In Voeren is de taalstrijd geluwd. Vlagvertoon is er folklore geworden, graffiti verbleekt. Maar vrede is er nog niet in zicht. Gemengd nieuws uit een stukje allemansland.

‘Geef mij maar een half om‘, roept Christel. ‘Dat drinken we hier allemaal. Een halfje zwart bier en een halfje pils in één glas, en met een rietje. Dan zijn we sneller teut.’

Ze is achttien, maar vanavond even niet. Het is Ouw Wieverbal in ‘s-Gravenvoeren, bal van de oude wijven. Pas om middernacht mag haar masker af. Of ze morgenavond ook naar het carnavalsfeest gaat verderop, in Sint-Martens-Voeren, in het Centre Culturel et Sportif? ‘Ben je mal?’

Ze zou wel willen, verzusteren en vooral verbroederen wellicht. Maar ze kent de jongeren van het dorp verderop nauwelijks. De generatie van haar ouders heeft ervoor gezorgd dat ze elkaar nooit hoeven tegen te komen. Gescheiden werelden. Christel kent wel een paar Franstalige jongeren die door hun ouders naar de Nederlandstalige provinciale school in ‘s-Gravenvoeren zijn gestuurd. ‘Maar die scholieren hebben het niet gemakkelijk.’ Directeur Edmond Peters richt zich uitdrukkelijk niet tot de Franstaligen van de streek. ‘Kinderen van gemengde huwelijken zijn natuurlijk welkom’, zegt hij. ‘En veel Franstaligen willen dat hun kind straks ook perfect Nederlands kan omdat dit nu eenmaal noodzakelijk is in deze euroregio. En verder houden we de politiek buiten de schoolpoort.’

Niemand in Voeren doet aan politiek. Maar de politiek zit er in alle poriën. Ook in het verenigingsleven is de generatie van Christels ouders in een vaak subtiel gevecht verwikkeld om de ziel van de jongeren. Een gevecht tussen Franstaligen en Vlamingen. Of juister, tussen Luiksgezinden en Limburgers.

Want je haalt ze er niet uit op straat, en zeker niet in de cafés in tijden van carnaval. Zelfs in de cafés van ‘s-Gravenvoeren waar in de heetste politieke jaren de vechtersbazen van de VMO hun dorst kwamen lessen, wordt vlotjes overgeschakeld van Nederlands op Frans en terug. Geen Voerenaar of hij spreekt beide talen, en begrijpen doet hij ze zeker. En het liefst van al spreken ze hun Limburgs Plat.

Ook de Nederlanders kun je amper van de Belgen onderscheiden. Ook zij spreken het Plat, of hetzelfde Limburgs gekruide Algemeen Nederlands. Jef Elsen, verantwoordelijke van cultureel centrum Voerpoort uit Moelingen, heeft een enquête uitgevoerd bij de jeugdverenigingen. Sommige ‘Vlaamse’ verenigingen wisten niet eens dat het merendeel van hun leden uit Nederlandse staatsburgers bestaat. Die Nederlanders komen ook sporten in het grootste sportcomplex van de streek, het Centre Culturel et Sportif – tevens het kantoor van Retour à Liège. Ze worden er vlot geholpen door de vrienden van José Happart, in het Nederlands. Drievierde van de Voerense horecazaken is overigens in handen van Nederlanders.

En bloedworst met gebakken appeltjes of wildpaté met perenstroop lusten ze ook allemaal.

Dat is dus Voeren. Een gemoedelijke bende. Kosmopolitisch op hun kluit. Een glooiend kruispunt tussen Aken, Maastricht en Luik. Befaamd om zijn wilde orchideeën, de geur van appel- en perenbloesems, maretak in de bomen.

Maar dit is ook Voeren. De politieke geschiedenis heeft er een suprawerkelijkheid gecreëerd. De vorm, de taalgrens van 1963, heeft de streek een inhoud gegeven die zich bij een eerste oogopslag niet prijsgeeft. Ondanks de taalmix zijn er officieel vier Vlaamse carnavalsverenigingen in Voeren, en nog eens een handvol Franstalige.

