Ex-eurocommissaris Karel Van Miert over de sombere toekomst van Europa, bedevaarten naar Washington, spin doctors, zijn tuin en zijn verhouding tot de SP.A of de schrik om een papegaai te worden.
Wat we zelf doen, hadden we weer eens beter gedaan. Onder Belgisch voorzitterschap overleefde de Europese Unie de Taliban, kwam er een ronkende Verklaring van Laken, moesten er géén lijken van de Brusselse kasseien worden geraapt en mocht een Conventie een nieuwe toekomst voor Europa uittekenen. Maar het circus had zijn tenten niet eens opgebroken of daar stond Karel Van Miert om de wierooknevelen weg te blazen. Onze eigen Mister Europe doorprikte vakkundig alle illusies over een Europa dat er nu heel wat gezonder zou uitzien. Nu het voor de regering-Verhofstadt weer business as usual is, blijft Van Miert erbij dat het helemaal niet goed gaat met dat Europa.
Karel Van Miert: Het Belgische voorzitterschap heeft veel geprobeerd en de balans is zeker positief. Een aantal zaken zijn gewoon niemand opgevallen, die zijn door de poeha van Laken ondergesneeuwd. Het voorzitterschap luidde – in perfect samenspel met de Commissie – een nieuwe fase van de liberalisering van de telecom in. De Unie boekte vooruitgang op sociaal vlak, in het dossier vervoer, justitie… Maar buiten het Europese arrestatiebevel keek niemand daarnaar om.
U viel over wat het klapstuk van het voorzitterschap moest zijn: de Verklaring van Laken.
Van Miert: Wat was Laken? Na mislukkingen in Amsterdam en Nice de derde en ultieme poging om het Europese huishouden in orde te brengen vóór de uitbreiding van de Unie. De Verklaring van Laken was gewoon ondermaats. Dat is géén verwijt aan Guy Verhofstadt, want België trok hard aan de kar, maar het blijft een feit: hier red je Europa niet mee.
Wat schort er dan aan?
Van Miert: Laken is een aaneenrijging van vragen en vragen staat nog altijd vrij. Alles wat in het initiële ontwerp van de Verklaring enige richting gaf, al het interessante, is er de laatste dagen of uren uitgesmeten. Er zat in het voorontwerp een minimum aan oriëntatie maar wat heeft de Verklaring uiteindelijk opgeleverd? Drijfzand. Je installeert dan maar een Conventie met een open agenda – dat is positief – maar zonder de richting aan te geven. Laken had bijvoorbeeld moeten erkennen dat een Unie die van 15 naar 25 en later nog meer lidstaten gaat, in een totale impasse belandt als men vasthoudt aan de unanimiteitsregel. Dan zou de Conventie naar concrete voorstellen kunnen zoeken.
Sommigen zeiden daarna: ‘Maar je hebt toch de grondwettelijke vergadering?’ Pardon? Dit is de mensen iets wijsmaken. Je hebt een Conventie, op zich een uitgebreide werkgroep die over alles en nog wat mag nadenken. Je gaat van die club teksten krijgen van: ‘Een meerderheid denkt dit, een minderheid dat…’ Ik ga er zelfs van uit dat – gezien de eminente samenstelling – de Conventie iets waardevols zal afleveren, maar wat koop je daarvoor? Het verbindt alleen de betrokkenen. Verschillende regeringen hebben al gezegd dat zij zich niet gebonden achten door de resultaten van de Conventie. En wat gebeurt er dan? Dan krijg je weer de oude intergouvernementele conferenties waar volgens het eenparigheidsbeginsel elke regering weer met veto’s kan spelen. Verkoop dit niet voor wat het niet is; dit is géén grondwetgevende Conventie.
Jean-Luc Dehaene, ondervoorzitter van die Europese Conventie, beweert dat u antwoorden wilt terwijl de vragen nauwelijks gesteld zijn.
