‘Er is geen plan B’
Ze is de meest invloedrijke instelling in Europa. Ze bepaalt de rente op uw spaargeld, maakt het leven duurder of goedkoper, beslist hoeveel uw geld waard is. Toch zijn haar bestuurders niet democratisch verkozen. Een portret van de Europese Centrale Bank, met commentaar van hoofdeconoom Peter Praet: ‘Ik hoop dat de ECB snel opnieuw haar rol als gewone centrale bank kan spelen.’
Om de zes weken vindt in Frankfurt een vergadering plaats die voor uw en onze portemonnee van het allergrootste belang is. Op de 41e verdieping van het torengebouw aan de Sonnemannstrasse vergadert dan de Europese Centrale Bank (ECB) over de financieel-economische situatie in Europa. Rond de tafel zitten de leden van de governing council: ECB-voorzitter Mario Draghi, zijn vijf directieleden plus de negentien gouverneurs van de nationale banken van de eurolanden. De gouverneur van de Nationale Bank van België, Jan Smets, is daar aanwezig, maar het is een andere landgenoot die de eerste viool speelt: Peter Praet, hoofdeconoom en na ‘Super Mario’ Draghi de tweede man van de ECB.
Vorig jaar werd Praet door het gezaghebbende weekblad The Economist genoemd bij de tien invloedrijkste economen ter wereld. Elk woord van de ECB-hoofdeconoom kan de financiële markten in rep en roer zetten, maar ook politieke schokgolven veroorzaken. Praet laat er zich niet door afremmen, hij is – nomen est omen – een vlotte prater. Iedereen roemt zijn grote denkkracht en scherpe economische inzichten. ‘Ik mag voor elke samenkomst ongeveer 45 minuten lang mijn visie geven op de financieel-economische situatie’, zegt Praet over zijn rol op de vergaderingen. ‘Ik stel dan de thema’s voor waarover de discussie kan gaan en trek daarna ook de conclusies. Maar eigenlijk is dat allemaal teamwork. Daarom zeg ik zonder valse bescheidenheid: ik heb weinig persoonlijke verdienste aan die vermelding in The Economist als een van de meest invloedrijke economen.’
De 25 leden van de governing council zijn nauwelijks bekend bij het grote publiek, ook de ECB als instelling haalt maar zelden de media. Woensdag 18 maart 2015 was een uitzondering. Toen werd het nagelnieuwe hoofdkantoor van de ECB in Frankfurt in gebruik genomen. Buiten protesteerden betogers luidruchtig tegen ‘de almacht’ van de ECB, die ‘alleen maar de belangen van de banken en financiële markten dient’ en verantwoordelijk is voor ‘het verarmingsbeleid in heel Europa’. Ze droegen spandoeken met leuzen als ‘ECB = monetair fascisme’. Er waren relletjes, auto’s werden in brand gestoken en honderden actievoerders gearresteerd.
Er zijn maar weinig instellingen in Europa die zo machtig en invloedrijk zijn als de ECB. Ze is verantwoordelijk voor de geldpolitiek van alle eurolanden. Alleen zij mag euro’s laten drukken en in omloop brengen. Wat zij beslist, raakt 340 miljoen mensen in hun portemonnee, ook al beseffen die dat nauwelijks. In Frankfurt wordt bepaald hoeveel uw spaargeld opbrengt en hoeveel rente u op een lening betaalt. Omdat de rente nu zo laag is, overwegen sommigen om hun geld risicovoller te beleggen in bijvoorbeeld aandelen – als u een spaarboekje heeft, hebt u vast ook al eens nagedacht over alternatieven. En omdat de interest op leningen zo laag is, kijken meer mensen bijvoorbeeld uit naar een (tweede) woonst. Zo stuurt de ECB het gedrag van een hele samenleving.
Dollars uitstrooien
De ECB werd op 1 juni 1998 opgericht, drieënhalf jaar voor de intrede van de euro. Ze heeft maar één opdracht: prijsstabiliteit verzekeren. Concreet moet ze ervoor zorgen dat de inflatie, of stijging van de levensduurte, op middellange termijn net onder de twee procent ligt. Dat zien de meeste economen als ideaal voor een gezonde economie. Bedraagt de inflatie meer, dan dreigt hyperinflatie, waarbij de prijzen zo snel stijgen dat spaargeld waardeloos wordt en mensen hun vertrouwen in de munt kwijtraken. Dat is nefast voor een economie. Ligt de inflatie lager, dan riskeren we deflatie, waarbij de prijzen zakken en de mensen hun aankopen uitstellen zodat de economie begint te sputteren. Ook dat is rampzalig.
