Vorige week donderdag werd in het Albertkanaal in Hasselt het lichaam gevonden van Steve Stevaert. De cafébaas die politicus werd en uitgroeide tot burgemeester en allemansvriend, stapte uit het leven, eenzaam en alleen.
Uitgerekend op de Grote Markt van Hasselt was ook uitgeverij Heideland gevestigd, het cultuurhuis dat de talloze herdrukken verzorgde van Ernest Claes’ donkerste roman: Daar is een Mens Verdronken. Met hoofdpersonage Dore Maesschalck verliep het zoals met Steve Stevaert. ‘Uit het feit dat men alleen zijn hoed en zijn wandelstok op de rand van de vaart terugvond, moet men niet onmiddellijk het ergste besluiten’, schreef Claes in 1950. Dat is opnieuw zo wanneer vijfenzestig jaar later Stevaerts fiets wordt teruggevonden, en daarna ook zijn jas. De aanwezigheid van een MUG aan de waterkant geeft de optimisten nog een sprankel hoop. Rukken die ziekenwagens van de Mobiele Urgentie Groep niet uit voor levensreddende operaties? Helaas.
De dag was begonnen met een splinterbom in het ochtendjournaal: de radiozenders namen het nieuws van De Tijd over dat Steve Stevaert zich voor de strafrechter zou moeten verantwoorden voor de verkrachting van een vrouw. Het bericht werd op alle zenders herhaald, op elke site gekopieerd en deed sociale media als Facebook en Twitter ontploffen. Nog voor de ochtend voorbij was, was de beschuldiging al een feit geworden.
Had Stevaert de berichten ook gehoord, toen hij tegen zijn echtgenote zei dat hij nog een afspraak had en op de fiets sprong? De journalisten die een paar uur later aan het kanaal samentroepten, noteerden van lokale voorbijgangers de bitterste commentaren. De stad- en streekgenoten oordeelden zonder erbarmen over de populairste burgemeester die Hasselt ooit heeft gehad, de vriend van het volk. Zijn lichaam was nog niet gevonden, maar politiek en zelfs maatschappelijk was Steve Stevaert diezelfde voormiddag al dood verklaard. Ook door de mensen die hem ooit hadden aanbeden, de kiezers die zo massaal op hem hadden gestemd.
Robert – pas later zou het Steve worden – Stevaert was al in zijn jonge jaren in Hasselt aanbeland. Als zoon van een beroepsmilitair was hij van zijn geboortedorp Rijkhoven naar Hasselt getrokken, in het Limburg van de late jaren zestig de enige stad met een beetje wereldse allure, om er les te volgen aan ‘de koksschool’. Hij werd uitbater van linkse cafés, en begon goed geld te verdienen. Haast vanzelf kwam hij onder de aandacht van Willy Claes, toen de absolute nummer één van de SP in Hasselt en Limburg. Hij werd gemeente- en provincieraadslid. En voor iemand er erg in had, realiseerde hij wat vriend noch vijand voor mogelijk had gehouden: beter doen dan Claes. Stevaert was toen pas veertig.
Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 1994 werd het fenomeen Steve geboren. In Hasselt verloor de scheidende CVP-PVV-coalitie van burgemeester Louis Roppe jr. zijn meerderheid. Stevaert smeedde een progressieve coalitie met Agalev, de eerste belangrijke rood-groene bestuursmeerderheid in Vlaanderen, en hij werd burgemeester.
Stevaert zei dat de kiezer hem een mandaat had gegeven ‘om alles anders en beter te doen’. Hij schafte het dienstbetoon af (terwijl hij de Hasselaren op zijn kantoor bleef ontvangen, zelfs met journalisten erbij) en voerde gratis bussen in voor de inwoners van Hasselt. In de grauwe crisisjaren van de regeringen-Dehaene leerde het land een burgemeester kennen met een apart accent, een vreemde woordenschat en een atypisch en zeer aanstekelijk politiek project. Hij liet de bevolking niet inleveren, hij investeerde. Waarin? In geluk, in ‘levenskwaliteit’ – al zou Stevaert een sociologisch begrip van meer dan vier lettergrepen zelden in de mond nemen.
Pikant detail: de Hasseltse SP ging tijdens die historische doorbraakverkiezing van 1994 wel licht achteruit: in 1988 (met Claes op kop) hadden de Hasseltse socialisten 15.737 stemmen gehaald (34,31 %), in 1994 (met Stevaert) waren er dat 15.695 (33,66 %). Maar omdat de almachtige CVP in elkaar klapte, kon Stevaert doen wat Claes nooit was gelukt: in de Limburgse hoofdstad een stadsbestuur leiden zonder katholieken of christendemocraten. Pas bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen, in 2000, haalde de rood-groene kartellijst 24.520 stemmen, of een absolute meerderheid van 51,44 procent. Maar toen was Stevaert al de bekendste politicus van Limburg, en vooral: de verteller van een nieuw politiek verhaal.
