‘Er zit geen rek meer op het elastiekje van Francken’
‘Deportatiewet’, ‘atoombom’ en ‘aanslag op de verlichtingswaarden’: over de nieuwe vreemdelingenwet van staatssecretaris Theo Francken (N-VA) is de afgelopen weken veel lelijks gezegd. Maar is de wet echt zo grensverleggend?
‘Hebben onze volksvertegenwoordigers de moed van hun overtuiging, dan verbannen zij deze onzalige wet, die elk rechtsgevoel tart, naar de vuilnisbak.’
De woorden zijn van filosoof Matthias Somers, lid van de progressieve denktank Minerva. Begin februari schreef hij in de De Morgen een striemende column over het wetsontwerp waarmee staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken (N-VA) de vreemdelingenwet wilde aanpassen. Ondanks de storm van verontwaardiging die daarop volgde in de media, werd de wet enkele dagen later goedgekeurd.
Oppositiepartijen SP.A en Groen werden gehekeld omdat hun parlementsleden het pas na grondig studiewerk nodig vonden de wet te verwerpen. Nog heftiger was de kritiek op de regeringspartijen Open VLD en CD&V, die de ‘deportatiewet’ – dixit de opiniesite DeWereldMorgen – mee hadden goedgekeurd. CD&V-Kamerlid Nahima Lanjri was naar verluidt ‘ziek geweest’ van het dilemma.
De kritiek kwam vooral uit linkse hoek en werd bondig samengevat door de burgerbeweging Hart boven Hard, die de nieuwe wet een aanfluiting van ‘alle verlichtingswaarden’ noemde: ‘Op basis van vermoeden kan de staat zelf voortaan mensen deporteren.’ Tom Lanoye deed er in een interview afgelopen weekend nog een schep bovenop. Volgens de schrijver gebruikt Francken ‘een atoombom tegen een mierrennest’.
Grote verontwaardiging dus, maar is de wet-Francken echt zo verregaand als de kritiek doet vrezen?
Een kanttekening vooraf: anders dan de soms weinig genuanceerde en heftige commentaren doen vermoeden, is een objectief en correct oordeel vellen in deze niet eenvoudig. Nogal wat gerenommeerde juristen met wie we voor deze analyse contact opnamen, wensten niet mee te werken omdat ze zich onbevoegd verklaarden en/of omdat het te veel tijd zou vergen om zich in de complexe wetgeving te verdiepen. ‘Dit is ingewikkelde materie’, vertelde ons een jurist bij de SP.A. ‘Er zijn niet veel vakgenoten die deze materie echt in de vingers hebben. Ik denk dat de beste Belgische specialisten bij de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) zitten. Bij Francken, dus.’
Francken heeft aan de bestaande vreemdelingenwet (van 1980 en aangepast in 2005, zie kaderstuk) drie belangrijke wijzigingen aangebracht. De nieuwe wet maakt het mogelijk dat vreemdelingen die in ons land zijn geboren of hier voor hun twaalfde zijn aangekomen, zonder juridisch proces worden uitgewezen als ze de nationale veiligheid bedreigen. Die niet-Belgen kunnen voortaan van de Dienst Vreemdelingenzaken – die onder Franckens bevoegdheid valt – het bevel krijgen om het Belgische grondgebied te verlaten. Er komt dus geen Belgische rechter meer aan te pas. Ook de criteria voor uitwijzing heeft Francken aangepast. Was in de wet van 1980 sprake van ‘schade’ en ‘een ernstige aanslag op de veiligheid’, dan volstaan nu ‘redenen van de openbare orde of nationale veiligheid’ – zo staat het letterlijk in de wet – om vreemdelingen het land uit te zetten.
Tweederangsburgers
Matthias Somers en burgerbeweging Hart boven Hard klaagden aan dat vreemdelingen door de nieuwe wet ’tweederangsburgers’ worden, die zonder proces en louter op basis van vermoeden, het land kunnen worden uitgezet. Dat inspireerde het satirische tv-programma De Ideale Wereld tot een straatreportage die, hoe geestig ook, pijnlijk duidelijk maakte dat sommige Vlamingen daar helemaal geen problemen mee hebben – tot ze zelf een boete kregen omdat ‘vermoed’ werd dat ze een rood licht negeerden.
Toch hoort bij die verontwaardiging een belangrijke, en in de perscommentaren nauwelijks besproken parenthese. Stellen dat Theo Francken hier het onderscheid tussen Belgen en niet-Belgen in de wet heeft ingeschreven, is onjuist. Dat onderscheid bestaat al minstens sinds december 1980, toen de Belgische Vreemdelingenwet van kracht werd. Het juridisch onderscheid tussen vreemdeling en Belg is dus geen uitvinding van Francken of zijn kabinet.
