Radicaal, ambitieus en bijtend: de nieuwe Amerikaanse filmoogst, geproefd op het festival van Toronto.
De aanpak is zo zoetjesaan bekend: de hele zomer lang laat Hollywood hersenloos vertier los op de bioscoopganger, om hem dan in het najaar met het serieuzere (of tenminste serieus bedoelde) werk te bombarderen. Het 24ste Filmfestival van Toronto mocht de spits afbijten: het regende op de Canadese herfstmarathon Amerikaanse films die bol stonden van ambitie, risico’s niet uit de weg gingen, soms op hun bek vielen maar in vele gevallen ook ijzersterk drama voortbrachten. Plotseling betekende Hollywoodcinema iets meer dan 36 manieren om een auto aan flarden te rijden.
De meest radicale films waren nog altijd afkomstig van de indies, de onafhankelijke Amerikaanse cinema die al jaren de grote studio’s revitaliseert. Want na een hitfilm in het arthouse circuit wordt de cineast in kwestie bijna automatisch ingelijfd bij een grote studio. Het overkwam ook nu weer de Australiër Scott Hicks die na het bescheiden succes met Shine, voor Universal de prestigeroman Snow Falling on Cedars van David Guterson mocht verfilmen.
Deze potentiële Oscar-kandidaat is een met vele ingewikkelde flashbacks verlucht rechtbankdrama, tegen de historische (maar zelden in Hollywood behandelde) achtergrond van de internering en de beroving van de Japanse bevolking na de aanval op Pearl Harbor. Hoe hard Hicks ook zijn best doet om het allemaal zeer filmisch te maken (nadrukkelijke spelletjes met tijd en herinnering, overdreven sfeereffecten met sneeuw en regen), zijn film gaat gebukt onder het slaafse respect voor het literair origineel.
Angstvallige bewondering voor de geadapteerde roman schaadt ook The Cider House Rules, al valt het respect hier best te begrijpen: John Irving die zich bij alle vorige verfilmingen verraden voelde, schreef dit keer zelf het script voor deze film van de Zweed Lasse Halström. Het is het verhaal van een abortusdokter (Michael Caine) die in de vroege jaren veertig in een van een prentbriefkaart geplukt New England een weeshuis runt. Gewichtige thema’s bij de vleet: oorlogsverminking, kindersterfte, incest, kwesties van leven en dood. Tobey Maguire groeit op als de protégé van de dokter, maar moet zelf zijn eigen weg gaan voor hij in de voetsporen treedt van zijn adoptievader; hij trekt eropuit om de wijde wereld te zien en gaat met migranten appels plukken. De originialiteit van de film schuilt in de afwezigheid van zwartwittegenstellingen: de film toont de kleine kanten van grootmoedige lieden maar is ook niet blind voor de charme van ogenschijnlijk rechtschapen kerels die vreselijke geheimen verbergen.
Macguire speelt ook een van de hoofdrollen in Ride with the Devil, waarin de Taiwanees Ang Lee de Amerikaanse burgeroorlog bekijkt zonder de vooringenomenheid of gekwelde loyauteit die je bijna onvermijdelijk bij een Amerikaanse cineast krijgt. De hele film is een vaardig georkestreerde minisymfonie van contrasten: tussen het pastorale en het brutale, heroïsme en laaghartigheid, romantiek en verminking. Maguire is de boerenjongen van Duitse afkomst uit Missouri die met zijn pro-zuidelijke vrienden aan de grens van Kansas-Missouri een guerrilla-oorlog voert tegen yankeeregimenten. Deze historische avonturenfilm heeft soms de imposante allure van een epische western maar Lee graaft ook diep in de innerlijke conflicten van zijn verscheurde karakters. Zijn oorlogstaferelen zijn geen keurige militaire operaties maar lijken wel geplukt uit de journaalbeelden over ex-Joegoslavië: broedermoorden, slachtpartijen tussen buurmannen, bloedige hinderlagen, executies, folteringen en totaal onverwachte gewelduitbarstingen.
DE LEEGHEID ACHTER DE FAÇADE
Het festival dat in tien dagen tijd meer dan driehonderd lange films toont uit 52 landen, wordt hoe langer hoe meer door de Hollywoodstudio’s gebruikt als lanceerplatform voor nieuwe producties die een steuntje van de media of enige controverse best kunnen gebruiken. Norman Jewisons nieuwste film The Hurricane wordt pas eind van het jaar in de reguliere bioscoop gedropt (om op de valreep nog te kunnen deelnemen aan de Oscar-race); de Canadese regisseur gebruikte de work-in-progress festivalscreening om de reacties van het publiek te testen – en die waren overweldigend positief.