VanMiert: Dehaene ziet het glas halfvol, ik lees wat ik lees in die Verklaring en luister naar wat regeringen zeggen. Bovendien: Jean-Luc maakte twee jaar geleden met een aantal mensen ook al eens een interessant document over Europa. Spijtig genoeg is dat al vergeten. Als Europa genoeg tijd had, was er niks verloren, maar wij hebben geen tijd. De Unie kan nooit tijdig klaar zijn om de uitbreiding op een geordende en verantwoorde manier te sturen. Het stoort mij mateloos dat het huis niet meer bestuurbaar zal zijn. Nu al raken de vijftien het zelden eens over fiscale, sociale of institutionele problemen waar je unanimiteit voor nodig hebt. Het wijzigen van verdragen ligt nog moeilijker. Niet alleen regeringen maar ook parlementen moeten akkoord gaan of – sterker nog – een referendum moet uitkomst bieden. Zelfs als de Conventie iets oplevert, moet iedereen zijn fiat geven, krijg je referenda en dan komt het ratificeren nog. Vergeet niet dat de Ieren onlangs het resultaat van Nice nog afwezen. Zoiets haal je dus nooit vóór de uitbreiding en nadien is het te laat. Als je het nuchter bekijkt, weet je het wel: dit Europa gaat zich klemrijden.
Wat betekent dat dan concreet?
VanMiert: Volgens mij is normale besluitvorming dan uitgesloten. In de toekomst kan zelfs een klein landje als Malta tegen alle lidstaten in, om het even welke verdragswijziging tegenhouden. Leg mij eens uit: wat is dat voor een systeem? Wat heeft dat met democratie te maken? Dat is dus geen hersenspinsel, maar een permanente dreiging. Een aantal spelers, vooral de grote lidstaten, ziet dat blijkbaar graag gebeuren. Zij zeggen doodleuk: ‘Wij trekken onze plan wel.’ Dat doen ze nu al. Kijk naar wat er met Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië gebeurde na 11 september. Dat ging zogezegd over defensie, maar heeft de rest van de Unie daar dan plots niks mee te maken? Je krijgt een uitholling van de zogenaamde communautaire methode, waar iedereen mee aan tafel zit en mee beslist. De grote lidstaten willen dat hoe langer hoe minder. Met die uitbreiding voor de deur raak je dus niet rond met je instellingen die totnogtoe vrij goed functioneerden. Daarbovenop krijg je gegarandeerd veel animositeit tussen de lidstaten. De groten tegen de kleintjes en daartussen de nieuwe lidstaten die zich afvragen waar ze wel zijn beland.
U zegt: de grote lidstaten saboteren de boel?
VanMiert: Ze proberen zich te onttrekken aan de spelregels. Het bijna geniale aan de Europese constructie bestond erin dat grote en kleine landen samen beslisten op basis van uitgekiende procedures. Europa was een rechtsgemeenschap. Dat betekent: iedereen is gebonden door de genomen beslissingen, voert die uit en als dat niet gebeurt, krijg je last met de Commissie en eventueel met het hof van justitie. Die rechtsgemeenschap is ontzettend belangrijk: kleine lidstaten weten dat grote dezelfde beslissingen moeten uitvoeren, ondernemingen weten dat overal dezelfde regels gelden, burgers zijn allemaal gelijk, of ze nu uit Luxemburg of Duitsland komen. Aan die rechtsgemeenschap ontleent de Commissie de macht om tegen de grootste lidstaten of ondernemingen te zeggen: ‘Stop, dit kan niet, jullie gaan over de schreef.’ Nu wordt dit mechanisme ontrafeld en krijg je intergouvernementele overeenkomsten waar vooral grote lidstaten hun wil makkelijker kunnen doordrukken.
Dat wankelende Europa slaagt er toch in, blijkbaar met succes, een eenheidsmunt op de markt te zetten?
Van Miert: Als Europa echt als gemeenschap functioneert, levert het prima werk. Een voorbeeld zijn de onderhandelingen over de wereldhandel – waar overigens minister Annemie Neyts, weer bijna zonder dat iemand het zag, heel goed werk leverde. Ander sprekend voorbeeld: de euro. Die kwam er dankzij overtuigde Europeanen die een Himalaya van scepticisme en weerstand overwonnen. De inspanningen zijn vroeger geleverd door mensen als Jacques Delors of de verguisde Helmut Kohl die daarmee zijn eigen volk tegen de haren in streek. Nu duiken er ministers van Financiën op die glunderend op de foto staan, maar die een paar jaar geleden nog voor veel tegenwind zorgden. Het gemeenschapsbelang, dat vergeten de meeste lidstaten nu, zeker de grote. Zij zeggen gewoon: ‘Doe maar bij de buren, maar niet bij ons.’
Waarom marcheerden die grote lidstaten vroeger wel mee?
