Houellebecqs krachtige analyse van een seksueel op de dool zijnde mensheid verschuift in De kaart en het gebied naar zijn fascinatie voor de dood. ‘De mensheid telt meer doden dan levenden.’
Jed Martin is een wereldberoemd kunstenaar. Zijn grote doorbraak komt er mede dankzij een essay dat ene Michel Houellebecq aan zijn werk wijdt. Ja, de auteur poneert zich in zijn nieuwe roman met zichtbaar plezier als personage. Martin en Houellebecq vinden elkaar in hun argwanende houding tegenover de wereld. Er groeit iets wat ooit vriendschap zou kunnen zijn, maar hun prille camaraderie wordt gruwelijk in de knop gebroken.
Martin maakt furore met foto’s van Michelinkaarten. De titel van zijn expositie spreekt boekdelen: ‘De kaart is interessanter dan het gebied.’ De vraag of een kunstzinnige representatie boeiender is dan de werkelijkheid zelf, loopt als een rode draad door de roman. De kaart en het gebied is een reflectie over de waarde van kunstenaarschap, maar tegelijk buigt de schrijver zich over de onvermijdelijke aftakeling van het lichaam, de mogelijke esthetiek van consumentisme, de onzin van economie, het mysterie van de vader-zoonverhouding, het nut van architectuur en de troost die huisdieren, katholieke begrafenissen en gastronomie kunnen bieden. Uit deze ogenschijnlijke wirwar van thema’s ontspint zich een verhaal van vlees en bloed dat de bladzijden gretig doet omslaan.
Houellebecq schrijft lang niet het vlakke proza dat men hem steeds toedicht. Wanneer commissaris Jasselin de plaats van een afgrijselijke misdaad betreedt, wordt dat koel en realistisch beschreven. Maar plots staat er deze zin: ‘Ik ben het levende lichaam van de wet, dacht hij.’ De realistische weergave krijgt zo een haast mystieke glans. De auteur doet zoiets de hele tijd: hij last zinnen in die zijn betoog abrupt in een ander register duwen en laat het vervolgens opnieuw in de plooi vallen. Die korte stroomstootjes houden de lezer bij de les.
De in zijn vorige romans hyperbolische nadruk op de onmogelijkheid van een vervullende seksualiteit is in De kaart en het gebied een vanzelfsprekendheid geworden die geen nadere toelichting meer behoeft. Ontmoet een van de hoofdpersonages van Elementaire deeltjes zijn vader nog in een bordeel, dan moet Jed Martin zijn vader opzoeken in een centrum voor euthanasie. Dat het centrum zich vlakbij een luxebordeel bevindt dat Martin amper een blik waardig gunt, is veelzeggend. Houellebecqs krachtige analyse van een seksueel op de dool zijnde mensheid verschuift naar zijn fascinatie voor de dood. Van eros naar thanatos.
‘De mensheid telt meer doden dan levenden’, zegt de fictieve Houellebecq die vooral dode auteurs leest. Het is geen gratuit statement. De invloed van vooral negentiende-eeuwse schrijvers zindert door het boek. Net zoals Zola ooit in de koolmijnen afdaalde, zo laat Houellebecq zich ter voorbereiding van deze roman rondleiden in de kantoren van de Parijse recherche. Uitgesleten uitdrukkingen die je te pas en te onpas in kranten en op tv ziet opduiken, zet Houellebecq cursief, net als Flaubert in Madame Bovary: de echo van de stem van het volk.
Geheel in de stijl van Balzac kan Houellebecq zijn verhaal onderbreken om laconiek docerend uit te weiden over een of ander Frans departement, de mug of een streekgerecht. Tegelijkertijd bekijkt hij de menselijke gedragingen met een typisch balzaciaanse blik: observerend, noterend en analyserend als een etnoloog. De zacht dwingende toon waarmee de auteur zowel encyclopedische feiten als etnologische notities aandraagt, krikt het waarheidsgehalte van het verhaal op. Of het geeft alvast die indruk.
Houellebecq spreekt uitvoerig over de wens van de negentiende-eeuwse utopist William Morris om terug te keren naar het stadium van de handenarbeid. De roman suggereert dat die mogelijkheid tot een redelijk nabije toekomst behoort. Kwam Houellebecq in zijn vorige romans met een spectaculaire utopie op de proppen, dan eindigt De kaart en het gebied met een terugkeer naar een leven dicht bij de natuur, een voorbode van een volledige overwoekering van de plantenwereld.
De kaart en het gebied is niet alleen een intrigerende aanvulling op het sowieso al rijke oeuvre van Houellebecq, het is bovendien een overwegend melancholische, bijwijlen grappige, maar steeds weer scherpe analyse van ’s mens eeuwige zoektocht naar zingeving.
Michel Houellebecq, De kaart en het gebied, De Arbeiderspers, vertaald door Martin de Haan, ISBN 978 90 295 7517 1, 19,95 EURO.
Bart van Loo