The Hurricane is het verhaal van een gerechtelijke dwaling, maar vooral ook van racisme. Jewison vertelt de echt gebeurde geschiedenis van de zwarte Rubin “Hurricane” Carter, over wiens lijdensweg Bob Dylan in de jaren zeventig al een beroemd geworden ballade schreef. Carter kreeg in zijn jeugd al met het gerecht te maken, ontsnapte uit de criminaliteit door een carrière te beginnen als bokser. Zijn wereld stortte in elkaar toen men hem een drievoudige roofmoord in de schoenen schoof. Hij bracht bijna twintig jaar in de gevangenis door voor een misdaad die hij niet had begaan. Vier jonge Canadezen die toevallig bij een uitverkoop Carters autobiografie op de kop getikt hadden, werden dermate geraakt door zijn verhaal dat ze voor een herziening van het proces ijverden, wat uiteindelijk tot Carters vrijlating en eerherstel leidde. Denzel Washington vertolkt Carter met hart en ziel. The Hurricane is een aangrijpend docudrama over de onoverwinnelijke menselijke spirit, in de beste traditie van het humane Hollywooddrama uit de jaren vijftig en zestig.
American Beauty lijkt op het eerste gezicht de zoveelste variatie op een bekend stramien: de onthulling van de macabere leegheid achter de gezellige façade van de Amerikaanse middenklasse in de suburbs (zie ook Blue Velvet en Happiness). Dit filmdebuut van toneelregisseur Sam Mendes heeft echter een unieke scherpe en schaamteloze toon die we echt niet gewoon zijn in een Amerikaanse grotepublieksfilm. De openingscène valt meteen met de deur in huis: Kevin Spacey ontwaakt, masturbeert onder de douche en noemt dit het hoogtepunt van zijn dag – ” It’s all downhill from here“. Spacey speelt een veertiger die alles beu is: zijn baan, zijn prestatiegerichte vrouw (Annette Bening), zijn sarcastische tienerdochter (Thora Birch). Het enige wat hem weer smaak in het leven geeft: zijn lustgevoelens voor een veertienjarige cheerleader. Zodra hij haar opmerkt is hij reddeloos verloren en is hij bereid alles op te geven om met haar naar bed te gaan.
MOEDERS EN HUN KINDEREN
Hoe ongewoon bijtend en geïnspireerd American Beauty wel is, blijkt meteen als we deze film vergelijken met een andere komedie, Mumford van Lawrence Kasdan. Het decor is hier een klein stadje waar iedereen elkaar kent en waar bij valavond op de veranda nogal wat wijsheden gedebiteerd worden. Loren Dean speelt een raadselachtig glimlachende psychiater die echt naar zijn excentrieke patiënten luistert. Dit kan niet anders dan een bedrieger zijn, en ja hoor, de titelheld is op de vlucht voor zijn verleden in deze fabel over de Amerikaanse mythe dat mensen, zo lang ze dat echt willen, altijd een nieuw leven kunnen beginnen.
Kasdan probeert een originele toon aan te slaan, maar uiteindelijk is Mumford niet meer dan de zoveelste holle feel good-komedie.
Wat de middle class lijden kan, was ook het refrein in twee uit het leven gegrepen kronieken over moeders en kind(eren).
Music of the Heart wordt aan de man gebracht als het diepmenselijke drama waarmee Wes Craven, schepper van de griezelcyclus Nightmare on Elm Street met zijn horrorverleden breekt. Maar als je ziet hoe nadrukkelijk Meryl Streep wordt toegetakeld om een bescheiden alleenstaande moeder te spelen, ben ik niet zo zeker. Er zijn voortdurend onflatteuze close-ups van Streep met krulspelden in het haar; Streep uitgedost in een groen geruite peignoir, perfect geassorteerd met het behang; Streep gestoken in een brutaal blauwe jurk versierd met exotische bloemen en kolibries. De vestimentaire karikatuur – typerend voor de half meelijwekkende manier waarmee duurbetaalde Hollywoodsterren naar de gewone vrouw kijken – is zo fascinerend dat je bijna geen oor meer hebt voor de muziek die zoals de titel al voorzichtig suggereert, recht uit het hart komt. Streep speelt namelijk een violoniste die kansarme schoolkinderen uit East Harlem tot virtuoze prestaties met de strijkstok brengt, wat bekroond wordt met een concert in Carnegie Hall. Voer voor melomanen dus, maar de klassieke stukjes worden toch overstemd door het acteerrecital van La Streep.