Structuren zijn vaak arbitrair, maar daarom niet minder dwingend. Dat was zo toen in 1839, negen jaar na de Belgische onafhankelijkheid, de streek rond Maastricht naar Nederland ging. En de Voerstreek bleef in België. ‘Een historische vergissing’, oordeelt Jef Elsen. Ook arbitrair waren de talentellingen van voor 1963. In 1930 kleurden die Vlaams omdat Vlaams goed in de markt lag. Na de oorlog kleurden ze Franstalig, want het AVV/VVK had zijn gezicht verbrand. Als de volksteller aanbelde, konden de Voerenaars een muntje opgooien. Zuiver Nederlands of zuiver Frans bestond en bestaat in Voeren alleen bij nieuwkomers.

Sinds de vorige gemeenteraadsverkiezingen van 1994 zijn de gescheiden structuren nog verdiept, verinnerlijkt.

‘Ouija’ (Spreek uit: wiejàà. Kreet waarmee in de Voerense gemeenteraad gestemd wordt)

In de heuvels van Moelingen, ‘s-Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren, Sint-Pieters-Voeren, Teuven en Remersdaal is alles politiek. Wat er taant en wat er fonkelt. De nieuwe straatnaambordjes bijvoorbeeld, een tot fontein omgebouwde milieubox, of de opgeknapte oorlogsmonumenten. Die details zeggen vandaag meer over politiek dan de inmiddels verbleekte slogans die vooral in de jaren tachtig op asfalt en gevels verschenen.

Zelfs de rijzige Christus voor de kerk van ‘s-Gravenvoeren die een nieuwe lik goudverf kreeg, heeft een boodschap. De kerk staat er anno 2000 nog altijd niet in het midden. In Voeren gaat nog jaarlijks een indrukwekkende Heilige Processie uit. De oudere Vlamingen weten nog waarom. Ze weten dat het niet louter met devotie te maken heeft. Zoals ook de restauratie van de talrijke kapelletjes in 1994, rijkelijk gesubsidieerd door Bilzenaar en toenmalig Vlaams minister van Monumentenzorg Johan Sauwens (VU), niet louter een kwestie van openbaar kunstbezit was. Ze weten ook waarom een van de twee Vlaamse culturele centra, het Veltmanshuis, vernoemd is naar een pastoor uit de jaren twintig.

‘Als Voeren naar Limburg is gegaan, heeft dat ook met toeval te maken’, vertelt zeventiger Jaak Nyssen. ‘Met de toevallige getalsterkte van mensen die zich Nederlands- of Franstalig noemden, want dat wilde al eens wisselen. Met macht, veel macht. En met politieke koehandel ook. In de zomer van 1962 was de discussie over de taalgrens gekoppeld aan een belastinghervorming. Dat is allemaal veel doorslaggevender geweest dan onze rol vanuit de streek zelf.’

Nyssen, tegenwoordig het heemkundig geheugen van de Voerstreek, begon in 1961 met een onderwijzer van Moelingen een busje in te leggen om middelbare scholieren naar Tongeren te vervoeren. ‘Dat er een taalgrens zou komen, hing wel al in de lucht. Maar er was zeker officieel nog geen sprake van een overheveling naar Limburg. Wij reden met ons busje op en af, dat was alles. Eén keer hebben we een pamfletje gestencild waarin we schreven dat het nuttig zou zijn, mocht Voeren naar Vlaanderen gaan én dat er in dat geval in de scholen van Voeren ook degelijk Frans moest worden onderwezen. Zo is het altijd gegaan, met geven en nemen. Later heette dat dan “faciliteiten”. Vier van de zes burgemeesters van Voeren hebben ons pamfletje nog ondertekend.’

‘Maar onze invloed was kleiner dan die van de zes pastoors. Twee van hen maakten in de jaren dertig deel uit van een groepje Vlaamsgezinde seminaristen en ze traden in de voetsporen van pastoor Veltmans die er mee voor heeft gezorgd dat de volkstelling van 1930 zeer gunstig was voor de Vlamingen. Ze waren bevriend met de Limburgse gouverneur Louis Roppe. En zo klitte dat een beetje samen.’

Uit dank en sympathie dus, nog altijd een beetje, de processie, de kapelletjes, de fel blinkende Christus op het Kerkplein.

België mag zich gelukkig prijzen dat de Voerstreek nooit godsdiensttwisten heeft gekend. Anders was de Heilige Processie wellicht uitgegroeid tot zoiets explosiefs als de Noord-Ierse Oranjemarsen.

En het mag nog een groter geluk heten dat Voeren in ’40-’45 geen Meensel-Kiezegem is geworden. Hoe fel het er sinds de overheveling van Luik naar Limburg in 1963 soms ook toeging, niemand heeft ooit met goed fatsoen misbruik kunnen maken van het oorlogsverleden van de een of de ander.

