‘Er komt geen pacificatie’
Het akkoord over Brussel-Halle-Vilvoorde (B-H-V) zal volgens professor Hendrik Vuye helemaal niet leiden tot communautaire rust in de Vlaamse Rand rond Brussel. ‘Het speciale statuut van de faciliteitengemeenten past in het denken van de Franstaligen over Plan B.’
‘Oud-premier Jean-Luc Dehaene (CD&V) heeft het akkoord over B-H-V een plaats gegeven in de rij van compromissen à la Belge. Maar het zijn juist mensen als Dehaene en Wilfried Martens die met akkoorden over geld in ruil voor bevoegdheden – en deze keer voor de splitsing van een kieskring – België op weg naar het eindstation hebben gezet. Die onderhandelingslogica is onhoudbaar geworden omdat er geen geld meer is en elke cohesie tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel zo goed als verdwenen is.’ Dat zegt Hendrik Vuye, professor Staatsrecht en Mensenrechten aan de Universiteit Namen.
Formateur Elio Di Rupo (PS) maakte vorige week met acht partijen een ‘historische’ afspraak over B-H-V. Teksten heeft niemand gezien. Alleen de grote lijnen zijn bekend. Na een halve eeuw gebakkelei wordt het kiesarrondissement gesplitst, zonder uitbreiding van Brussel en zonder nieuwe bevoegdheden voor de Franse Gemeenschap in de Vlaamse Rand rond Brussel. Ook aan de rondzendbrieven-Peeters, die de Franstalige inwoners van die Vlaamse Rand verplichten om telkens weer bestuurlijke documenten in hun eigen taal te vragen, wordt niet gemorreld. Wel kunnen de Franstaligen in de zes Vlaamse faciliteitengemeenten bij de verkiezingen voor de Kamer en het Europees Parlement voor kandidaten in Brussel stemmen en worden betwistingen over burgemeestersbenoemingen niet langer beslecht door de Nederlandstalige kamer, maar door de algemene vergadering van de Raad van State. Maakt ook deel uit van het B-H-V-akkoord: de Senaat zal nog bestaan uit 51 vertegenwoordigers van de gewesten en gemeenschappen en 10 gecoöpteerde senatoren.
Pacificatietoets
Ondanks zijn kritiek op Dehaene beschouwt professor Vuye, naar wiens academische expertise veel geluisterd wordt bij de N-VA, het bereikte akkoord als een doorbraak. ‘Het is beter dan het Egmontpact van 1977, en ook beter dan wat in 2005 onder toenmalig premier Guy Verhofstadt (Open VLD) op tafel lag en dan het splitsingsvoorstel van Dehaene in 2010. Minpunten zijn het invoeren van een dubbele kiesbrief voor de Franstalige inwoners van de faciliteitengemeenten en de verregaande uitholling van de Vlaamse voogdij over die gemeenten.’
‘De belangrijkste toetssteen voor elke communautaire afspraak is of ze bijdraagt tot pacificatie. Het akkoord over B-H-V doet dat niet’, aldus Vuye. ‘De essentie van het conflict gaat over de rondzendbrieven-Peeters, ook in de kwestie over de niet-benoeming van de kandidaat-burgemeesters van Linkebeek, Kraainem en Wezembeek-Oppem omdat ze Franstalige kiesbrieven versturen. Het bereikte akkoord past de rondzendbrieven-Peeters niet aan. In plaats daarvan worden betwistingen over de benoeming van de burgemeesters in de faciliteitengemeenten voorgelegd aan de algemene vergadering van de Raad van State, een rechtscollege met afwisselend een Nederlandstalige en een Franstalige voorzitter en zodoende jaarlijks met een andere meerderheid. Door het B-H-V-akkoord worden de betrokken burgemeesters voortaan aangewezen of verkozen door de gemeenteraad. Het is heus niet moeilijk om te raden dat de Franstaligen zullen wachten met een voordracht tot ze een meerderheid in de algemene vergadering van de Raad van State hebben. Op dat moment zullen ze allicht ook proberen om de rondzendbrieven-Peeters zelf ongedaan te maken.
‘Dat scenario illustreert dat er geen Belgisch staatsrecht meer is. Sinds een kwarteeuw weten we dat van de Raad van State zelf. In onder meer een advies over de Pacificatiewet van 1988 luidde het dat het normaal is dat er in de schoot van de Raad van State uiteenlopende opvattingen kunnen bestaan over onderwerpen die de samenleving verdelen en waarbij de staatsraden zelf nauw betrokken zijn. Het is de bevestiging van de botsing tussen het territorialiteitsbeginsel van de Nederlandstaligen en het personaliteitsbeginsel van de Franstaligen.’
Vuye gelooft ook niet dat het B-H-V-akkoord ‘de carrousel van voordrachten van afgewezen kandidaat-burgemeesters’ zal stoppen, zoals vorige week door sommige Vlaamse onderhandelaars werd gezegd. ‘Met een nieuw Vlaams gemeente-decreet zou dat kunnen, maar zal er bij de uitwerking van het akkoord niet in die Vlaamse bevoegdheid geknipt worden? In dat geval kan de Vlaamse regering nog enkel niet akkoord gaan met de aanwijzing van een burgemeester en volgt er een rechtsgeding dat lang genoeg zal aanslepen om van hem of haar bij gemeenteraadsverkiezingen opnieuw een zogenaamde martelaar van het Vlaamse imperialisme te maken.
