Het klein en middelgroot bedrijf probeert zich te bevrijden van het juk van de grote ondernemingen. Want tenslotte is Europa een economie van kmo’s.
In Cafe Damals, op het nummer 3 van de Rathausgasse, is de keuze moeilijk: een Sissi Melange, een Kaiser Melange of zou een Maria Theresia kaffee beter in de smaak vallen? Het moge duidelijk wezen: de Habsburgers zijn hier gepasseerd. In het eerste stuk van de vorige eeuw hadden ze in Baden bij Wenen – bekend om zijn thermale bronnen – hun zomerresidentie. Ook Ludwig von Beethoven liep hier langs. Aan de Rathausgasse nummer 10 werkte hij zijn negende symphonie af met de Ode an die Freude, nu het volkslied van Europa.
Alleen dat al maakt Baden een zeer geschikte plaats voor Europese conferenties. Verder ligt ook het Biedermeier-sfeertje dat in het stadje is blijven kleven, de eurocratie goed. Niemand neemt er dan aanstoot aan dat de toekomst van de kleine en middelgrote ondernemingen ter discussie staat tussen de roulettetafels en de gokautomaten van het Congress Casino Baden.
Globale economie, goed en wel, maar dit is het tijdperk van de kmo. Op de junitop in Cardiff concludeerden de Europese staatshoofden en regeringsleiders dat de kleine en middelgrote ondernemingen de basis vormen voor de economische kracht van de Unie. Er valt ook niet naast te kijken: de 18,5 miljoen kmo’s in Europa, waarvan de grote meerderheid minder dan tien werknemers telt, draaien ruim 60 procent van de totale omzet en vertegenwoordigen 66 procent van de werkgelegenheid.
Het klein en middelgroot bedrijf swingt de pan uit. Dat grote ondernemingen zich terugplooien op hun kernactiviteiten biedt mogelijkheden aan onderaannemers en toeleveranciers, nieuwe dienstenbedrijven ontstaan alom, de groei van de informatietechnologie en de telecommunicatie schept grote kansen voor kleine creatieve starters. Het overwicht van de groten verzwakt, de financiële sector herstructureert volop en de industrie kalft af. Europees Commissaris Christos Papoutos schoof het in Baden vooraan in de herinneringen: “Grote nieuwe werkgelegenheid komt alleen van kmo’s.” Die vaststelling veroorzaakt een politieke ommekeer: het beleid begint de kmo te koesteren.
De RONDETAFEL IS EEN SLUWE ZET
Het Oostenrijks voorzittersschap van de Europese Unie doet er veel aan om de kmo-gedachte in het Europees beleid te integreren. Klein und gemütlich, dat ligt Wenen wel.
De Unie was het klein en middelgroot bedrijf nochtans vergeten. Steuninstrumenten en nog meer rapporten en aanbevelingen, dat wel, maar niet eens een kmo-ministerraad zoals die wél bestaan voor de landbouw en de visserij. De Belgische kmo-minister Karel Pinxten (CVP) zou dat wel nuttig vinden, maar politiek valt zoiets niet in een handomdraai te regelen. Zijn Oostenrijkse collega van Economische Zaken Hannes Farnleiter speelde het spel sluw. Hij riep in Baden een rondetafel van kmo-ministers, europarlementsleden en sociale partners bijeen en versterkte het signaal met een publieke Europäisches Forum over “De kmo tijdens de groeifase”. Daar zal de Europese ministerraad van industrieministers – die de Duitsers straks, na nieuwjaar, voorzitten -, wel even rekening mee moeten houden.
Karel Pinxten vond de zet zo slim en belangrijk dat hij de ministerraad van Landbouw in Sankt-Wolfgang niet als excuus voorwendde om uit Baden weg te blijven. De landbouwminister laat zijn kmo’s niet in de steek en durfde, althans in de coulissen, boute verklaringen af te leggen. “Het hele beleid is geïnspireerd door de grote ondernemingen. De kracht van het geld in de plaats van de macht van het aantal. Daar moet meer evenwicht in komen.”
Impliciet duidt hij daarmee de frustratie aan van de kleinere ondernemers. Zij voelen zich ondergewaardeerd door de politiek, de financiële wereld, de sociale organisaties. Een overblijfsel nog van het traditionele middenstandsdenken. Want ook de kmo-wereld kent zijn interne tegenstellingen: tussen de beenhouwer en het kleine softwarebedrijf, de advocatenassociatie en de aannemer, de werkgever met één en die met 250 medewerkers. Naar Europese normen is een kmo een bedrijf met maximum 250 werknemers, in België zakt het plafond naar 50 medewerkers.