De enige die er ooit in een zwart uniform heeft rondgelopen, was een Slovaak. En op een dokter en een rijkswachtcommandant na heeft ook het verzet er nooit moedige of drieste daden moeten verrichten. Wie in handen viel van de Gestapo heeft dat nooit aan Vlaamse verklikkers kunnen wijten. De Duitsers hadden dat zwarte volkje in de Voer overigens niet nodig, zo dicht bij de grens. Ze konden vanuit Aken alles met hun eigen ogen volgen. Infiltranten staken ’s morgens met de fiets de grens over en waren ’s avonds voor het donker weer thuis.

Retour à Liège heeft het wel eens geprobeerd, twijfel zaaien over dat verleden. Hier en daar kun je op het asfalt nog de naam van de Vlaamse schepen Huub Broers ontcijferen, versierd met een hakenkruis. En onlangs nog, op 11 juli, hing José Happart een pancarte naast de Vlaamse leeuwenvlag: ‘ le drapeau de la collaboration‘.

Dat was een beetje dwaas van José. Zeker, het Vlaams Nationaal Verbond (VNV) had ook in de zes dorpen een pak kiezers zoals elders in Vlaanderen. Maar dat geldt ook voor Rex van Léon Degrelle. En Happarts vader was een van hen. Ook de man die lang voor Happart het gezicht was van de strijd tegen de vervlaamsing van Voeren, behoorde tot een familie van rexisten. Dat was Graaf de Sécillion, vijftig jaar burgervader van Teuven geweest. Voor het leven, zoals zijn schoonvader vijftig jaar voor hem.

‘Een graag geziene man’, zegt Nyssen. ‘Als de kinderen hun plechtige communie deden, kregen ze allemaal een gratis kostuum van hem. Ja, hij was rexist, maar allez… Tijdens de oorlog zelf was dat ook al geluwd. We hebben dat toen een beetje uitgebuit. Ach, beide kampen hebben hier altijd van dik hout planken gezaagd. Zo zijn we diep in de archieven gedoken om te kunnen bewijzen dat De Sécillion zijn graaftitel niet volgens de Belgische wet had verkregen, maar dat het een erfstuk was van voor de Franse Revolutie. Dat het een typisch Bretoense nobiljon was. Ik denk niet dat Happart het goed had kunnen vinden met hem. Of het moet op de jacht geweest zijn.’

Op dezelfde manier, maar dan omgekeerd, kunnen de Happartisten geen munt slaan uit herinneringen aan aanwijsbare Vlaamse wapenfeiten. Als José met zijn collaboratievlag zwaait, hoopt hij eerder te profiteren van een in heel Franstalig België latent bestaande associatie tussen Vlaams, Vlaams Blok en nazisme.

Overal in Vlaanderen overigens, langs de taalgrens, herinneren oudere Vlamingen zich dat ze in de jaren voor en na 1963 uitgescholden werden voor ‘ boches‘ ( moffen). Dat ‘sfeertje’ – Vlaams is zwart – bepaalde direct na de oorlog mee de ‘verfransing’ van de Voerstreek. Het verklaart waarom er na de overheveling van Voeren zo massaal gemobiliseerd kon worden vanuit Luik. De Kamer keurde voor de zomervakantie van 1962 de taalgrens goed, maar door het verzet van de socialisten weigerde de Senaat dat te bekrachtigen. Er werd, zoals dat toen ook al heette, getemporiseerd. ‘Ik was naar Tongeren gereden om poeder te gaan kopen’, zegt Nyssen. ‘We wilden vuurwerk afsteken omdat we bij Limburg mochten. Het was de poederverkoper die mijn vreugde temperde: “Heb je dan niet gehoord op de radio dat de beslissing nog niet definitief is?” Die zomervakantie van 1962 werd de heetste van allemaal. Over het Veurzerveld kwam een meute op mijn huis toe gestapt, de champetter op kop. Dat was nog helemaal in de sfeer van na de oorlog, van de klopjachten op de landverraders.’