Ook in Anywhere But Here voeren moeder en dochter een acteerduel op. Rachel Portman wordt door haar grillige mom, Susan Sarandon, meegetroond van hun vervelend nest in Wisconsin naar een onzekere toekomst in Los Angeles. Het contrast tussen de bloednuchtere, overgevoelige dochter en de naïeve, impulsieve moeder die maar blijft hopen dat op een dag het geluk haar zal toejuichen, levert allerlei conflicten, ruzies en verzoeningen op. In het weinig stimulerende genre van gemakkelijk te verteren psychologische kost, is Anywhere But Here niet onaardig, maar we hebben het beslist allemaal al eerder en flamboyanter gezien, met Joan Crawford en Bette Davis bijvoorbeeld.
Er zijn leuke momenten, en twee scènes springen er uit: het telefoontje van Rachel Portman naar de uithuizige vader die naar haar niet omkijkt en de wijze waarop ze een verbouwereerde klaskameraad tot seks uitnodigt. Voor de rest is dit een verbeterde sitcom; van Wayne Wang ( Smoke, Blue in the Face) verwacht je toch een minder synthetisch product.
Zoals de recensent van het vakblad Variety terecht opmerkte is Black and White de eerste film van James Toback (vooral bekend als scenarist) die beter geregisseerd dan geschreven is. Maar het blijft een intrigerende verkenning van een nieuw cultureel verschijnsel in de Amerikaanse steden: blanke jongelui die zich alleen maar cool voelen als ze zwarten nadoen, waardoor interraciale seks niet langer uitdagend is maar de gewoonste zaak ter wereld.
Toback verkent in half geïmproviseerde, sierlijke Steadicam-observaties allerlei Newyorkse milieus (de wereld van zwarte rappers maar ook de upper middle class, gerecht, maffia, politie); de cast bestaat zowel uit echte rappers (Wu-Tang Clan) als uit acteurs (Robert Downey Jr.); zowel supermodel Claudia Schiffer als de omstreden bokser Mike Tyson zijn van de partij. De regisseur houdt zijn kaleidoscopische visie niet altijd in de hand, neemt soms te veel hooi op zijn vork maar wat hij te vertellen heeft over de radicale invloed van de hip-hopcultuur op blank Amerika is intens provocerend.
DE NATTE DROOM ALS NACHTMERRIE
Al die middle-classproblemen verdwijnen in het niet vergeleken met de overlevingsstrijd in arbeidersmilieus, bij de onderklasse of aan de zelfkant van de maatschappij, milieus die werden verkend in enkele spraakmakende onafhankelijke producties. Met op kop Boys don’t cry van Kimberly Peirce, een waar gebeurde tragedie van geslachtsonbehagen. Teena Marie Brandon is een meisje dat zich een jongen voelt, zich ook uitgeeft voor Brandon Teena en optrekt met een redneck-clan uit Nebraska, die uiteindelijk haar geheim ontdekt. Hilary Swank is verbazend authentiek en genuanceerd in haar vertolking van een zachtaardig meisje dat diep in het onwetende Amerikaanse heartland de fatale vergissing begaat om volgens haar seksuele natuur te leven en zich zelf overigens van geen provocatie bewust is. De ongedwongen stijl en sfeerschepping doen denken aan de vroege films van Gus van Sant, zoals Drugstore Cowboys (voor hij met andere woorden een draai van de Hollywoodmolen kreeg, getuige zijn remake van Psycho).
De jonge cineast Harmony Korine maakte met julien donkey-boy de eerste Amerikaanse bijdrage in het Dogma-systeem, uitgedokterd door de Deen Lars Von Trier. Wie het Dogma 95-manifest tekent onderwerpt zich aan allerlei geboden: geen kunstlicht, geen decors, geen special effects, geen extra muziek. Korine heeft die onzinnige regelgeving nog extra bemoeilijkt door ook het script overboord te gooien in zijn losgeslagen portret van een pijnlijke familie van sukkelaars. Wat overblijft is een potje van zero-filmtechniek (gedraaid in digitale video) en miserabilistische poses. Sommige levensverhalen zijn zo onwaarschijnlijk – vooral als ze tussen het groteske en het tragische zwalpen – dat ze alleen in documentaire vorm aannemelijk worden.
In Wadd: The Life and Times of John C. Holmes schetst Cass Paley het portret van de meest beruchte acteur uit de recente geschiedenis van de porno-industrie. Holmes, die vaag model stond voor het personage Marky Mark in Boogie Nights, dankt zijn reputatie vooral aan zijn omvangrijk lid (33 centimeter). We zien de koning van de hardcore als een op macht beluste sociopaat die zijn eigen legende geloofde en wiens carrière eindigde in moord, drugsverslaving en aids: de Amerikaanse natte droom als nachtmerrie.
