Na drie jaar geruchten, geheimdoenerij en hype, komt Stanley Kubricks finale film postuum in de bioscoop. “Eyes Wide Shut”, een introspectief meesterwerk van de visionaire filmmaker.

Stanley Kubrick, de ultieme controlefanaat, maakte zijn laatste film over iets wat absoluut niet te controleren valt – lust. In de jaren zestig speelde Kubrick met het idee om een echte pornofilm te maken, maar dan met beroemde acteurs en grote middelen. Wie denkt dat hij met “Eyes Wide Shut” die oude droom heeft gerealiseerd, is aan het verkeerde adres. Het werd een film over seksuele begeerte, escapades en taboes (van pedofilie tot necrofilie), maar met heel weinig daadwerkelijke seks en integendeel heel veel dat bijna gebeurt. Seks als destructieve fantasie, de gevaarlijke intensiteit van niet te beheersen gevoelens, daar is het Kubrick om te doen.

Het emotioneel incident dat de plot in gang zet, is de verwoestende bekentenis van de ogenschijnlijk gelukkig getrouwde doktersvrouw Alice ( Nicole Kidman). Onder invloed van marihuana geeft ze toe dat ze zich tijdens hun vorige vakantie in Cape Cod dermate hartstochtelijk aangetrokken voelde tot een marine-officier die ze toevallig ontmoette, dat ze bereid was geweest voor één nachtje met deze droomminnaar alles op het spel te zetten, haar huwelijk, haar kind, hun riant appartement aan Central Park West, New York.

Echtgenoot Bill Harford ( Tom Cruise) is danig van streek door die bekentenis, die lijkt te bevestigen dat mensen die jarenlang getrouwd zijn plotseling vreemden kunnen blijken voor elkaar.

Deze postcoïtale kibbelpartij is de stuwende scène in de film en krijgt een extra waarachtigheid omdat de acteurs ook in het echte leven met elkaar getrouwd zijn. Cruise en Kidman spelen de bijna gênant intimistische ruzie in hun ondergoed. Ze stellen zich zeer kwetsbaar op bij dit opbiechten van seksuele rêverieën die zo sterk zijn dat ze hun broos geluk bedreigen. Kidman vertolkt haar lange monoloog met een pijnlijk inlevingsvermogen en suggereert ook hoe de vrouw geniet van de macht die ze over haar man uitoefent door het vertellen van dit verhaal over gesmoorde verlangens.

Bill heeft nauwelijks tijd om te bekomen of hij wordt bij het sterfbed van een patiënt geroepen, het begin van een nachtelijke omzwerving en erotische odyssee waarin seks en dood innig met elkaar zijn verbonden, en waarin de held tegelijk bevrijding en (zelf)vernietiging vindt.

Wanneer hij in het huis arriveert, blijkt de zieke overleden te zijn. De hulpeloze dokter probeert de dochter ( Miranda Richardson) te troosten, maar die biecht plotseling haar liefde voor hem op terwijl Kubricks camera onbarmhartig op het lijk op de achtergrond gericht blijft. Bill kan ternauwernood aan haar avances ontsnappen, maar maakt geen aanstalten om naar huis te gaan. Hij doolt door de verlaten straten. Vervuld met gevoelens van wraak en walging gaat hij op avontuur. Hij wordt in Greenwich Village opgepikt door een prostituee, is er getuige van hoe een vader zijn onvolwassen dochter uitleent aan oudere heren en slaagt er uiteindelijk in om zonder een invitatie een aristocratische orgie op Long Island bij te wonen, waar het er even geheimzinnig als luguber toegaat.

JALOEZIE EN SEKS

“Eyes Wide Shut” is gebaseerd op een kortverhaal van Arthur Schnitzler uit 1926, gesitueerd in Wenen rond de vorige eeuwwisseling. De dokter-schrijver was zeer sterk beïnvloed door de toen revolutionaire theorieën van tijdgenoot Sigmund Freud en de bloeiende decadente stijl in de Weense schilderkunst, met Klimt en Schiele als spilfiguren.

Het blijft voor velen een raadsel wat Kubrick zo aansprak in “Traumnovelle”, een verhaal dat hij een kwarteeuw lang probeerde te verfilmen. Hij vertikte het zelfs om zijn motieven te bespreken met zijn coscenarist Frederic Raphael, die alleen maar de opdracht kreeg de intrige te verplaatsen naar het huidige New York.

Misschien is er een link naar een van Kubricks favoriete regisseurs. In zijn zeldzame interviews verwijst hij stelselmatig naar Max Ophuls, van wie hij de sierlijke, vloeiende cameravoering bewondert. Ophuls maakte ook de meest geraffineerde Schnitzler-verfilming: “La Ronde” (1950), een droefgeestige mijmering over de vergankelijkheid van de liefde.

