkgelegenheid dan bij ons.’
Conclusie:
De claim van Almaci is naar de letter overdreven. Maar het probleem dat ze aankaart, de relatief hoge werkloosheid bij allochtonen, is volgens experts nagenoeg nergens in Europa groter dan bij ons. Grotendeels waar, oordeelt Knack.
GROTENDEELS WAAR
Jan Jagers
‘Uit talrijke studies blijkt dat de werkloosheidsgraad bij hoogopgeleide allochtonen zevenmaal hoger ligt dan bij autochtonen’
Kamerlid en partijvoorzitster MEYREM ALMACI (Groen), in De Standaard.