Middenstander
Niets is wat het lijkt. De socialist Steve Stevaert was een middenstander die zijn geloof in de vrije markt beleed en allerlei heffingen en belastingen verlaagde of afschafte: denk aan het kijk- en luistergeld. Maar net zo goed dweepte hij met Cuba en liet hij zich graag voorstaan op zijn banden met Castro en zijn persoonlijke vriendschap met de vroeg in ongenade gevallen Cubaanse minister van Buitenlandse Zaken Felipe Pérez Roque. Dat gedweep met Cuba werkte partijgenoten als Frank Vandenbroucke op de zenuwen. Diens beruchte Open Brief met kritiek op de partijlijn werd niet toevallig gepubliceerd tijdens een van Stevaerts bezoeken aan Cuba. Die moest halsoverkop naar België terugkeren.
Stevaert was een anti-intellectueel. Met de hulp van de nieuwe partijvoorzitter Patrick Janssens decimeerde hij de studiedienst. Hij had zijn leven lang de grootste moeite met de ‘zogezegde slimmerik’ Frank Vandenbroucke. Maar hij was wel een propagandist van gratis onderwijs. En hij dweepte met professoren die de socialistische ideologie op een nieuwe manier konden analyseren en invullen, zoals VUB-socioloog Mark Elchardus. Hij was vol bewondering en waardering voor ‘de prefesser’: ‘Vroeger sprak men van ‘de zuilen’, en wilden zelfs progressieven ze afschaffen. Elchardus heeft daar ‘het middenveld’ van gemaakt, en daar is elke sociaal geïnspireerde mens toch voor? Dat is toch geniaal?’
Als vrijzinnige was Stevaert lid van de vrijmetselaarsloge La Tolérance. Tegelijk was er geen socialist die meer met geloof bezig was dan hij. Stevaert schreef er zelfs een boek over, en hij ging prat op zijn vriendschap met de deken van Hasselt. Na zijn dood verstuurde de Antwerpse Sint-Egidiusgemeenschap een ontroerend persbericht.
Keer op keer brak Stevaert de macht van de CVP. Eerst in Hasselt, daarna in Brussel. Hij werd in Limburg bestendig afgevaardigde in de eerste deputatie zonder christendemocraten sinds 1830. In 1999 was Stevaert een van de architecten van de eerste paars-groene coalities, en in de Vlaamse regering van Patrick Dewael werd hij viceminister-president. Altijd en overal maakte hij coalities samen met de liberalen. En toch was hij de grootste belijder van het anti-Verhofstadtdiscours, en de eerste fan van vakbonden en ziekenfondsen. Hij was geen ‘links-liberaal’, zei hij altijd van zichzelf, maar een ‘liberale linkse’.
Stevaert bewonderde het model van ‘proximité’ van de Franstalige zusterpartij: de PS had het vermogen en het organisatietalent om veel dichter bij ‘de mensen’ te blijven dan de Vlaamse socialisten. En tegelijk was hij diep in zijn hart Vlaamsgezind, begreep hij veel van de eisen en de frustraties van de Vlaamse Beweging. Op de vraag welke federale bevoegdheden hij in de toekomst nog wilde splitsen, antwoordde hij: ‘Alles wat mogelijk is.’
‘Nog straffer dan ik’
Steve Stevaert had na zijn actieve carrière ook een onverholen bewondering voor Bart De Wever, want hij wist hoe uitzonderlijk het is om veel stemmen te halen: ‘Die is nog straffer dan ik. Die is écht ongewoon.’ Vandaar dat hij er alles voor deed om via Bert Anciaux een deel van de Volksunie binnen te halen. Een van de voornaamste redenen van de recente neergang van de SP.A, hield hij vol, was precies dat de partij als verkrampte reactie op de campagnes van eerst Yves Leterme en vervolgens Bart De Wever een anti-Vlaams discours was beginnen te volgen. ‘Dat kost ons ettelijke procenten.’