‘Een inflatie dicht bij twee procent is ideaal voor een gezonde economie’, beaamt Praet, maar hij kan natuurlijk niet ontkennen dat de inflatie in de eurozone sinds 2013 een flink stuk onder die twee procent is gezakt. Afgelopen jaar eindigde ze dicht bij nul procent. Om de inflatie aan te jagen, kunnen de centrale banken de rente laten zakken, zodat sparen wordt ontmoedigd en consumeren en investeren worden aangemoedigd. Dat moet de prijzen doen stijgen. Als de lage rente te weinig zoden aan de dijk brengt, hebben de centrale banken nog een andere troef: ze kunnen de drukpers laten draaien, massa’s geld bijdrukken en in de economie pompen. Hoe meer geld er in omloop komt, hoe goedkoper het wordt. Dat moet aanzetten tot meer consumeren en investeren, zodat de prijzen stijgen en de inflatie toeneemt. In het Engelse financiële jargon wordt dat massaal bijdrukken van geld quantitative easing genoemd, kwantitatieve versoepeling, door financiële bollebozen kortweg omschreven als QE. Sommige economen noemen het doping: de economie wordt door de geldcreatie op een kunstmatige manier opgepookt, maar wat als de geldpers stopt? Zal de economie dan blijven draaien?
Het beleid van kwantitatieve versoepeling is de voorbije jaren op heel wat plaatsen toegepast. In Japan, dat al jaren kampt met deflatie, ging de centrale bank in 2013 over tot het bijdrukken van yens. Voorlopig zonder veel succes. In de VS begon de Amerikaanse centrale bank er in 2009 mee. Het zwengelde de Amerikaanse economie voldoende aan en vanaf 2014 werden er steeds minder nieuwe dollars in de Amerikaanse economie gepompt. Eind 2015 werd de rente voor het eerst in negen jaar verhoogd. Of het beëindigen van de kwantitatieve versoepeling in de VS zonder grote economische schokken zal verlopen, zullen we pas in de loop van 2016 kunnen zeggen.
Monetaire bazooka
In januari 2015 kondigde de ECB aan dat ze een beleid van kwantitatieve versoepeling zou gaan voeren: de rente staat onder nul procent en maandelijks pompt de Europese Centrale Bank 60 miljard verse euro’s in de economie. Praet bevestigt wat Draghi al eerder zei: ‘Zeker tot maart 2017 zullen we de drukpers laten draaien’ en de hoofdeconoom voegt daar nu aan toe ‘indien nodig nog langer’. In totaal zal zo minstens 1500 miljard euro in de Europese economie worden gepompt. Dit wordt vaak omschreven als een ‘monetaire bazooka’: de ECB pakt uit met grof geschut in de hoop dat ze zo de inflatie en de economie stimuleert.
Zal de monetaire versoepeling in Europa succes kennen zoals in de VS, of zal ze een slag in het water blijken zoals in Japan? Daarover zijn economen verdeeld. ‘Zet twee economen samen en je krijgt drie meningen’, hoor je vaak en dat geldt zeker over het ongewone beleid dat de ECB nu voert. Sommigen vinden dat de ECB te laat begonnen is met de kwantitatieve versoepeling. Andere menen dat het allemaal weinig zoden aan de dijk zal zetten, want inflatie is niet zo makkelijk aan te jagen. Nog anderen stellen dat het meer schade dan heil zal brengen, want het gevaar is reëel dat er zeepbellen zullen ontstaan: dat de vele miljarden die de ECB in de economie pompt de huizenprijzen of aandelenkoersen tot onrealistisch hoge niveaus zullen tillen, zodat een crash onvermijdelijk wordt.
