‘Er wachten de Koerden donkere tijden’
De partij van de Turkse president Erdogan veroverde zondag een absolute meerderheid in het parlement. Wordt de strijd tegen de Koerdische verzetsstrijders nog opgevoerd? Of is er bereidheid om te onderhandelen?
De overwinning van de AK-partij van president Tayyip Erdogan kwam in de zuidoostelijke stad Diyarbakir hard aan. Bij eerdere verkiezingen in juni werd er nog feest gevierd in de officieuze hoofdstad van Turks Koerdistan. De linkse HDP, ontstaan uit de Koerdische beweging, behaalde voor het eerst de kiesdrempel en stuurde tachtig parlementariërs naar Ankara. Zondag behaalde de HDP opnieuw de kiesdrempel, maar het feest bleef uit. ‘Er wachten ons donkere tijden’, zegt filosofiestudent Selahattin, een dag na de verkiezingen. Hij is ervan overtuigd dat de gevechten tussen de PKK en de regering onverminderd zullen doorgaan.
Turkije kampt met tal van problemen. Er is de haperende economie, het conflict in buurland Syrië en de vluchtelingencrisis. Maar het meest urgent is het conflict met de Koerdische PKK. De strijd laaide vorige zomer op nadat de PKK de moord op twee Turkse politieagenten had opgeëist als vergelding voor een aanslag op een cultureel centrum in Suruç. Daarbij overleden tientallen Koerdische activisten, die hielpen bij de wederopbouw van het Koerdisch-Syrische stadje Kobane. De aanslag in Suruç werd opgeëist door de IS, maar de Koerden verdenken de Turkse overheid ervan de IS te steunen. De terreurgroep vecht niet enkel tegen Assad, maar ook tegen de YPG, een aan de PKK gelieerde beweging in het noordoosten van Syrië. Tot ergernis van Ankara hebben Koerden daar een autonome regio, Rojava. Turkije vreest dat het een vrijhaven voor de PKK zal worden. Volgens Vahap Cosun, in 2013 lid van een ‘commissie van wijzen’ die bemiddelde in het conflict, is Rojava het heetste hangijzer: ‘Alles hangt af van de vraag of daarover overeenstemming kan worden bereikt.’
Tot nu toe hielden PKK-strijders zich schuil in het Qandilgebergte in het noorden van Irak. Vliegtuigen van de Turkse luchtmacht voerden er de afgelopen maanden verscheidene bombardementen uit. De PKK pleegde op haar beurt aanslagen in Turkije zelf. Vooral militaire konvooien en politieposten waren het doelwit, al woedt in steden als Diyarbakir en Çizre een ware stadsguerrilla. Voor Erdogan diende de strijd tegen de PKK vooral een politiek doel. In een klimaat van terreur kon hij zich presenteren als de sterke leider die Turkije stabiliteit en vrede brengt. En dat lukte: zijn partij maakte het verlies van de vorige verkiezingen weer goed.
Volgens de Koerdische mensenrechtenadvocaat Tahir Elçi is het moment aangebroken om het vredesproces te hervatten. ‘Erdogan en de PKK-leiding moeten beseffen dat de samenleving schoon genoeg heeft van de strijd’, zegt hij. Of de PKK gebrand is op nieuwe onderhandelingen is maar de vraag. In 2013 leek een doorbraak in de maak, maar daarna stagneerde het vredesproces. De PKK-leiding heeft altijd getwijfeld aan de bereidwilligheid van de Turkse regering om tot een oplossing van het conflict te komen. De succesvolle strijd tegen de IS in Syrië gaf de 30.000 PKK-strijders hernieuwd moreel. Volgens Cosun kan dat een voordeel zijn. ‘Mocht het tot onderhandelingen komen, zit de PKK in een sterke positie’, zegt hij. Elçi onderschrijft dat. ‘Ik ben geen fan van Erdogan, maar voor eventuele vredesonderhandelingen met de PKK is het beter dat er nu geen coalitieregering nodig is. Dat biedt ook Erdogan de ruimte. Het enige wat nodig is, is bereidheid om te onderhandelen.’
Marijn Kruk
‘Erdogan en de PKK-leiding moeten beseffen dat de samenleving genoeg heeft van de strijd.’