Het leeft nog voort, zij het zeer subtiel, in 2000. Het Franstalige gemeentebestuur heeft weinig centen, maar de verfraaiing van de gedenkstenen ter ere van de gesneuvelden heeft altijd iets mogen kosten. Ter gelegenheid van 11 november vorig jaar patroneerde Retour à Liège ook een brochure over het verzet in de Voer. Geen expliciet kwaad woord daarin over de Vlamingen. Maar wie de gevoeligheden in Voeren kent, weet wat en vooral wie burgemeester José Smeets (RàL) bedoelt als hij in zijn voorwoord schrijft: ‘De trieste conclusie van deze overwegingen is dat een oorlog beetje bij beetje groeit, via welberekende mechanismen die eropuit zijn bepaalde volkeren en etnieën te manipuleren.’ Wie Voeren kent, leest ook het voorwoord van auteur Bep Mergelsberg anders. Ze verhaalt hoe een kind haar ten tijde van de Balkanoorlog vroeg: ‘ Es hie kreeg keumt, is da och kreeg achterum?‘ (‘Als hier oorlog komt, is er dan ook oorlog in onze achtertuin?’)

Wie Voeren kent, weet dat deze brochure niet over een oorlog van gisteren gaat. Bep Mergelsberg is een dissidente van Voerbelangen, de partij van Huub Broers. Ze werd uit de groep gestoten omdat ze haar kind naar de Franstalige school in Sint-Martens-Voeren stuurde. Omdat ze wilde dat haar kroost perfect tweetalig zou zijn. Niemand bij Voerbelangen die over dit laatste struikelt. ‘Maar als dat haar enige bedoeling zou zijn, dan kon ze net zo goed haar kind tien minuten verder naar een officiële school in Wallonië sturen.’ Het schooltje in Voeren wordt bekostigd door het Centre Culturel et Sportif en indirect door de Franse Gemeenschap. Een ‘foute’ school dus, zeker voor wie uit de ruif van Voerbelangen eet.

Het verhaal is nog pikanter dan dat. Mergelsberg heeft zich aangeboden bij Retour à Liège. Ze wil er een plaats op de lijst. Ze heeft ‘uit sympathie’ de brochure over het verzet geschreven. En ze stelt haar eisen. ‘Ze wil de naam van onze partij veranderen’, zucht Bernard Liégois, de directeur van het Centre Culturel et Sportif. ‘Een beetje gênant. Als we eerlijk zijn, ook wij geloven niet meer dat een terugkeer naar Luik er nog in zit. Maar om onze naam te schrappen? Nee, dat ligt veel te gevoelig bij onze oudere aanhangers. We zouden de naam eventueel kunnen uitbreiden, met een verwijzing naar onze eis om de Voer een biregionaal en tweetalig statuut te geven.’

Zo gaat dat in Voeren. Elk verhaal heeft hier een andere kant. Voor elke aannemelijke uitleg bestaat er een even oorbare maar totaal tegengestelde tweede uitleg. Verleden, heden en toekomst hebben hier in alle talen verschillende namen.

‘Einde, Mot, Zwaen, Drink, Kultien, Smidt, Neubau, Graef, Pontus, Born, Vrijthof, Cobus, Popelpoel’

(Straatnamen die het gemeentebestuur wil wijzigen)

Als toeristen sinds kort makkelijker hun weg vinden in de straten van de Voerstreek, is dat te danken aan de helderblauwe straatnaamborden. Tweetalig, maar de Franse naam net iets kleiner dan de Nederlandse en bovendien tussen haakjes. De toerist zal niet eens merken dat die bordjes op privé-domein staan. Ze zijn dan ook niet van de gemeente. Ze zijn betaald en aangemaakt door Voeren 2000, het dienstencentrum dat in 1996 zijn deuren opende in ‘s-Gravenvoeren en dat de facto fungeert als een schaduwkabinet, naast het gemeentebestuur dat met acht zetels tegen zeven nog altijd in handen is van de Happartisten.

Voeren 2000 kwam er met de steun van de Vlaamse regering. Gewezen minister-president Luc Van den Brande (CVP) wilde op die manier zijn gebrek aan greep op het college van burgemeester en schepenen compenseren. Het maakt Voerbelangen tot de enige politieke partij in Vlaanderen die de facto gesponsord wordt door de overheid. Want het zenuwcentrum van Broers’ campagne voor oktober 2000 bevindt zich in de lokalen van Voeren 2000. En Huub zelf werkte tot voor 13 juni 1999 deeltijds onder de vleugels van Van den Brande in diens kantoren op het Brusselse Martelaarsplein.

