EN ELKE DAG WAS ER EEN KRANT

© PATRICK DURAND/CORBIS

Twintig jaar geleden barstte in Sarajevo de hel los. Tijdens een vredesbetoging openden Servische militairen het vuur op de demonstranten. 1425 dagen diende de stad onophoudelijk als schietschijf. Elke dag – op één na – was er een nieuwe Oslobodjenje, de enige krant die tijdens het beleg bleef verschijnen. Een gesprek met Kemal Kurspahic, toenmalig hoofdredacteur. ‘Mijn reporters hebben niet alles geschreven wat ze wisten.’

We schrijven 14 mei 1992. Sarajevo, op dat moment al ruim een maand onder beleg, heeft de hele dag zwaar artillerievuur te verduren. De Servische troepen ontketenen die dag een groot offensief. Niemand die zich in dergelijke omstandigheden op straat waagt. Oslobodjenje is geschreven en gedrukt, maar kan niet verspreid worden. Het is de enige dag van het beleg dat de stad geen krant ziet.

Oslobodjenje telt vaak slechts acht kleine pagina’s (waarvan minstens twee met overlijdensberichten), maar verschijnen doet ze. Ondanks de mortiergranaten en brandbommen die het redactiegebouw al na enkele maanden tot een ruïne hebben herschapen. Ondanks het voortdurende gevaar van de sluipschutters, die de ingang van het gebouw voortdurend in de gaten houden. Ondanks het constante gebrek aan inkt, papier en brandstof. ‘Op sommige dagen was er in de hele stad geen brood te krijgen’, vertelt toenmalig hoofdredacteur Kemal Kurspahic. ‘Maar een krant was er altijd. Aan dat sprankeltje zekerheid trokken veel mensen zich op.’

De krant was al voor de oorlog een monument. Dat was zelfs letterlijk zo: het gebouw waar de redactie huisde, was een van de modernste gebouwen van Sarajevo, een bolle glazen constructie van communistisch bombast, speciaal gebouwd voor de Olympische Winterspelen van 1984. Oslobodjenje (Servo-Kroatisch voor ‘bevrijding’) was in 1943 opgericht als verzetskrant. Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde ze zich tot een van de voornaamste kwaliteitskranten van Joegoslavië.

Eind 1988 voltrekt zich een stille revolutie bij het dagblad. Kurspahic, tot dan toe adjunct-hoofdredacteur, wordt de eerste verkozen hoofdredacteur van Joegoslavië. Daarmee verbreekt de Oslobodjenje-redactie de laatste machtszegel van het verschrompelende communistische apparaat. De controle van de communistische partij, die voorheen enkel getrouwen als hoofdredacteur aanstelde, valt weg. Kurspahic, die als correspondent vier jaar voor TheNew York Times had gewerkt, introduceert een stijl van kritische en onafhankelijke journalistiek. Hij neemt actief deel aan het maatschappelijke debat en geeft dissidenten de kans kritiek te spuien op het staatsapparaat. Zijn werk krijgt algauw in brede kringen erkenning: in 1989 wordt Oslobodjenje uitgeroepen tot de beste krant van Joegoslavië. Met een oplage van ongeveer 80.000 exemplaren is de krant op het toppunt van haar succes.

Nooit gedacht

Ondanks zijn maatschappelijk engagement komt de oorlog voor Kurspahic als een complete verrassing. ‘Ik was een van diegenen die niet geloofden dat er ooit oorlog zou komen’, zucht hij. ‘Ik geloofde het eigenlijk pas toen de eerste schoten vielen. Zelfs met al mijn zogenaamde expertise had ik het nooit voor mogelijk gehouden dat we elkaar zouden beginnen uit te moorden.’ Kurspahic, zelf een moslim uit een gemengd huwelijk, is opgegroeid in een traditie van openheid en tolerantie, en onderschat de impact van het nationalistische discours. ‘Pas na twee maanden van dagelijkse beschietingen zag ik ten volle de ernst van de situatie in. Toen hoorde ik de Servische generaal Ratko Mladic zijn artillerie het bevel geven om op de stadswijk Velisici te richten, “omdat daar niet te veel Serviërs wonen”. Op dat moment besefte ik pas dat ze bereid waren mensen van hun eigen volk te doden, zolang het er maar niet te veel waren.’