Het klopt ook niet dat het sinds Franckens ‘deportatiewet’ is dat vreemdelingen zonder proces dit land kunnen worden uitgezet. Dat kon onder bepaalde voorwaarden ook al met de oude wet. Zo werd eind vorig jaar nog de radicale imam uit Dison (bij Verviers) uitgewezen. Het is correcter te stellen dat Francken een uitzondering in de vreemdelingenwet schrapt, waardoor het aantal vreemdelingen dat het land kan worden uitgezet veel groter wordt. Die uitzondering was in 2005 ingevoerd door toenmalig minister van Justitie Laurette Onkelinx (PS): de Wet-Onkelinx maakte het precies onmogelijk om vreemdelingen uit te wijzen die voor hun twaalfde naar België kwamen of hier geboren waren. Die uitzondering heeft Francken nu dus ongedaan gemaakt.
Dubbele straf
Het zo fel bekritiseerde onderscheid tussen deporteerbare vreemdelingen en niet-deporteerbare Belgen is dus niet door Theo Francken geïntroduceerd, geeft Jos Vander Velpen toe. Toch heeft ook de voorzitter van de Liga voor Mensenrechten grote bezwaren tegen de nieuwe wet. ‘Ons standpunt is dat men die verschillen tussen Belg en vreemdeling zo veel mogelijk moet verkleinen in plaats van ze, zoals Francken doet, te vergroten. Francken draait de klok 12 jaar terug. De wet van 2005 zorgde ervoor dat vreemdelingen die in België geboren zijn, niet uitgezet konden worden. Dat was een correcte en voorbeeldige wet, het resultaat van een lange, intense strijd tegen wat gezien werd als een dubbele straf: bovenop de straf die ze, terecht, kregen voor hun daden, werden ze ook nog eens verbannen.’
Op het kabinet van Francken zien ze dat uiteraard anders. ‘Het bestaande systeem was arbitrair’, klinkt het. ‘Een vreemdeling die op z’n twaalfde het land binnenkwam, werd anders behandeld dan iemand die op z’n elfde was binnengekomen. Bovendien strookte de oude wet niet met het rechtvaardigheidsgevoel: waarom genoten vreemdelingen die zich crimineel gedroegen of onze samenleving bestreden absolute bescherming van diezelfde samenleving?’
Verder wordt nog aangestipt dat de wet de bestaande wetgeving vereenvoudigt. Het is een feit dat minstens op dat laatste punt de staatssecretaris nooit werd tegengesproken door de oppositie. Ook die was van oordeel dat het bestaande verwijderingsbeleid te complex en weinig transparant was. Als gevolg daarvan heerste veel rechtsonzekerheid, ook voor de vreemdeling zelf.
Juridische bescherming
Vraag is dan of de rechtszekerheid met de nieuwe wet wél wordt gegarandeerd. Wie bepaalt er of een vreemdeling ‘de openbare orde of de nationale veiligheid’ bedreigt – volgens Francken zou het vandaag over een zeventigtal concrete gevallen gaan – en of die bedreiging zwaar genoeg weegt om de vreemdeling te verwijderen?
Volgens de oude wet lag de adviesbevoegdheid bij de ‘Commissie van advies voor vreemdelingen’. Francken voert aan dat die commissie niet efficiënt en te traag werkte, meteen de reden waarom hij haar bevoegdheid overhevelde naar zijn Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ). Die heeft evenwel niet het laatste woord. Vreemdelingen die zich tegen de beslissing van de DVZ willen verzetten, kunnen binnen de 15 dagen schriftelijk bezwaar aantekenen en in beroep gaan bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV) – waar Francken net veel kritiek op heeft. Op die manier kan de vreemdeling alsnog een vorm van juridische bescherming genieten. Net als in de veelbesproken visumzaak van het Syrische gezin, zou die Raad zich in bepaalde gevallen kunnen beroepen op artikel 3 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EVRM) – ‘niemand mag onderworpen worden aan (…) onmenselijke of vernederende behandelingen’ – om een uitwijzing te verhinderen.
