Begin juni vorig jaar werd de Luxemburgse premier Jean-Claude Juncker plechtig geïnstalleerd als lid van het Institut Grand-Ducal, zeg maar de Luxemburgse academie. In zijn discours de réception had Juncker het over het economische beleid in de eurozone. Hij benadrukte om te beginnen dat hij ondanks de met de overige EU-landen gedeelde soevereiniteit vasthoudt aan wat hij noemde ‘het nationale feit’, de nationale soevereiniteit.

De Europese Unie noch de eurozone vormt een soevereine staat. ‘Maar om de euro te beheren,’ sprak Juncker, die ook voorzitter is van de Eurogroep, ‘hebben we bestuurlijke regels vastgelegd in een pact, het zogeheten Stabiliteitspact.’ Bij gebrek aan een Europese regering, zei de Luxemburgse premier, hebben we geen andere keuze. De Europese Commissie en sommige regeringen menen dat de Commissie fungeert als een regering of toch geroepen is te regeren. ‘Welnu,’ stelde Juncker, ‘de Europese Commissie is geen regering en heeft geenszins de roeping te regeren.’ Anders gezegd: niet de Europese Commissie maar de nationale regeringen blijven verantwoordelijk tegenover de burgers van de lidstaten.

De overtuiging van Juncker spoort met de stellingen van het Duitse Grondwettelijk Hof. En dat heeft zo zijn gevolgen voor de manier waarop het hoofd zal worden geboden aan de eurocrisis. Want welke maatregelen de Europese Unie ook oplegt, hetzij de sixpack of het begrotingspact, de verantwoordelijkheid daarvoor tegenover de Europese burgers blijft bij de nationale regeringen – de enige die door de kiezers tot de orde kunnen worden geroepen. Want niemand heeft ooit de opstellers van de sixpack verkozen, laat staan de voorzitter van de Europese Commissie. Bovendien biedt het Europees Parlement onvoldoende tegenwicht voor de Europese Raad of de Europese Commissie.

In het debat dat zich na de toespraak van Juncker voor het Institut Grand-Ducal ontspon, legde de Luxemburgse premier de nadruk op de bescherming die de euro biedt. Wat bij zijn landgenoot, de bekende econoom Pierre Jaans, de bedenking ontlokte dat de Grieken bitter weinig merken van die bescherming. ‘Beschermd door de euro stevende Griekenland op een catastrofe af’, noteerde Jaans. ‘Zonder de euro was Griekenland nog altijd arm, zoals in het verleden, maar niet, zoals vandaag, toekomstloos geruïneerd.’

Want de invoering van de euro mag dan een einde hebben gemaakt aan de ellendige wisselkoersen, de onderlinge verhouding van de economieën van de lidstaten werd er geenszins door gewijzigd. De staatsgrenzen lopen nog altijd als heuse breuk- lijnen dwars door de eurozone.

Stilaan begint het in de rest van Europa te dagen dat de als panacees geserveerde sixpack en andere begrotingspacten de economieën van de eurolanden veeleer uithollen dan stutten.

Nu al beseft de Belgische federale regering – al wil geen minister dat hardop gezegd hebben – dat een begrotingstekort van 2,5 procent tegen 2013 zelfs niet haalbaar is. De Belgische economie en het sociale systeem dreigen te bezwijken als de Europese eisen onverkort worden doorgevoerd. Bovendien houdt Europa geen enkele rekening met de dramatische verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië. En dan mag er echt niets mislopen met een van de probleembanken of met de verzekeringsmaatschappijen die momenteel het water aan de lippen staat.

De federale regering tracht zo goed en zo kwaad mogelijk, door het bevriezen van de energieprijzen en door een herweging van de voedselprijzen die in de prijzenkorf zitten, alsnog het indexmechanisme bij te sturen om zo de concurrentiekracht bij te spijkeren. Het is een politiek erg delicate oefening die wordt uitgevoerd met de stilzwijgende goedkeuring van de sociale partners.

Het dramatische voorbeeld van Griekenland en de snelle aftakeling van Spanje en Portugal hebben duidelijk tot nadenken gestemd. Griekenland gaat immers volledig ten onder aan de gevolgen van de door Brussel uitgevaardigde oekazes. Die oekazes worden uitgevoerd door een technocraat, premier Lucas Papademos, die na jaren in het buitenland te hebben vertoefd geen enkele voeling meer heeft met zijn geboorteland en zeker niet met de wanhopige Griekse bevolking. En dat laatste geldt zelfs voor de Italiaanse premier Mario Monti. Papademos en Monti zijn rekruten van de Wall Streetbank Goldman Sachs. Voor hen en voor de Europese technocraten in Brussel komt economie neer op overzichtelijke tabellen en infografieken.

Dat een wanhopige man zelfmoord pleegt in de straten van Athene, dat de helft van de Spaanse jongeren werkloos is, vormt amper een biepje op de EU-radar. Wat er ook gebeurt, het begrotingstekort van de lidstaten zal tegen 2015 op nul staan en de schuldenlast op 60 procent van het bruto binnenlands product.

Voor de Europese brokkenmakers moeten de tabellen kloppen, zelfs als de economische dood erop volgt.

door Rik Van Cauwelaert

De Belgische regering beseft dat een tekort van 2,5 procent tegen 2013 niet haalbaar is.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content