Kubrick blijft trouw aan de structuur en verhaallijn van het literair origineel, maar alle onderdelen en details zijn perfect naar ons fin de siècle getransponeerd (zo heeft een hoertje nu geen syfilis meer maar een HIV-infectie). De droomsymboliek van de novelle mag dan nog achterhaald zijn, wat Schnitzler vertelt over het huwelijk, de natuur van jaloezie en seks is van alle tijden, afgezien van enige veranderingen in de moraal. Schnitzlers materiaal wordt slechts als geraamte gebruikt om er een onmiskenbare Kubrick-film mee op te bouwen.

Van bij de beginscènes is het duidelijk dat we ons niet in het echte Manhattan van de jaren negentig bevinden en evenmin in het Wenen onder de Habsburgers – we zijn wel degelijk in Kubrick-land. Mooi en feestelijk opgetut trekt het modelechtpaar naar het herenhuis van de rijke en half sinistere Victor Ziegler. Die is afwisselend de beschermheer, de surrogaatvader en de Nemesis van de held. Het feit dat dit manipulerend heerschap door een collega van Kubrick wordt gespeeld – Sydney Pollack – geeft er een extra dimensie aan. Zijn marmeren burcht lijkt al even groots als het Metropolitan Museum. Het feest is somptueus, glorieus belicht maar angstaanjagend formeel.

Ondanks de kerstverlichting hebben we het gevoel dat we ons in een operatiezaal bevinden; de menselijke figuren zijn zorgvuldig geplaatst om door Kubrick met chirurgische precisie ontleed te worden. De beelden uit deze en volgende scènes spelen doordacht zijn bekende kleurcontrasten uit, van kil blauw en warm oker en amber licht. De camera trekt of glijdt in strenge, afgemeten bewegingen door de infernale gangen of straten. De meest gewone handelingen (zoals de scène waarin Kidman tijdens een dans een gladde Hongaarse versierder van zich afweert) zijn zo geladen en angstvallig gechoreografeerd dat ze wel in slow motion lijken voorbij te trekken. Met zijn koel berekend design en tergend plechtstatig tempo, contrasteert “Eyes Wide Shut” weldadig met de frenetieke en chaotische ritmes van de meeste Amerikaanse films van deze tijd. De toonzetting is somber en bloedserieus.

NOOIT EXPLICIET, ALTIJD DUBBELZINNIG

Kidmans fantasie blijft beperkt tot één hortend en monochroom copulatietafereel dat Cruise door het hoofd spookt. Kubrick gebruikt niet het inmiddels versleten trucje, het-was-allemaal-maar-een-droom, wat de novelle van Schnitzler zo gedateerd maakt. In plaats daarvan is de hele film in een subtiel irreëel waas gehuld. Wat er op het eerste gezicht echt uitziet, is altijd lichtjes ontwricht. Kubricks beslissing om alles in Londense studio’s op te nemen, past volledig in deze strategie. De New Yorkse straten waarin Cruise verdwaalt, hebben alle uiterlijke kenmerken van Manhattan (tot de juiste plek van de krantenautomaten), maar zijn ook decor, even spookachtig belicht, onderbevolkt en paradoxaal in hun labyrintische helderheid als het demonische Overlook hotel in “The Shining”.

Om van “Eyes Wide Shut” te kunnen genieten, is het van kapitaal belang om je ogen wijd te openen – wat niet langer vereist is voor de meeste Amerikaanse films dezer dagen. Zoals altijd laat Kubrick het aan de toeschouwer over om te raden naar de motieven en “psychologie” van de personages. Wat hij met zijn hele film wil zeggen, is nooit expliciet maar altijd dubbelzinnig. De personages zijn voldoende vaag gehouden om door ieder op zijn manier te worden ingevuld.

Een van de door de Amerikaanse pers geuite bezwaren tegen “Eyes Wide Shut” is dat het een film zou zijn van een man die zich al jarenlang op zijn Engels landgoed hermetisch afschermt van de realiteit. So what? Creëert niet elke kunstenaar zijn eigen realiteit? Als staaltje van Kubricks wereldvreemdheid citeerden de meeste recensenten de grote orgie – hoe het er daar toegaat, zou niet kloppen met de werkelijkheid. (Vreemd toch hoeveel filmcritici plotseling experten blijken in seksfuiven.)

Kubrick ensceneert de orgie als een satanische ceremonie in een pompeus kasteel in gotische stijl, vol gangen, crypten en reusachtige zalen waar de deelnemers elkaar vanop overhangende balkons bespieden. Er klinkt naargeestige orgelmuziek en koorzang, de mannen dragen kardinaalsgewaden, zwarte kapmantels en groteske Venetiaanse maskers – de dames zijn naakt, afgezien van maskers, hoge hakken en G-strings. Na veel heen-en-weergeloop, wordt er eindelijk geneukt. (In Amerika liep een licht gekuiste versie; geen enkel beeld werd er uitgeknipt, wel werden de parende koppels op strategische plekken geblokkeerd door digitaal ingevulde silhouetten. Die wat belachelijke ingreep bleek de enige manier om de film door de keuring te krijgen zonder een NC-17 etiket – geen kinderen onder de zeventien, wat commercieel de doodsteek betekent.)