‘Uiteindelijk is dat onderscheid tussen Belgen en vreemdelingen dus niet zo pertinent’, zegt grondwetspecialist en Kamerlid Hendrik Vuye. ‘De hogere rechtsnormen, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, zijn ook hier ten volle van toepassing. Iemand die alleen in België banden heeft, kan vanwege artikel 8 in dat verdrag (‘Recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven’, nvdr), onmogelijk uitgewezen worden. Wij, Veerle Wouters en ik, hebben de wet enkel mee goedgekeurd omdat de toepassingsvoorwaarden zeer strikt zijn. Elk geval moet persoonlijk gemotiveerd worden. En als het gaat over zo’n stevige vrijheidsbeperking, moet er zéér zwaar gemotiveerd worden. Francken moet niet denken dat hij nu één motivatie zeventig keer kan kopiëren, met telkens een verschillende naam en één handtekening. Zo werkt het niet, hoor.’
Wereldvreemde Raad
De immer dwarsdenkende jurist Fernand Keuleneer is de ironie van de nieuwe procedure niet ontgaan: was het niet net ‘gebrekkige motivering’ waarmee de RVV de beslissingen kelderde van Franckens DVZ om visa te weigeren? ‘Op de terechte kritiek dat Francken zijn eigen DVZ te veel macht geeft, repliceerde de staatssecretaris in de Kamer dat de uiteindelijke beslissing bij de RVV ligt. Dat klopt. Het is dus op zijn minst bijzonder grappig te noemen dat hij voor de ultieme garantie op een correcte procedure moet verwijzen naar de “wereldvreemde” Raad die hij zo stevig onder vuur nam in de zaak van het Syrische gezin.’
Zowel Keuleneer als Vuye stelt dus dat de rechten van vreemdelingen nog altijd beschermd worden door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. Zeker in theorie is dat juist. Maar Jos Vander Velpen van de Liga voor Mensenrechten wijst erop dat het, vanwege de nieuwe procedure, voor een vreemdeling bijzonder moeilijk wordt om zijn rechten te doen gelden. ‘Het aantekenen van een beroep was vroeger schorsend: dan werd de uitwijzing stilgelegd, en kon de uitgewezene zijn verhaal doen voor een onafhankelijke rechter. Nu kan de DVZ, die deel uitmaakt van de uitvoerende macht, mensen meteen het land uitzetten, zonder dat de RVV – de rechterlijke macht – haar toetsing kan uitvoeren. Dat het beroep bij de RVV pas kan nadat de mensen het land zijn uitgetrapt, is de kar voor het paard spannen. En dat is volgens ons dé achilleshiel van deze wet. Wij hopen dat het Grondwettelijk Hof dat ook zo zal zien, wanneer we het binnenkort om een oordeel vragen.’
Hendrik Vuye draait het argument om: ‘Een persoon die onterecht wordt uitgewezen, lijdt enorme schade: het gaat om verregaande vrijheidsberoving. Als je zo’n beroep wint, zal dat de Belgische staat veel geld kosten.’
Vander Velpen noemt nog een andere reden om de nieuwe wet met veel wantrouwen te benaderen. Omdat Francken zo veel macht bij de Dienst Vreemdelingenzaken legt – ook Monica De Coninck (SP.A) wees daarop in het Kamerdebat – bestaat het risico dat die in nog bangere tijden tot een soort ‘Gestapo’ zou kunnen verworden. Vander Velpen: ‘Francken schermt met het schrikbeeld van Salah Abdeslam en de terreur, maar als je de nieuwe wet aandachtig leest, zul je zien dat het over veel meer vormen van misdaad gaat. Volgens de nieuwe wet kan een vreemdeling uitgezet worden omdat die volgens de DVZ “de openbare orde of nationale veiligheid” bedreigt. Dat is een zeer vage omschrijving. Vroeg of laat kan die misbruikt worden om alle criminele vreemdelingen te verwijderen.’
Het valt zelfs niet uit te sluiten, zegt Vander Velpen, dat door een zeer ruime interpretatie vreemdelingen ook wegens hun politieke of religieuze overtuigingen in het vizier kunnen komen.
Koranverbod
Het brengt ons bij een gedachte-experiment. Stel: Filip Dewinter (Vlaams Belang) is straks premier. Om ‘de openbare veiligheid’ te beschermen, vraagt zijn gewillige staatssecretaris voor Migratie Jan Penris (eveneens Vlaams Belang) aan de Dienst Vreemdelingenzaken om alle niet-Belgen die ‘betrapt’ worden op het lezen van de Koran – ‘de bron van alle kwaad’ – onverwijld het land uit te zetten. Is dat, sinds de wet-Francken, een denkbaar scenario? In theorie wel, zegt zowel Keuleneer als Vuye. Om er dadelijk aan toe te voegen dat het in de praktijk niet zal gebeuren. Vuye: ‘Staatssecretaris Penris zou dat volgens een letterlijke lezing van de wet kunnen proberen. Maar hij zal onmiddellijk worden teruggefloten door Straatsburg. Met andere woorden: de checks and balances zullen een Koranverbod onmogelijk maken. Je kunt het vergelijken met dat inreisverbod van de Amerikaanse president Donald Trump, dat onmiddellijk en met succes juridisch werd aangevochten.’