Steve Stevaert was de vriendelijkheid en de charme zelf, maar hij kon niet goed om met tegenspraak, laat staan tegenwerking. Hij diende critici niet met politieke argumenten van antwoord, maar noemde hen gewoon ‘zure’ mensen. Steve Stevaert belichaamde de partij. Dat bleek ook uit het wedervaren van de Teletubbies, een even volkse als kinderlijke naam voor het clubje dat toen de SP.A leidde: Steve Stevaert, Frank Vandenbroucke, Johan Vande Lanotte, Patrick Janssens. De eerste was de communicator, de laatste de organisator, en de twee anderen de doeners en beslissers in de federale regering. Maar wat zei Stevaert achteraf over dat kwartet? ‘Eigenlijk was er maar één Teletubbie, en dat was ich.’
Stevaert begreep het failliet van een sociaaldemocratie die bleef voortborduren op altijd hetzelfde patroon. Hij wilde af van het oude politieke verhaal en van de oude organisatiestructuren. Vandaar zijn hang naar kartels, naar samenwerking met andere progressieven, vandaar ook zijn plan om in 2005 de hele partij om te vormen tot een open beweging: ‘Pro’ (‘Wie zou daar eigenlijk tegen kunnen zijn?’). Want dat was volgens hem de steen der wijzen, de sleutel tot succes: een linkse, progressieve beweging die zich vooral positief zou opstellen. Er was al een Pro-logo ontworpen, en waren Pro-notaboekjes en Pro-balpennen gemaakt. Maar toen Stevaert de partij verliet om gouverneur te worden, heeft zijn opvolger Vande Lanotte dat hele idee van verruiming en verbreding laten varen. Het moet gezegd: sindsdien is de SP.A continu blijven krimpen.
‘Schijnheilig Paterke’
Steve Stevaert was in zijn tijd de groenste socialist van Vlaanderen, maar later was er geen SP.A’er die meer gehaat werd door de groene partijtop dan hij. Paul Goossens lanceerde het begrip in De Standaard, Agalev nam het over op het partijcongres: ‘Het schijnheilig Paterke van Hasselt’. De afwijzing van een structurele rood-groene samenwerking beschouwde Stevaert als zijn grootste mislukking. Het luidde ook het einde in van zijn politieke project. Plots was er één groot obstakel voor verdere progressieve samenwerking, en dat was Steve Stevaert. Hij trok er zijn conclusies uit, na amper twee jaar partijvoorzitterschap. Nooit eerder gaf een socialistisch partijvoorzitter er zo snel de brui aan.
Op het ogenblik van zijn afscheid had hij al de verkiezingen van 2004 verloren, een koude douche zo kort na zijn grote overwinning van 2003. Vanaf dat ogenblik zocht hij naar een uitweg: dat zou – kortstondig – het gouverneurschap van Limburg zijn.
Aan het hoofd van de partij werd hij opgevolgd door Johan Vande Lanotte. Onder het motto ‘wat goed is voor de ene, is het daarom niet voor een ander’, gooide Vande Lanotte het roer volledig om. Niet alleen de stijl, of de gewoonte van de voorzitter om tot tweemaal per dag uiteten te gaan met politici, vrienden, journalisten, zakenrelaties en andere contacten. Vande Lanotte maakte ook komaf met het project dat Stevaert zo populair had gemaakt: het gratis-verhaal. De gratis bussen van Hasselt waren de leidraad geworden voor het socialistische beleid in de eerste paarse jaren. Zelfs Frank Vandenbroucke ging een heel eind mee in dat verhaal: ‘Gratis tandverzorging voor arme kinderen: daar ben ik voor.’ Ook de maximumfactuur in het onderwijs of de gezondheidszorg waren elementen om de kostprijs zo laag mogelijk te houden. Maar Vandenbrouckes eigen partijgenoten maakten van gratis een karikatuur: ze kwamen met voorstellen voor gratis buurtbarbecues, gratis filters tegen betaallijnen, gratis veger en blik (tegen zwerfvuil), gratis Rimpelrock, gratis pil, gratis huisvuilzakken voor armen en gratis nicotinepleisters. Wat was begonnen als een ernstig links verhaal van herverdeling, was verworden tot antipropaganda voor de eigen partij. Gratis reclame om vooral voor een ander te stemmen.
De echte neergang van Stevaert volgde pas toen hij de politiek definitief verliet. Dat gebeurde op die merkwaardige verkiezingszondag van 7 juni 2009. Meteen na het afsluiten van de stembussen liet Stevaert aan de media weten dat hij opstapteals gouverneur. Ook dat mandaat had hij amper een paar jaar volgehouden. Bij de SP.A deed men nog alsof men hem in zijn nieuwe loopbaan het beste wenste – hij had dat afscheid immers doorgepraat of op zijn minst gemeld aan voorzitter Caroline Gennez – maar overal elders waren de reacties bijzonder negatief. Het Belang Van Limburg kopte de volgende dag: ‘Stevaert laat Limburg in de steek. ‘
Ook het verkiezingsresultaat leerde dat de era-Stevaert definitief voorbij was. De SP.A haalde nog 15,3 procent van de stemmen, en zelfs met de 6,8 procent van Groen erbij, kwam progressief Vlaanderen niet meer aan het resultaat dat het kartel SP.A-Spirit in 2003 had gehaald.