De atmosfeer is zeker niet prikkelend, het lijkt meer een erotische hoogmis, duister, bezwerend, vreugdeloos (wie de films van Kubrick kent, weet dat seks geen pretje is). Zoals al zijn grote setpieces is ook deze orgie, die al zoveel inkt deed vloeien, een bevroren ritueel, even afstandelijk en koel pervers als de statische tableaus van het liederlijk gestoei in “Barry Lyndon”.

Tijdens de orgie vreest een van de gemaskerde vrouwen voor Bills leven – wat later offert ze zich op opdat hij vrijuit zou gaan. Terug in zijn veilig nest, wordt Bill door schuld verteerd. Wat is er met de vrouw gebeurd? Bill probeert erachter te komen wie die lieden zijn, maar wordt gewaarschuwd: mocht hij ontdekken wie er allemaal achter die maskers schuilt, hij zou er niet meer kunnen van slapen.

De oplossing van deze mystificatie in het derde bedrijf is allicht niet het sterkste punt van de film, die desondanks tot het allerlaatste beeld blijft beklemmen en fascineren. Weken later danst de plechtstatige stoet van buitengewoon sterke beelden nog altijd door je hoofd. De suspense die Kubrick uit het raadsel puurt, is even krachtig als minimalistisch. Zoals die scène waarin Cruise zich achtervolgd voelt, overal stappen hoort, het hele tafereel alleen begeleid door het aanslaan van eenzelfde pianotoets – een effect dat je kippenvel bezorgt.

PERSOONLIJKE REFERENTIES

De hele film door demonstreert Kubrick andermaal zijn vernuft in het combineren van beeld en muziek. De afwisselend repetitieve, bezwerende en contrapuntische muziek is een eclectische mix van een wals van Sjostakovitsj, de ijle tonen van György Ligeti (die ook al in “2001” weergalmden), originele sfeermuziek van Jocelyn Pook, een song van Chris Isaak en zelfs een balzaalversie van “Strangers in the Night”.

De Tom Cruise-figuur weet niet goed wat te maken van alle seksueel uitdagende vrouwen die hij ontmoet. Aangezien hij zelf niets onderneemt, maar overal aarzelend blijft rondhangen, wordt hij gereduceerd tot passieve voyeur, bereid om alles te ondergaan, desnoods geblinddoekt. Het grote verkoopsargument van de film – de vermeende seks tussen Cruise en Kidman – bestaat uit niet veel meer dan de acteurs die in hun blootje elkaar kuis omhelzen. Dit en enkele andere pittige details (tijdens zijn nachtje uit wordt Cruise lastiggevallen door enkele jongelui die roepen: “go back to San Francisco you faggot”) geven aan de casting-stunt een bijkomende sarcastische subtekst.

Kubrick-adepten hebben dan weer een vette kluif aan het ontcijferen van alle persoonlijke referenties die de regisseur in zijn afscheidsfilm stopte. De schilderijen in het appartement van de Harfords zijn van Kubricks dochter Katharina en zijn vrouw Christiane, die het Duitse meisje speelde dat aan het einde van “Paths of Glory” zong in het café. Kubrick leerde zijn derde vrouw kennen op een gemaskerd bal, hij was de enige die niet vermomd was. De held die in de roman Fridolin heet, werd door Kubrick omgedoopt tot Harford, wat niet veel anders klinkt dan Hertford(shire), het graafschap waar Kubrick woonde. De grote onthulling heeft plaats in Zieglers biljartzaal, ook de geliefkoosde plek van Kubrick voor zijn krachtmetingen met zijn scenaristen.

Weinig andere regisseurs hebben zich zo gretig gestort op de kille natuur van het filmmedium, de camera als een instrument zonder scrupules, sentimenten of moraal. Er is iets aan Kubricks werkmethode – zijn eindeloze repetities tot de uitputting nabij is, de voorzorgen die hij neemt om het onvoorziene uit te sluiten – en aan zijn hooghartige klinische stijl dat een mysterie oproept en aanzet tot contemplatie. Dat maakt zijn films tot objecten waaruit alle chaos van het leven geweerd werd. Zoals alle grote films van Kubrick heeft ook “Eyes Wide Shut” iets van de monoliet uit “2001: A Space Odyssey”.

“Eyes Wide Shut” is op 1 september de openingsfilm van het festival van Venetië en is in België te zien vanaf 8 september.

Patrick Duynslaegher

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content