In Voeren is de politiek verschoven. Van een strijd om de taal van opschriften naar een strijd om bouwvergunningen, subsidies, wegenwerken. Het gaat nu om klantvriendelijkheid. Vlaanderen heeft sinds 1994 zijn modernismen – behoorlijk bestuur annex nieuwe politieke cultuur – geëxporteerd naar Voeren. Voerenaars die menen dat ze administratief gediscrimineerd worden, worden met open armen ontvangen bij Voeren 2000. Daar geven ze tekst en uitleg bij elk formulier, elke procedure. Ze hebben ook zelf een ‘gemeentelijke infogids Voeren’ uitgegeven, even officieus als de Franstalige school in Sint-Martens-Voeren.

De strijd is institutioneel geworden, maar de psychologie van het conflict is dezelfde gebleven. Op elke neutraal lijkende daad van bestuur rust de wederzijdse verdenking van politieke manoeuvres. Aan de overkant van het Luiksgezinde sportcomplex heeft Bernard Liégois een boerderij gekocht. De Franstaligen wilden er een kinderboerderij en negen percelen goedkope bouwgrond van maken. ‘Daar is behoefte aan’, zegt Liégois. ‘Want de minder kapitaalkrachtige Voerenaars, zowel Vlamingen als Franstaligen, worden zo stilaan verplicht om de streek te verlaten vanwege de kostprijs van grond en woningen.’

Voerbelangen zag er een zoveelste poging tot verfransing in. Via Voeren 2000 zette de Vlaamse regering enkele dagen voor de verkiezingen van 13 juni 1999 de procedure in gang om de boerderij te laten beschermen. Want bleken er op die locatie toch wel plots Middeleeuwse fundamenten in de grond te zitten zeker! Jaak Nyssen heeft er lang voor in de archieven gesnuisterd.

Nog altijd kan in Voeren elke redenering worden omgekeerd. Voeren 2000 verantwoordt zijn dienstenpakket met het argument dat het gemeentebestuur discrimineert en bovendien nalatig is. Daarom hangen ze dus op eigen houtje straatnaamborden, zetten ze afvalcontainers op privé-gronden, subsidieert Vlaanderen ook twee culturele centra en de verenigingen die daar onderdak vinden. En het klopt ook dat Smeets en de zijnen nalatig zijn. Dat ze de Vlaamse verenigingen systematisch subsidies weigeren.

Broers en de zijnen hebben dan weer makkelijk spreken want met veel geld kun je overal het beste beleid voeren. En ze kunnen de Voerense kiezer tegelijkertijd beloven dat de belastingen niet omhoog moeten. Want het Vlaamse circuit in Voeren krijgt veel geld van Vlaanderen en Limburg. ‘Als Vlaanderen evenveel geld zou pompen in al zijn andere gemeenten, kon Patrick Dewael zijn belastingverlaging wel vergeten’, weet Jef Elsen. Het Luiksgezinde gemeentebestuur kan alleen op eigen inkomsten een beroep doen, want wettelijk mag de Franse Gemeenschap of Luik niets toeschuiven. Het gebeurt wel, maar dan sluiks, via de ‘verenigingen zonder winst’, zoals het Centre Culturel et Sportif. En omdat de gemeente nalatig is, schorsen de Vlaamse overheid of de Limburgse provincie om de haverklap de Voerense begroting. Wat de gemeente nog lammer maakt, waardoor de Voerense oppositie nog terechter kan voortklagen.

En… ach, genoeg. Zo werkt het dus. In Voeren is iets nooit helemaal waar en nooit helemaal onwaar. Alles is er altijd een beetje pour le besoin de la cause, en voor de Vlamingen hetzelfde. De gemeente weigert de Vlaamse verenigingen subsidies omdat ze er terecht van uitgaat dat die verenigingen toch al voldoende gesubsideerd worden door Vlaanderen. Dat laatste gebeurt omdat ze er terecht van uitgaan dat de gemeente geen steun geeft.

En zo blokkeert alles. Of zo krijg je in Voeren alles in het tweevoud. De boerderij van Liégois staat er maar te staan. De milieuboxen die de gemeente weigerde te verspreiden, worden creatief gebruikt als vogelkastjes. En straks hebben ze zelfs twee gemeentelijke Ruimtelijke Structuurplannen. Voeren 2000 heeft jaren geleden al een studiebureau in Hasselt belast met het ontwerp ervan. De gemeente is pas in 1998 in gang geschoten en heeft op haar beurt een ontwerp gevraagd aan een studiebureau in… Antwerpen.

En alles wat de spiraal doorbreekt, is verdacht.