Nevenactiviteiten
Steve Stevaert probeerde een nieuw leven op te bouwen. Hij genoot van zijn voorzitterschap van de culinaire gids Gault & Millau en hij verzamelde een aantal bestuursmandaten, zoals bij verzekeraar Ethias en bij het openbaar nutsbedrijf Intermixt. Hij trad ook op als adviseur voor een aantal organisaties en bedrijven. Hij realiseerde zich wellicht niet altijd even goed hoezeer hij daarmee ook in eigen kring kwaad bloed zette. En juist omdat hij verkoos om niet meer in de schijnwerpers te komen, hing er rond zijn optreden vaak iets heimelijks.
Dat voedde de mythevorming. Het beeld begon te overheersen van een ritselaar die her en der rekeningen vereffende, altijd in het eigen voordeel. Zo wordt hem aangewreven dat hij in 2009 betrokken was bij het opzijzetten van Frank Vandenbroucke. Ook de bankencrisis in 2008 en 2009 deed hem geen deugd: als bekende bestuurder van Ethias deelde hij in de klappen toen bleek dat de verzekeraar in slechte papieren zat. Sindsdien is ‘Ethias’ een scheldwoord om Vlaamse socialisten te schaden. Of het nu tegenvallende cijfers waren van De Lijn, subsidies aan Pukkelpop, de benoeming van een oud-hoofdredacteur van Het Belang van Limburg aan het hoofd van de VRT-nieuwsdienst, of Vlaams minister Ingrid Lieten die in het oog van de storm kwam omdat ze ambitieuze plannen had om in Limburg initiatieven te steunen rond groene technologie: altijd en overal werd de schaduw van Steve Stevaert ontwaard.
Daarbij kwamen ook nog problemen in zijn privéleven. Stevaert diende een klacht in bij het Brusselse gerecht tegen een Marokkaanse vrouw wegens afpersing. Prompt kwam die klacht in het nieuws. Toen die vete ontaardde in een juridisch gevecht met klacht en tegenklacht, was een bepaald deel van de publieke opinie niet te houden. Er werd met veel ijver en een sardonisch genoegen een beeld opgehangen van een verloren gelopen socialist, ‘van cafébaas tot bordeelloper’, en nog vulgairder. Het was uiteindelijk een ongenadige highway to hell, zoals vorige week plots bleek.
Ook dat was een van die dubbelzinnigheden in zijn leven. In Hasselt kenden zijn Limburgse vrienden hem vooral als de immer vriendelijke Steve, beleefd en zelfs bedeesd in de omgang met vrouwen. In Brussel was bekend dat hij vrijpostiger durfde te zijn.
Na de dood van Steve Stevaert was er massaal medeleven en veel oprecht verdriet, maar er waren ook andere reacties. De dag van zijn overlijden zette de website van Het Belang van Limburg als titel boven zijn levensbeschrijving: ‘Steve Stevaert, de politicus met een cafémentaliteit.’ Wat daarmee ook werd bedoeld, een compliment was het niet. Op Twitter en Facebook waren de commentaren nog harder.
‘Wij hebben slechts een zeer zwak vermoeden van het eindpunt waarheen de dingen die met ons gebeuren ons zullen drijven’, schreef Ernest Claes in Daar is een mens verdronken: ‘De problemen die wij ons stellen, of die voor ons oprijzen, krijgen vaak een andere oplossing dan die welke wij hadden verwacht.’ Woensdagmiddag tafelde Steve Stevaert nog met zijn vriend Noël Slangen, nog geen 24 uur later maakte hij een einde aan zijn leven. Paars is weer de kleur van de rouw.
DOOR WALTER PAULI
Steve Stevaert kon doen wat Willy Claes nooit gelukt was: in Hasselt een stadsbestuur leiden zonder christendemocraten.
Hij had een onverholen bewondering voor Bart De Wever, want hij wist hoe uitzonderlijk het was om veel stemmen te halen.
Juist omdat hij verkoos om niet – nooit – meer in de schijnwerpers te komen, hing er rond zijn optreden vaak iets heimelijks.
In Hasselt kenden zijn vrienden hem als de immer vriendelijke Steve, beleefd en zelfs bedeesd in de omgang met vrouwen. In Brussel was bekend dat hij vrijpostiger durfde te zijn.