Errol Morris is misschien wel de meest unieke en invloedrijke documentarist die dezer dagen in Amerika actief is; zelf verkiest hij de term non-fictiefilms voor zijn zeer persoonlijke documentaires. Met zijn zorgvuldige reconstructie van een gerechtelijke dwaling, The Thin Blue Line, slaagde hij er zelfs in om een terdoodverdoordeelde gevangene vrij te krijgen.
De eerste helft van zijn nieuwste documentair raadsel Mr. Death: The Rise and Fall of Fred A. Leuchter, Jr. is macaber grappig: het is het portret van een joviale, schijnbaar schuchtere ingenieur uit Massachusetts met een paradoxale missie: hij ontwerpt elektrische stoelen die terdoodveroordeelden op menswaardige manier uit de weg moeten ruimen. Hij maakte ook andere executiemethodes humaner (zoals de gaskamer) en werd in vele Amerikaanse staten de gewaardeerde technoloog van gestroomlijnde en efficiënte dodende machines. Ongeveer drie kwartier lang onderhoudt Leuchter ons over hoe zijn uitvindingen de executietechnieken verbeterd hebben en is hij de held uit zijn sinister vakgebied. Maar dan gooit Morris het roer om en krijgt Leuchters bijnaam Mr. Death een erg verontrustende ondertoon. Leuchter krijgt van de Canadese holocaustontkenner Ernst Zundel de opdracht een “wetenschappelijke” studie te maken van de gaskamer in Auschwitz en komt met belachelijke bewijzen aandraven dat de vergassing van joden een verzinsel is van de joods-zionistische lobby. De naiëve Leuchter wordt een graag geziene gastspreker op symposia van holocaustontkenners. Mr. Death wordt een tragische documentaire over een zielige bureaucraat die de ruimere implicaties van zijn amateuristisch werk niet beseft. Zoals altijd bij Morris wordt ook Mr. Death een tot nadenken stemmende bespiegeling over documentaire objectiviteit.
DRIEHOEKSVERHOUDINGEN
Twee cineasten probeerden – met wisselend succes – ouderwetse genreformules up-to-date te brengen.
Forever Mine is Paul Schraders eigentijdse versie van het overrijp romantisch misdaadmelodrama uit het Hollywood van de forties. De veelal somber gestemde Schrader vindt dat het zo stilaan welletjes is geweest met de deconstructivistische stijl die alles tussen ironische aanhalingtekens plaatst. Vandaar een onbeschroomd emotionele film in een resoluut irreëel kleurpalet over transcendente liefde, verraad en wraak. Joseph Fiennes is de strandjongen die in een roomtaartenhotel in Miami verliefd wordt op Gretchen Moll, pas getrouwd met de louche zakenman en taaie jongen Ray Liotta. Ze zetten hun liaison voort in New York en we volgen de driehoeksverhouding en moordcomplotten over een periode van veertien jaar. Schrader kent zijn klassiekers, maar beroofd van hun specifieke economische en maatschappelijke context, komen zijn passionele intriges in de stijl van de jaren veertig en vijftig potsierlijk en maniëristisch over.
De onafhankelijke guerrillafilmer Gregg Araki brengt het er beter van af met zijn postmoderne versie van de screwball comedy, een favoriet Hollywoodgenre uit de jaren dertig, met Preston Sturges en Howard Hawks als bescheiden grootmeesters.
Vergeleken met Araki’s spetterend nihilistische tienerangst-kronieken (de trilogie Totally F***ed Up, The Doom Generation, Nowhere) is Splendor schokkend optimistisch. In dit romantisch blijspel over een ménage-à-trois weet Veronica (Kathleen Robertson) niet te kiezen tussen een slimme serieuze kerel (Jonathon Schaech) en een blonde adonis (Matt Keeslar) en kruipt ze dan maar met beiden tegelijk onder de lakens. Araki ondermijnt zachtjes de conventionele moraal van het genre: zijn modelprotagonisten streven op een onconventionele manier naar conventioneel geluk.
Maar vooral hult hij ouderwetse filmsterglamour in een new wave-kleedje van het nieuwe millennium; de duizelingwekkend narcistische hoofdrolspelers zijn spectaculair aantrekkelijk, de snoepkleurtjes zijn om af te likken en de verwikkelingen zijn even gepolijst als gestileerd. Onbeschroomde vrolijkheid zonder subversieve bijbedoelingen, het mocht ook wel een keertje.
Patrick Duynslaegher