Op 5 april 1992 wordt het vuur aan de lont gestoken. In navolging van Slovenië, Kroatië en Macedonië, het jaar voordien, verklaart Bosnië-Herzegovina zich onafhankelijk. De bevolking van Sarajevo is ongerust: als gevolg van de Kroatische onafhankelijkheid zijn Kroatië en het door Servië gecontroleerde Joegoslavische Volksleger in een bloedige strijd verwikkeld. Voor het Bosnische parlement troept een mensenmassa samen. De demonstranten betogen voor vrede en een multi-etnisch Bosnië. Servische paramilitairen, die zich al maanden in de heuvels verschanst hebben, openen het vuur en doden twee vrouwen. Het is het begin van het beleg van Sarajevo. Gedurende 1425 dagen zullen Servische milities en het door Servië gecontroleerde Joegoslavisch Volksleger de stad bestoken.

Het geweld breidt uit. Drie dagen later verliest Oslobodjenje zijn eerste journalist. In het noordelijke Zvornik wordt Kjasif Smajlovic vermoord door Servische soldaten die die stad bezetten. ‘Ze vonden hem in het perscentrum terwijl hij zijn laatste stuk aan het schrijven was’, vertelt Kurspahic. ‘Die morgen had hij nog naar ons persbureau in Tuzla gebeld. Dat hij die dag over de val van Zvornik zou schrijven. En dat we misschien niets meer van hem zouden vernemen. Enkele dagen nadien belde zijn zoon me dat zijn vader vermoord was. De militairen hebben hem naar buiten gesleurd en in koelen bloede afgemaakt.’

Met dank aan Tito

Zijn dood legde de lat hoog voor de krant, erkent Kurspahic. ‘Smajlovic wist dat hij in gevaar was: hij had zijn familie met een vluchtelingencolonne meegestuurd, maar was zelf gebleven om zijn werk af te maken. Die toewijding werkte enorm inspirerend. Ik heb mijn journalisten nooit moeten motiveren. Ik had zelfs een wachtlijst van mensen die graag voor Oslobodjenje wilden werken.’ Tijdens een korte herdenking op de redactie maakt Kurspahic een belofte: ‘Zolang Sarajevo bestaat, zal deze krant elke dag verschijnen.’

Dat blijkt gemakkelijker gezegd dan gedaan. Haar multi-etnische profiel maakte de krant tot een geliefkoosd doelwit van de Servische granaten. Op 20 juni 1992 wordt het gebouw voor het eerst zwaar onder vuur genomen. ‘Het hele gebouw schreeuwde als een dier dat gefolterd werd. De bovenste verdiepingen stonden in lichterlaaie. Een brandweerman die het vuur probeerde te blussen, werd doodgeschoten. Er was toen nog elektriciteit, zodat de mensen het gebouw in het avondjournaal zagen branden. Iedereen dacht dat het met ons gedaan was.’

En toch kwam de krant ook die dag uit, met dank aan maarschalk Tito. ‘Ten tijde van Tito moesten gebouwen een atoomschuilkelder hebben’, verklaart Kurspahic. ‘We hebben alles wat we konden redden naar beneden gesleept. Het bombardement duurde tot zes uur ’s morgens. Om vijf over zes begonnen de persen te draaien. Toen de krant die dag uitkwam, zag ik mensen huilen. Het was een mirakel.’

De constante beschietingen dwingen de redactie tot reorganisatie. De atoomschuilkelder wordt ingericht als newsroom en slaapkamer. Omdat het te gevaarlijk is om elke dag naar het gebouw te komen, worden journalisten om de zeven dagen afgelost. Ook de verdeling van de kranten gebeurt door journalisten, die dagelijks hun leven in de kogelregens wagen. Met het geld van de talloze internationale onderscheidingen koopt Kurspahic diesel op de zwarte markt, om de generatoren van de drukpersen te voeden.

Tijdens het beleg zullen vijf Oslobodjenje-journalisten het leven laten. Ook Kurspahic raakt zwaargewond. In de gevreesde ‘Sniper Alley’ ramt hij aan 170 kilometer per uur een Bosnische politiewagen. ‘En daar zaten we plots, in een verhakkeld autowrak midden in de gevaarlijkste plek van Sarajevo. Mijn onderbeen was compleet verbrijzeld. Een legerbus die toevallig wat verderop stond, bracht mij naar het ziekenhuis. Daar hebben ze mijn been met een metalen plaat en zeventien schroeven bij elkaar gehouden. Er was geen elektriciteit om te opereren.’ Zijn verblijf in het hospitaal, waar hij een maand zou blijven, wordt een van de gruwelijkste ervaringen van zijn leven. Wanneer het gebouw zwaar gebombardeerd wordt en op zijn grondvesten davert, kan Kurspahic niet eens rechtstaan, laat staan vluchten.