‘Een echte pacificatie zou wel mogelijk geweest zijn door de Bestuurstaalwet van 1966 aan te passen met een verankering van de Vlaamse rondzendbrieven-Peeters én van een afwijking om toe te laten dat Franstaligen om de zoveel jaar kunnen verzoeken om afschriften van kiesbrieven en andere documenten in hun taal. Dan zou er geen ruimte voor interpretatie meer zijn. Maar dat willen de Franstaligen niet. Het past niet in hun denken over Plan B. Verschillende Franstalige commentaren over het B-H-V-akkoord zijn daarover duidelijk: door hun bijzonder statuut horen de zes faciliteitengemeenten bij Brussel als België uit elkaar valt.’
Brussel
Niet in het B-H-V-akkoord geregeld is de herfinanciering van Brussel (bovenop de recent goedgekeurde 125 miljoen euro van het Belirisfonds voor de komende twee jaar, denkt Di Rupo aan 460 miljoen extra). Dat punt is aan de orde bij de herziening van de financieringswet en wordt door de Vlaamse partijen aan een ‘interne staatshervorming voor Brussel’ gekoppeld.
Daarbij duikt de vraag op of Vlaanderen Brussel loslaat of niet. Vuye: ‘Door de splitsing van B-H-V zullen de Vlamingen geen federale parlementsleden in Brussel meer hebben. Dat wist men evenwel van tevoren. Zwaarwegender is dat Brussel als hoofdstedelijk gewest veel meer geld wil, terwijl het nu al verhoudingsgewijs meer middelen uit de bestaande financieringswet haalt dan de andere twee regio’s. Maar over een interne staatshervorming en een beter bestuur voor Brussel, en dus uiteindelijk ook over de besteding van die extra middelen, zou door een werkgroep van alleen Brusselse politici beslist worden. Dan rijst alvast de vraag naar de legitimiteit van de Vlaamse politici in die werkgroep. De twee Vlaamse ministers in de Brusselse regering bijvoorbeeld – Jean-Luc Van Raes (Open VLD) en Brigitte Grouwels (CD&V) – haalden in 2009 respectievelijk 796 en 2245 stemmen. Welk mandaat hebben die stemmen- kanonnen om te onderhandelen namens Vlaanderen?
‘Als die werkgroep niet bedoeld is als politieke diepvriezer, wat ik betwijfel, en als Vlaanderen Brussel werkelijk niet wil loslaten, dan moet het mee aan tafel zitten en ook snel de institutionele banden versterken door bijvoorbeeld die twee Vlaamse ministers uit Brussel in de Vlaamse regering op te nemen. De Brusselse problemen op het vlak van de verkleuring van de bevolking, onderwijs en opleiding, werkgelegenheid, veiligheid, mobiliteit enzovoort, zijn te groot en te belangrijk om ze alleen aan de Brusselse politici over te laten.’
Ongerust is Vuye voorts over nog twee punten in het B-H-V-akkoord, waarover totnogtoe weinig bekend is: de splitsing van het gerechtelijk arrondissement B-H-V (Di Rupo wil meer taalfaciliteiten voor Franstaligen in gerechtszaken, waardoor Vlaamse advocaten aan de Brusselse balie minder dossiers te behandelen krijgen) en de oprichting van een ‘metropolitane gemeenschap’ van Brussel en gemeenten uit Vlaams- en Waals-Brabant (die kan volgens Vuye leiden tot taalgrensoverschrijdende, intergemeentelijke samenwerking, waardoor de Franse Gemeenschap toch voet aan de grond kan krijgen in Vlaamse faciliteitengemeenten).
‘Verrassend’ ten slotte vindt Vuye de geplande hervorming van de Senaat tot een soort ‘ontmoetingsplaats van de gemeenschappen’. Vuye: ‘Is de Kamer dat dan al niet? Volgens mij kan die nieuwe Senaat niet werken met zo weinig senatoren, van wie de grote meerderheid bovendien een dubbelmandaat zal hebben. Ofwel krijgt de Senaat weinig bevoegdheden, ofwel wordt het een gedweeë instelling. De constructie lijkt vooral bedacht om ook stemmen voor Franstalige lijsten in Vlaams-Brabant te laten meewegen bij de coöptatie van vier Franstalige senatoren. Dat is een flagrante schending van het territorialiteitsbeginsel en tegelijk een aanmoediging voor de Franstalige partijen om bij Kamerverkiezingen tot in Leuven lijsten in te dienen. Ook als dat hen geen verkozene oplevert, zoals dat daar in 1981 met de oude apparenteringsregels nog wel kon voor die ene FDF’er Armand Tournis.’
DOOR PATRICK MARTENS
‘De Brusselse problemen zijn te groot en te belangrijk om ze alleen aan de Brusselse politici over te laten.’