Van Miert: Duitsland bijvoorbeeld moest na de oorlog weer aanzien verwerven. Frankrijk achtte zich de natuurlijke leider en ter wille van het eigen belang hadden ze allebei Europa nodig. Zo ontstond de fameuze as Parijs-Bonn. Nu hervallen wij in de diplomatieke rivaliteit van landen die geen eersterangsrol meer kunnen spelen. Ook militair niet, want ook al heb je kernwapens, de Amerikanen behandelen je toch als een soort onderaannemer. Ach, die bedevaarten van Fransen, Duitsers en Britten naar Washington om op de foto te mogen met George W. Bush en te doen alsof ze allemaal zo verschrikkelijk belangrijk zijn. De Unie? Die mag dan in het beste geval als decor dienen.
Verval ik nu in pessimisme? Ik zeg niet dat het nu alleen nog bergaf kan, wel dat wij op dit ogenblik snel naar een politieke en institutionele impasse gaan. Feiten blijven intussen feiten. Neem die euro, die wij dus te danken hebben aan inspanningen uit het verleden. Zelfs daar zit niet alles goed. Je hebt één munt, één centrale bank, maar niemand die geloofwaardig en aanspreekbaar is voor het economisch beleid van euroland. Je hebt vooral géén sterke coherente economische politiek. Als alles goed loopt, lijkt dat misschien niet zo belangrijk, maar wanneer het iets moeilijker wordt en je hebt geen goed economisch beleid, ga je uit de bocht. Wie nu zegt: ‘We hebben de munt en dat is genoeg’ vergist zich grondig en vroeg of laat loopt dat mis.
Zit Europa echt in zo’n schizofrene situatie?
Van Miert: Dat is zo. Europa gaat soms heel ver, bijvoorbeeld met de euro, maar de rest volgt dan niet. Een andere paradox is het regionale Europa. De regio’s gaan zich meer en meer als staten gedragen maar zijn te klein om de problemen aan te kunnen. Sprekend voorbeeld: Italië en Umberto Bossi. Grotere gehelen worden in de toekomst nog belangrijker. De bevolking van Europa verschrompelt. Duitsland, het grootste land van de Unie, telt nu goed 80 miljoen inwoners. Over twintig jaar staan de Duitsers met 60 of 70 miljoen wereldwijd slechts op nummer 20. Na de uitbreiding heeft de Unie een half miljard inwoners, maar dat moet je vergelijken met bijvoorbeeld China. Als je een paar generaties vooruit wilt kijken, weet je dat Europa alleen door verdere eenmaking kan meetellen.
Waarom krijgt men dat proces niet meer op gang?
VanMiert: Omdat onverschilligheid, euroscepticisme en regionale navelstaarderij bijna overal de overhand krijgen. Als ik zo’n club in Nice of Laken bezig zie, weet ik dat het zo niet kan. De man in de straat lijkt instinctief beter dan sommige regeringen aan te voelen dat een Unie met de huidige vetorechten onmogelijk normaal kan functioneren.
Maken enkele mensen aan de top het verschil?
VanMiert: Voor een stuk wel. Je had vroeger overtuigde Europeanen die voluit voor een eenheidsmarkt of een eenheidsmunt gingen. Maar hoe wil je nu burgers overtuigen als heel wat regeringsleiders zelf een onverschillige indruk geven? Ik zie politici constant met natte vingers in de lucht om te zien waar de wind vandaan komt. Zo’n dossier als het Europese arrestatiebevel is toch onwaarschijnlijk? Jaren zit dat strop, je hebt 11 september nodig om tot een akkoord te komen. En of Italië het echt gaat toepassen, is uiterst twijfelachtig. Je zou geloven dat Europa alleen nog dankzij grote accidenten vooruitkomt. De huidige generatie politici is van het slag we take it for granted.
Valt in die omstandigheden Commissievoorzitter Romano Prodi niet door de mand?
VanMiert: Ik doe niet mee aan dat hypocriete spelletje. Iedereen belaadt Prodi met alle zonden van Israël. Goed, dit is ondanks een aantal sterke Commissarissen ook een verzwakte Commissie. De lidstaten en regeringen riepen wel om een sterke Commissie maar deden dikwijls alles – en doen dat nog altijd – om de poten onder de stoel van die Commissie uit te zagen. Prodi is de bliksemafleider. Het probleem ligt niet in de eerste plaats bij hem of zijn Commissarissen, maar buiten de Commissie, dáár loopt het mis. Niemand kan me van dat idee afbrengen. Ik draai iets te lang mee om mij nog te laten verblinden door peptalk of door loos gepraat van spin doctors.
Wat hebt u tegen die mensen?