Er zijn ook economen die stellen dat de ECB met haar beleid vooral de landen met hoge overheidsschulden wil helpen. Want dankzij de uiterst lage rente kunnen Italië, Spanje en ook België zeer goedkope leningen afsluiten om hun schulden af te betalen. Nadeel is wel dat zo de druk bij de regeringen van die landen wordt weggenomen om de nodige hervormingen door te voeren en hun schulden af te bouwen. Praet kan het niet voldoende benadrukken: ‘Wij doen onze job, de politici moeten ook hun job doen: de noodzakelijke hervormingen doorvoeren en de schulden afbouwen.’ Hoe dan ook, het zal nog jaren duren eer definitief geoordeeld kan worden hoe goed of slecht het huidige monetaire beleid van de ECB voor de economie is. ‘Time will tell’, zegt Praet, die benadrukt dat er geen plan B is. (zie ‘7 stoute vragen aan Peter Praet’)
Politieke onafhankelijkheid
Officieel moet de ECB dus maar voor één zaak zorgen: prijsstabiliteit. De werkelijkheid is anders. Sinds het uitbreken van de financiële crisis in 2008 is haar opdracht sterk uitgebreid. Praet omschrijft de situatie als ‘overstretched’, de ECB is overbelast. Zo moet de ECB nu ook 129 systeembanken in Europa controleren, ‘een enorme uitdaging’, aldus Praet. Een faillissement van een van die systeembanken zou het hele financiële systeem om zeep kunnen helpen, waarbij iedereen zijn spaarcenten zou kwijtspelen. Daarom worden in België onder meer Argenta, Axa, Bank Degroof, Belfius, Dexia en KBC door de ECB gecontroleerd. Dat de ECB die uiterst belangrijke taak moet uitvoeren, komt omdat andere instellingen faalden in hun opdracht: de nationale toezichthouders lieten in de aanloop naar de bankencrisis grote steken vallen en de Europese Banken Autoriteit verspeelde alle geloofwaardigheid nadat ze te veel naar politici had geluisterd bij het opstellen van stresstests, die moesten bepalen welke banken bij een nieuwe crisis gevaar zouden lopen.
De ECB moet ook bijspringen om Griekenland uit het financieel-economische moeras te trekken. Griekenland balanceert al een hele tijd op het randje van het faillissement en dreigde vele Europese banken en landen in zijn val mee te slepen. De Europese Unie en de eurozone stonden daardoor enkele jaren geleden zelfs op springen. Om dat te voorkomen, werd een reddingsplan uitgewerkt door de Europese Unie, de ECB en het IMF. ‘Dat staat niet in ons contract’, benadrukt Praet. ‘Geld lenen aan een land is niet de taak van een centrale bank, ook niet van de ECB. Omdat veel van de Europese instellingen niet goed functioneren en omdat het crisismanagement in de Europese Unie faalde, heeft de ECB moeten helpen bij de redding van Griekenland. Dat dreigde anders helemaal ten onder te gaan, met catastrofale gevolgen voor heel Europa.’
Praet zegt het met enig ongenoegen in zijn stem: ‘De ECB speelt vandaag een grotere rol dan ze bij de oprichting kreeg toebedeeld. Ik hoop dat Europa vlug optimaal functioneert, zodat we opnieuw onze rol als gewone centrale bank kunnen spelen.’ Als verantwoordelijke voor het geldbeleid in de eurozone was de ECB al uiterst belangrijk, met de controle op de systeembanken en haar rol in het oplossen van de Griekse crisis groeit haar immense verantwoordelijkheid alleen maar. Dat gaat gepaard met groeiende kritiek op het democratisch gehalte van de centrale bank: de ECB-technocraten nemen steeds meer cruciale beslissingen die bepalend zijn voor het leven van zoveel mensen en voor de richting die onze samenleving uitgaat, terwijl ze aan niemand verantwoording verschuldigd zijn, zo heet het.
Praet gaat die kritiek niet uit de weg: ‘De keuze van de directieleden is democratisch. De regeringen van de grote landen van de eurozone, zoals Duitsland en Frankrijk, komen elk met een naam, de kleinere landen voeren onderling competitie. Zo is Paul De Grauwe (London School of E conomics, KU Leuven) ooit voorgesteld om directeur te worden bij de ECB, maar hij haalde het niet. Zelf was ik ook al twee keer eerder voorgedragen, maar ik werd pas na de derde keer verkozen door de premiers van de nationale regeringen, na advies van het Europees Parlement en een publieke jurering. Ons contract geldt voor een periode van acht jaar en is niet hernieuwbaar. Alle belangrijke beslissingen bij de ECB worden genomen samen met de gouverneurs van de nationale banken, en we moeten ons geregeld verantwoorden voor het Europees Parlement. Het allerbelangrijke is onze politieke onafhankelijkheid, want het beleid van de ECB mag niet ten voordele van een of ander land zijn, maar moet ten dienste staan van de hele Europese bevolking.’
DOOR EWALD PIRONET EN MICHEL VANDERSMISSEN
‘In sommige landen bestaat het risico dat de vastgoedprijzen of beurzen te snel of kunstmatig stijgen.’