Zo kon het gebeuren dat de gemeente vorig jaar de Koninklijke Harmonie Cecilia van ‘s-Gravenvoeren als enige Vlaamse vereniging een subsidie aanbood. Uit sympathie, als teken van openheid. De Vlamingen vermoedden een vergiftigd geschenk en de harmonie was zo solidair om het geld te weigeren. Cecilia werd voor deze verzetsdaad in de bloemetjes gezet, vorig jaar bij de uitreiking van de Prijs van de Culturele Raad Voeren. In hun lokaal Kursaal blazen ze dezer dagen nog wat hoger van de toren, want het is carnaval en straks zijn het verkiezingen.

Als Broers in oktober het roer overneemt van Smeets moet het jarenlang opgebouwde parallelcircuit zijn deugd bewijzen. Twee valstrikken wachten hem. Eén, de verleiding van het revanchisme. Zal de Vlaamse meerderheid op haar beurt de infrastructuur van Luiksgezinden droogleggen? Luiksgezinden van het kastje naar de muur sturen als ze iets moeten hebben van de gemeente? En twee, als Broers aan de macht is, zou de Vlaamse subsidiekraan in principe moeten worden dichtgedraaid. Want dan valt ook het excuus van het onwillige gemeentebestuur weg.

Voerbelangen rekent stilletjes op electorale steun van de Nederlanders en de jongeren om Smeets te wippen. Het scheelt ‘maar’ vierhonderd stemmen, op vierduizend. Maar de Nederlanders zijn onberekenbaar. Als Europese buitenlanders moeten ze zich gaan registreren om te mogen stemmen in Voeren. En of ze daarvoor de moeite zullen doen? Voor die ‘gekke Belgen’?

De jongeren dus. De nieuwe generatie die niet meer goed weet waar al die verweerde slogans in het straatbeeld voor staan, en die meer belangstelling tonen voor de WIS-computer van de VDAB die in de kantoren van Voeren 2000 staat opgesteld (jawel, omdat de gemeente er niet van moest weten) dan voor de staatkundige vraag of Voeren nu al dan niet bij Vlaanderen, Wallonië of de beide moet horen. Die jongeren dus, zoals Christel, die de gescheiden structuren straks ongevraagd erven.

‘We maken ons niet dik

puur van politiek

mèèèèt carnaval’

(Voerense schlager)

‘Als onze carnavalstoet in de jaren zestig uitging, moesten we dat in groepjes van vijf doen. En overal rijkswachters. Er is veel veranderd, ten goede’, vertelt René Huynen, voorzitter van KV De Waggelerre, neef van Huub Broers ook.

In de statuten van De Waggelerre staat dat het lidmaatschap onverenigbaar is met een plaats op een politieke lijst. Huub, leraar in de provinciale school waar ook niet aan politiek wordt gedaan, woont de vergaderingen nog wel bij maar niet meer dan dat. ‘Zie je dat volk hier’, zegt René. ‘Driekwart is Waals, schat ik.’ Louter wiskundig kan het moeilijk anders of de vier Vlaamse carnavalsverenigingen tellen onder hun leden nogal wat Luiksgezinden.

Een beetje Luik, een beetje Limburg, half om. En wie nog dieper kijkt, ziet nog meer verscheidenheid in eenheid. ‘Voeren, dat is voor ons ‘s-Gravenvoeren’, zegt Berti, de kersverse prins carnaval 2000. ‘Niet Moelingen, niet Teuven. Wij spreken overigens niet van Sint-Martens-Voeren of Sint-Pieters-Voeren, maar gewoon van Sint-Martens en Sint-Pieters. Hier brandt de lamp, maat, in Voeren. ‘s-Graven dus.’

O ja, wist u trouwens dat in Vlaanderen de straatlichten ’s avonds het eerst in Voeren aanfloepen? Omdat het met zijn 287,5 meter het hoogste en meest oostelijk gelegen punt van Vlaanderen is. En dat de Voerenaars hierdoor een Vlaamse commerciële radio mislopen? Want als die uitzendt vanaf het hoogste punt, schiet hij over de Maasvallei heen en mist hij Moelingen. En willen ze Moelingen er toch bij, dan moeten ze ook over Waals grondgebied en dat mag dus niet. Er is met enig technisch vernuft een mouw aan te passen. Jazeker. De Vlamingen onderzoeken het eendrachtig, hebben het aangekaart bij de Vlaamse regering. Als men er nu eens in zou slagen om de radiogolven selectief door te stralen, of via een omweg over de televisie te jagen, dan zou misschien… Och, laat maar zitten.

(*) Als hier oorlog komt.

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content