VanMiert: Spin doctors dragen niet noodzakelijkerwijze bij tot meer vertrouwen van de burger in de politiek. Mensen betalen om dingen op te kloppen of er een draai aan te geven, wat moet je daarmee?
Bijvoorbeeld verkiezingen winnen zoals Tony Blair?
VanMiert: Als er niks achter steekt, blijft dat niet duren. Ik ben daar heel conservatief in: zeg de mensen gewoon wat er aan de hand is. Als het botst, goed, dan is het maar zo. Als iets tegenvalt, zoek dan toch niemand om daar een strik rond te draaien.
U zit in raden van advies of van bestuur van de grootste ondernemingen van Europa. Die lui die u daar ziet, delen uw europessimisme toch niet?
VanMiert: De meesten wel. Ik heb hier een recent document van de Europese rondetafel van ondernemers. Wat vraagt die club? Een sterker Europa met letterlijk meer democratische processen, doorzichtige decision making, meer democratie bij het aanwijzen van een Commissievoorzitter, een sterkere Commissie en ga zo maar verder. Dit zijn dus ondernemers. Dan denk ik bij mezelf: verdorie, als in de Verklaring van Laken een paar van die dingen zaten, stonden wij een heel stuk verder. Maar nee, ondernemers die politici passeren, daar sta ik paf van.
Bedrijven hebben natuurlijk veel aan Europa te danken; van de eenheidsmunt tot het Europa van de ondernemer.
VanMiert: Voor hen is Europa niet alleen rozengeur en maneschijn, het betekent ook een open en hardere concurrentie. Oké, zij hebben een eigen agenda, ze kennen de wereld en weten waar zij het best mee gediend zijn. Als de Amerikanen hun bedrijven een fikse duw in de rug geven, kunnen Frankrijk of Duitsland op zich daar weinig tegen doen. Alleen een sterk Europa kan dat. Als Europa zijn ondernemingen niet verdedigt, raak je op vele andere vlakken in de problemen. Dat betekent minder banen, minder geld voor onderwijs of gezondheidszorg. Het gaat dus niet alleen om de winst van een paar ondernemers.
Naast uw internationale mandaten zit u ook nog in een forum dat van Vlaams minister-president Patrick Dewael moet nadenken over Vlaanderen. U beweert dat dit geen politiek instrument is maar…
VanMiert: Momentje, dat is zo, anders zou ik daar niet zitten. Ik heb mijn politiek leven gehad en koester niet de minste ambitie om ooit nog terug te komen. Wij vervangen geen werkgevers, geen vakbonden, geen middenveld en zeker geen politici. Wij zijn – zoals Dewael het noemde – de luis in de pels die een maatschappelijk debat moet stimuleren. Dit is een bezinningsgroep die zijn tijd moet krijgen. In opgeklopte lucht en mediagenieke stunts heb ik geen zin.
Waarover praat u dan?
VanMiert: We proberen bijvoorbeeld de vroegere analyses van Luc Huyse over politieke en maatschappelijke verhoudingen te actualiseren. Wat betekenen die voor onze regio of onze samenleving? Hoe kun je dat leven daar kwalitatief verbeteren? Wij zijn geen goeroes en wagen ons niet aan voorspellingen – meestal is dat allemaal nonsens – maar delen onze inzichten en ervaringen. Dat is het. Ik geef toe: als ambitie is dat dus beperkt.
Is dit geen theekransje dat mag nadenken over een van de meest welvarende regio’s van de wereld? Met dezelfde vrijblijvendheid als de Europese Conventie?
VanMiert: Zeker niet. Iedereen weet dat wij géén grondwet gaan schrijven. We willen niet in politiek vaarwater terechtkomen en als dat wel gebeurt, ben ik daar meteen weg. Waarom kan zo’n club enig belang hebben? Wij hebben de traditie niet om vooruit te denken en Dewael heeft dat als een pertinente lacune ervaren. Hoe werkte de politiek waar ik lang heb ingezeten? We flansten snel iets in elkaar, zochten wat gerichte adviezen van bevriende experts en daar gingen wij weer. Het was improviseren van jewelste en veel te veel politieke koehandel. Visie op lange termijn, dat was niet aan de orde. U zegt weliswaar terecht dat wij dit doen in een rijke regio. Goed, maar rijkdom is fragiel. Kijk naar Sabena. Eén faillissement jaagt een schokgolf door het hele land.
U hebt daar dus zitting als onafhankelijke? Net zoals in uw raden van bestuur.