De kmo-wereld probeert zich te bevrijden van het juk van het grootbedrijf. Twee bedrijfswerelden naast mekaar als het ware. Dat vindt in Baden ook Kris Peeters, de secretaris-generaal van het Belgische NCMV, de organisatie van zelfstandige ondernemers. “Europa doet het verschrikkelijk goed als men kijkt naar de winsten van de grote ondernemingen. Maar dat is niet de wereld van de kmo’s.”
De Vlaamse hoogleraar Rik Donckels, nu ook voorzitter van de Cera Holding, kan wetenschappelijk bewijzen dat heel veel van de economische en sociale wetgeving ontstaan is uit de leefwereld van de grote ondernemingen. “Maar de leefwereld van de kmo’s is een heel andere. Ook al omdat driekwart van die ondernemingen familiebedrijven zijn.” Afstandelijker dan de betrokkenen kan Donckels vaststellen dat de tegenstelling tussen de beide ondernemingswerelden voorbijgestreefd is – of zou moeten zijn. Nu gaat het om complementariteit, toelevering en samenwerking.
Uiteindelijk komt een kmo-conferentie snel op het sociale vlak terecht. Dat was in Baden zo, net zoals in Milaan vorig jaar. De druk van de arbeidswetgeving en de sociale-zekerheidslast blijft traumatiseren. Ten onrechte, want kmo’s hebben nog wel wat andere katten te geselen. De bureaucratie en de reglementitis, waaraan Europa nog zieker is dan zijn lidstaten. Het zwartwerk, dat de bonafide ondernemingen uit de concurrentie duwt. De financiering door kredietinstellingen, “die reticent zijn om risico te nemen”, klaagt Pinxten.
AAN DE TAFEL IS GEEN PLAATS
Natuurlijk hebben de kmo-verenigingen en hun overkoepelende Europese organisatie, de Union Européenne de l’Artisanat et des Petites et Moyennes Entreprises (UEAPME) een punt met hun klacht dat zij niet bij de Europese sociale dialoog betrokken zijn. Europa mag dan wel de kmo’s tot economische basis uitroepen, bij het sociaal overleg wil ze er niets van horen. De bijbel van de Best-task force adviseerde de Europese raad al: “De stem van de kmo moet beter worden gehoord in Europa. De eerste taak bestaat er dan ook duidelijk in er voor te zorgen dat de bedrijfsorganisaties van de kmo op voet van gelijkheid aan de Europese sociale dialoog deelnemen”.
De Europese werkgeversvereniging Unice vindt dat prietpraat, aangezien zij ook de kmo’s vertegenwoordigt. Daar moesten ze in Baden hartelijk om lachen. Iedereen weet dat de grote bedrijven het schone weer uitmaken bij de patronale sociale partner. Pinxten: “Unice kan geen twee meesters dienen. De kmo’s moet een aparte vertegenwoordiging krijgen in de Europese sociale dialoog.” De minister moet zijn voorbeeld niet ver zoeken: dat Europa gewoon de Belgische overlegstructuur overneemt, waarin de representatieve kmo-organisaties NCMV en de Waalse UCM naast het Verbond van Belgische Ondernemingen en de vakbonden zitten.
“We kunnen ons niet de luxe permitteren te mislukken met het sociaal overleg”, benadrukte Pinxten op de rondetafel. Een fijne verwijzing naar de mogelijkheid dat het Europees Hof van Justitie elk sociaal akkoord kan ontkrachten. Het Sociaal Protocol van Maastricht schrijft immers voor dat Europese akkoorden in geen geval administratieve, financiële en juridische hinderpalen mogen opwerpen voor kmo’s. “Die kmo-exceptie hangt als een Zwaard van Damocles boven elke sociale afspraak.”
Tegen het akkoord over het ouderschapsverlof trok de Europese kmo-vereniging effectief naar het Europees Hof van Justitie. De klagers kregen geen gelijk: de kleine en middelgrote ondernemingen zijn voldoende vertegenwoordigd door Unice, oordeelden de rechters. “Maar een volgende keer kan het wel eens anders uitdraaien”, waarschuwt de Belgische minister.
Het geruzie heeft een doctrinaire basis. Het sociaal Europa van de kmo’s moet er anders uitzien, met minder reglementen en meer markt. Klaus Bünger, de Duitse staatssecretaris, vertolkte die gedachte kort en bondig op het Europees Forum: “Arbeidsplaatsen ontstaan in de markt, men kan ze niet opleggen.” Kris Peeters zorgde voor een toelichting. “Nu krijgen de kmo’s uitzonderingen op de Europese sociale regelgeving. Wij moeten de sociale dialoog op zijn kop zetten. Aangezien 90 procent van de ondernemingen klein of middelgroot zijn, moet voor het Europees beleid de kmo de regel worden en de grote onderneming de uitzondering.” Op de tribune in het Casino kreeg de man applaus die Europa opriep “eerst klein te denken.”
Guido Despiegelaere