‘Verraders’

Traditioneel verdedigde Oslobodjenje tolerantie en diversiteit. De redactie bestond zowel uit Bosniakken, Serviërs als Kroaten, de krant werd afwisselend in het Latijns en het Cyrillisch schrift gedrukt. Al is het met idealen in een oorlog vaak behelpen, geeft Kurspahic toe. Vooral de Bosnische Serviërs op de redactie komen in een moeilijk parket. Op de Bosnisch-Servische televisie worden ze steevast ‘verraders’ genoemd. ‘Enkele redacteurs van onze krant wier familie naar Servië gevlucht was, werden met naam genoemd’, herinnert Kurspahic zich. Veel etnische Serviërs verlaten de redactie, omdat ze voor hun veiligheid vrezen. ‘Later beweerden ze dan dat we hen hadden gedwongen om leugens te schrijven. Ik kan het hen niet kwalijk nemen. In Servië moesten ze wel afstand nemen van ons om zich weer te integreren.

‘Uiteraard hadden we geen volstrekte vrijheid om te schrijven wat we wilden’, geeft de voormalige hoofredacteur toe. ‘Over bepaalde excessen in Sarajevo kon je maar moeilijk schrijven. Er zijn heel wat inwoners die het beleg in hun eigen voordeel hebben gebruikt. Ze verrijkten zich op de zwarte markt en plunderden Servische appartementen. Slachtoffers durfden daarover niet te spreken, uit schrik voor represailles. Ik ga ervan uit dat mijn reporters niet alles hebben geschreven wat ze wisten.’

In 1994 verlaat Kurspahic Sarajevo voorgoed. Hij krijgt een beurs voor de Harvarduniversiteit en wordt opnieuw Amerika-correspondent. ‘Dat was een unieke opportuniteit’, verklaart hij. ‘Wij hadden op dat moment het gevoel dat de oplossing voor het beleg uit de VS zou komen, maar hadden sinds het begin van de oorlog uit geldgebrek geen Amerikaanse correspondent meer. Door die beurs hoefde ik niet betaald te worden, en kon ik gewoon voor de krant blijven werken. De redactieraad heeft unaniem ingestemd met mijn voorstel.’ Een vlucht was het niet, beklemtoont Kurspahic. ‘Ik was de jaren voordien al meermaals in het buitenland geweest, onder meer om fondsen te werven. Ik ben altijd teruggekomen. Mijn familie had ik allang in veiligheid gebracht. Het was gewoon tijd om te gaan.’

Bitterheid

Net als zo veel landgenoten heeft Kurspahic Joegoslavië ondertussen voorgoed verlaten. Sarajevo is niet langer het walhalla van tolerantie dat hij zo hartstochtelijk verdedigde. ‘Aan de buitenkant is het weer een mooie stad, maar er is veel veranderd’, zucht hij. ‘Veel inwoners van Sarajevo die opgroeiden in die traditie van diversiteit en tolerantie hebben de stad verlaten. Veel van de huidige inwoners komen van het platteland, uit gebieden waar gruwelijke etnische zuiveringen hebben plaatsgevonden. Er zijn meer moslims in verhouding tot vroeger, de mentaliteit is conservatiever. Er is veel bitterheid in de stad.

‘Nochtans heeft Bosnië maar één toekomst: het pad van de tolerantie. Ik berust erin dat duizenden moordenaars nooit voor de rechter zullen komen. We moeten met zijn allen naar het verleden durven te kijken. We moeten de gruwelijkheden aan beide kanten erkennen, met respect voor de slachtoffers. Er zijn nog steeds nationalistische politici die met cijfers goochelen en dodenaantallen vergelijken. Eigenlijk maakt het niet uit hoeveel slachtoffers er aan welke kant zijn gevallen. Slachtoffers moeten een naam krijgen.’

Ook Oslobodjenje is na de oorlog niet meer hetzelfde gebleven. Met een geschatte oplage van 20.000 exemplaren is het dagblad vandaag slechts een schim van de norm die het in 1989 voor heel Joegoslavië zette. ‘In Bosnië investeert niemand nog in kwaliteitsvolle journalistiek,’ zucht Kurspahic. ‘Heel wat media dragen een zware verantwoordelijkheid bij het uitbreken van de oorlog. Daaruit moeten we leren.’

DOOR JEROEN ZUALLAERT

‘Ik berust erin dat duizenden moordenaars van de Bosnische oorlog nooit voor de rechter zullen komen.’

Een atoomschuilkelder onder een platgebombardeerd gebouw doet dienst als newsroom. Een shift duurt zeven dagen, wegens buitengaan te gevaarlijk.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content