VanMiert: Klopt. Wat ik doe, doe ik als onafhankelijke. Dat geldt ook voor mijn bestuursmandaten en aandelen koop ik niet. De universiteit van Nijenrode of die bedrijven vragen mij heus niet als politicus. En als dat wel gebeurt, pas ik. Daar lijkt iedereen mee te kunnen leven, want de vragen om bijvoorbeeld beheerder te worden, blijven komen.
Terwijl u, zo beweert u toch, in feite alleen beheerder van uw tuin zou willen zijn?
VanMiert: Na mijn job als Commissaris dacht ik: alles zakt nu langzaam weg, je wordt snel een has been en daar kon ik mee leven. Maar het tegendeel bleek waar. Nu, ik ben een verschrikkelijke gelukzak. Ik zit dankzij mijn werk voor de universiteit en dankzij die mandaten met mijn neus op de dingen. Net zoals toen ik Commissaris was en dat vind ik verschrikkelijk leuk. Je moet af en toe geluk hebben. Zoals met Lernout & Hauspie. Jo en Pol vroegen mij, ik kon daar niet op ingaan maar Dehaene had minder geluk. Soms valt het ronduit tegen. Zoals met Swissair. Ik zat in de raad van advies – niet in de raad van bestuur, zoals wordt beweerd – en vergiste mij net zoals vele anderen in het bedrijf.
Stel: SP.A-voorzitter Patrick Janssens belt u om voorzitter van de raad van bestuur van de VRT te worden?
VanMiert: Eén: de kans dat Patrick Janssens mij belt, is bijna nul. Dat gebeurde totnogtoe één keer: toen Janssens de eerste keer kandideerde voor het voorzitterschap. Twee: ik zou het niet doen. Ik heb zoiets al eens geweigerd. Ik werd gepolst voor Sabena maar men zei er meteen bij: ‘Dan zetel je voor de SP.’ Ik heb daar geen seconde over moeten nadenken en heb bedankt.
Ziet u de SP-kameraden nog wel eens?
Van Miert: De contacten zijn zeer sporadisch omdat ik die periode heb afgesloten en omdat er sinds die rottige Agusta-affaire iets gebroken is dat nooit meer hersteld wordt. Enkele echte vrienden zoals Freddy Willockx zijn gebleven en met Steve Stevaert heb ik een uitstekende relatie. Wat ik het leukste vind, is dat mij onbekende militanten mij blijven aanspreken. Zo’n mep op je schouder, dat doet me nog altijd iets, het geeft zin aan wat je gedaan hebt. Voor de rest heb ik soms het gevoel dat ik mij moet verontschuldigen omdat wij vroeger 28 procent van de stemmen behaalden. Maar: ik verander nooit van partij. Das kommt nicht in Frage. Ik blijf sociaal-democraat.
Ook al gaat ‘uw’ SP een heel andere kant op? Al stormt die niet meer de straat op om bijvoorbeeld het onderwijs te verdedigen?
Van Miert: Daar denk ik dan het mijne van. Soms bekruipt me de zin om daar bijvoorbeeld iets over te schrijven. Gelukkig kan ik me dan redelijk goed tegen mezelf beschermen. Er worden al zoveel columns geschreven waarvan je denkt: jongen, weer een kans voorbij om gewoon je mond te houden. Dat cliché van de oude nestor die aan de touwtjes trekt, gaat voor mij zeker niet op. Ik heb er geen zin in mensen die het nu maken af te vallen, maar ik heb evenmin zin om dingen te vertellen waar ik niet achter sta. Ik zou mezelf dan een grote onnozelaar vinden of een papegaai. ‘Zal ik het nog eens zeggen en nog eens?’ Dat is toch zo zielig. Vroeger had ik vlak vóór verkiezingen, in campagnes altijd al dat papegaaiengevoel als ik vijftig keer dezelfde speech had afgedraaid.
Wat deed u daartegen?
VanMiert: Aftellen bijvoorbeeld. Nog zoveel dagen te gaan. Denken aan mijn tuin. Of een gedicht in de auto schrijven.
Heeft u nog een kaart van de SP.A?
VanMiert: Ik geloof van wel. Hoewel, heb ik mijn lidgeld nu betaald?
Jos Grobben
‘Ik zie politici constant met natte vingers in de lucht om te zien waar de wind vandaan komt.’
‘We hebben de traditie niet om enkele generaties vooruit te denken.’
‘Ik draai iets te lang mee om mij te laten verblinden door loos gepraat van spin doctors.’