Keuleneer: ‘Het punt is net dat niet de staatssecretaris en zijn diensten maar de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV) de eindbeslissing heeft. Dat maakt de wet-Francken, hoewel goedbedoeld, juist tot zo’n grap: hij brengt helemaal niets bij. Meer zelfs: Francken benadrukte in zijn repliek op de oppositie dat er altijd nog procedures bij uiterst dringende nood mogelijk zijn, naar goeddunken van de RVV. En ik dacht net begrepen te hebben dat hij deze wet nodig had om de uitwijzingsprocedure te versnellen? In de praktijk zou weleens kunnen blijken dat hij de procedure met deze wet alleen maar heeft vertraagd. Is dit dus meer dan een communicatiestunt?’
In feite, zegt Hendrik Vuye, wordt de impact van de nieuwe vreemdelingenwet sterk overschat, door beide kanten. ‘Ik begrijp de verontwaardiging bij links wel. Ze denken dat onze wetgeving het alfa en omega is, en beseffen niet dat je er ook altijd het Europees Hof bij moet betrekken. Maar ook Francken overschat zijn wet. Hij kan op Twitter wel beweren dat als er nog ene bougeert, hij buitenvliegt, maar in de praktijk is dit vooral een symboolwet. In de meeste gevallen zal blijken dat een uitwijzing heel moeilijk te motiveren is.’
De bossen van Orval
Het brengt ons bij een laatste, nogal essentiële vraag: maakt deze wet ons land veiliger? Zoals al aangestipt: Theo Francken heeft bij het verdedigen van zijn wet vaak verwezen naar terrorist Salah Abdeslam, een Fransman die hij tot voor kort niet kon uitwijzen wegens in België geboren. Het voorbeeld is helder, maar eigenlijk naast de kwestie. Zoals bekend werd Abdeslam al kort na zijn aanhouding en zonder wettelijke hinderpalen uitgeleverd aan Frankrijk. Bovendien rijst de vraag of een eerdere uitzetting van Abdeslam de aanslagen in Parijs had verhinderd.
Jurist Keuleneer wijst op een praktische kwestie: het inreisverbod (van onbepaalde duur) dat Francken aan de uitwijzingen koppelde. ‘Wat stelt zo’n inreisverbod sinds Schengen nog voor? Wij zien hetzelfde bij de uitzetting van illegalen die een misdrijf gepleegd hebben. Ik zou als slachtoffer dat verkracht is, niet tevreden zijn dat mijn dader gewoon de grens over wordt gezet. Zo’n uitgewezen crimineel kan makkelijk terugkeren via de bossen van Orval of de Voerstreek. Als dat gebeurt, en een dader pleegt opnieuw een misdrijf, zou ik de minister persoonlijk aansprakelijk willen stellen. Ik denk dus dat de klassieke juridische weg meer garanties op veiligheid biedt’, besluit Keuleneer.
Vuye beaamt dat en hamert op het aambeeld waarop hij ook als N-VA’er voortdurend sloeg: ‘Je moet zulke zaken regelen met een noodwet. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens voorziet in de mogelijkheid om een paar vrijheden tijdelijk terug te draaien. Dat kan perfect met een heldere noodwet. Dat is veel voorzichtiger dan onze gewone wetgeving aan te passen, want die is bij manier van spreken eeuwig. Francken kleurt nu nog net binnen de lijntjes, als hij zich aan onze strikte interpretaties houdt. Maar er zit echt geen rek meer op het elastiekje, hoor.’
Door SIMON DEMEULEMEESTER en JEROEN DE PRETER, illustratie SERGE BAEKEN
‘Een Koranverbod? Er is nog altijd Straatsburg: de checks and balances zullen een verbod onmogelijk maken.’ Hendrik Vuye
‘Misschien zal blijken dat Francken met deze wet de procedure alleen maar heeft vertraagd. Is dit dus meer dan een communicatiestunt?’ Fernand Keuleneer
‘Vroeg of laat kan de vage omschrijving van Francken misbruikt worden om alle criminele vreemdelingen uit te wijzen.’ Jos Vander Velpen